zinloos

uitgelicht

(Canon EOS 5D, EF 16-35mm f/2.8 L II USM @16mm, f/2.8, 1/8000s, 1250 ASA)

“En u bent?”, vraagt de als vrouw verklede vlinder mij bij het betreden van de gemeenteraadszaal. Ik kijk haar verbaasd aan, alsof het uitmaakt wie ik ben.

“U bent fotograaf voor welke publicatie?”, dringt ze aan, de handen vol pamfletten en persmappen.

“Gentblogt”, antwoord ik vriendelijk.

Ze plooit zich minzaam dichterbij, om aan te geven dat ze mij niet heeft begrepen. Nog iets verder en de stapel persmateriaal valt op de grond.

“Gent… blogt”, prononceer ik traag en nadrukkelijk. Het gebeurt wel meer dat mensen niet met ons vertrouwd zijn.

Ze knikt en zet een stap naar achter als om mij door te laten. Als ik aanstalten maak om mijn (officiële) persmap (van het stadsbestuur) af te halen, roept ze mij alsnog achterna: “Zal ik u toch een folder geven? En een persmap misschien? Of doet uw collega dat?”

Ik kijk haar even vragend aan, en zoek vervolgens bevestiging bij de voor mij geheel onzichtbare collega die ik vandaag blijkbaar heb meegebracht.

“Ah!” Daar verschijnt opnieuw die minzame glimlach. “U doet alles zélf.”

Lees meer over het wedervaren van uw reporter op de wekelijkse persconferentie van het Gentse stadsbestuur bij Het Project: Uitgelicht: zinloos

goed

Wilt ge weten dat ik vanochtend al was vergeten wat ik gisterenochtend had gedaan?

“Hoe ge weet het niet meer”, ondervroeg ik mijzelf. “Ge hebt toch weer geen ganse voormiddag doelloos zitten surfen? Of naar tv liggen kijken? Of boeken gelezen?”

“Natuurlijk niet,” kwam het sussende antwoord, “ik ben toch helemaal niet ziek meer.” En toen ik het ontbijt had gemaakt wist ik het weer: “ik heb Skype geïnstalleerd. Voor als we in Seattle zijn.”

En ik heb ontdekt dat ik met Henri naar de tandarts moest. Op tijd ontdekt dat ik met Henri naar de tandarts moest. Ik heb daarna wel een paar keer naar zijn school moeten bellen om te regelen dat ik hem op de middag kon afhalen –’s voormiddags zaten ze met de klas in het park. Het was schoon weer, en de juffrouw had gezegd dat ze zich dan maar warm moesten kleden, en botten aandoen, en dat als het niet regende dat ze dan naar het park zouden gaan. Waardoor hij zijn toets godsdienst in de namiddag heeft gemist. En geen huiswerk heeft meegekregen.

En dan heb ik, nog brood gebakken –ik moet tegenwoordige elke andere dag brood bakken. We eten gemiddeld een brood per dag –de overschot gaat in een doos, en daar maak ik in het weekend broodpudding van. Een klein brood, van zo’n vijf-zeshonderd gram, schat ik, maar toch: een gans brood met ons gedrieën. Het tweede brood, dat er een dag heeft gelegen, vind ik meestal wat slapjes geworden, maar ik heb daar nu een trucje voor gevonden. ’s Ochtends gaat het brood vijf minuten de (niet voorverwarmde) oven in, die op 250°C wordt ingesteld. Na die vijf minuten heeft dat brood opnieuw een knapperige korst zoals het hoort.

En ik heb inkopen gedaan in de Delhaize. Voornamelijk melk, want dat vliegt er hier door, met zo’n opgroeiende slungel. Henri drinkt geen frisdrank overigens. Enkel melk, of water, of (vers) fruitsap. Soms ook wel eens chocomelk. En het is niet dat hij geen frisdrank zou krijgen, hij vindt het gewoon niet lekker. Houden zo, jongen!

En dan was er muziekles.

En dan waren er oliebollen, die we samen met Opatuur hebben opgegeten.

En dan was er vergadering van Het Project, en eigenlijk had ik daar nog wel wat willen blijven plakken, maar ik was te moe, en mijn ziekte liep aan het einde, en ik had geen zin om te hervallen, dus ben ik maar braafjes naar huis gegaan. Ik moet mij overigens flink hebben gedragen, gisteren, want hoewel de regen bij bakjes uit de lucht viel heb ik niet eens lang op een tram moeten wachten –terwijl er rond dat uur gemakkelijk een half uur tussen twee trams kan zitten.

Het was een goede dag eigenlijk, nu ik er zo aan terugdenk.

u rijdt 10

Morgen zal ik het mij zeker beklagen, maar vandaag heb ik er van genoten. De drang naar endorfines was te groot, de voorraad chocolade te klein, dus ben ik vandaag –ondanks de stevige verkoudheid met hardnekkige keelpijn– toch gaan lopen. Heel erg op het gemak, met een hartslag die nooit boven de 155 bpm is uit gekomen. En dat was niet makkelijk met zo’n tegenwind.

Het bad achteraf deed verschrikkelijk deugd, de twee grote glazen water ook.

“U rijdt 10”, beweerde het snelheidsmetende bord in grote led-cijfers toen ik het bij de aanvang van mij route passeerde. Niet erg, want ik mag er immers dertig, daar onder de brug aan de Eedverbondkaai. En bovendien rijd ik niet, maar loop ik. Wat is eigenlijkheid het snelheidsrecord voor de mens? Kan een normaal mens wel dertig halen? (Jawel, zegt Wikipedia: In een sprint worden soms snelheden van 50 km/h gemeten. Al kan men zich afvragen of een sprinter wel een normaal mens is natuurlijk.)

dagje brussel

Wij waren terug thuis, ergens rond 14u30 of zo, deze keer.

Ze gaan ons niet liggen hebben, dachten wij vanochtend, toen we onze treintickets kochten. We gaan gewoon voor eerste klasse. Groot was onze verbazing toen het perron nogal… leeg bleek toen we bovenaan de trappen bij spoor acht stonden. Twee minuten hebben we er gestaan, en toen dook Huug opnieuw op, en opnieuw hebben we onze reis gescheiden (van Huug dan) moeten verder zetten. Dju toch.

“Wij zijn wel met twee”, beet de man in eerste klasse mij toe, toen ik in de zetel tegenover hem plaats nam. Ik keek hem verbaasd aan: er waren immers vier zetels vrij.

“Dat treft,” haalde ik mijn beste glimlach boven, “wij ook.”

Rond half tien had ik Tessa tot bij de ambassade gebracht, en trok ik terug richting centrum. De Zavel had ik wel al gehad, en ik slenterde de Prinsengalerij binnen. Librairie Tropismes is maandag in de voormiddag gesloten, maar ik herinnerde mij Brüsel, van die keer dat ik er in de buurt een tentoonstelling van Hans ging bezoeken. Dat was ergens in de buurt van de Beurs, en dat kon toch niet zo ver zijn. Ik ben helemaal niet vertrouwd met Brussel, moet u weten. De Beurs ligt dichter bij waar ik mij bevond, dan het Centraal Station waar ik net vandaan kwam.

“Op een dag stond ik op,” had de man vanochtend tegen die andere man naast hem verteld, “en alles was weg. De helft van mijn appartement was leeg, alles had ze meegenomen. En dan kunt ge wil zeggen: ‘ander en beter’, maar we waren 34 jaar samen, ik ben 52, en dat gebeurt gewoon niet meer. Maar ik mag wel elke dag alleen gaan slapen en alleen opstaan, en elk ontbijt alleen over hetzelfde troebele brouwsel dat voor koffie moet doorgaan met mijn gazet hangen.”

Brüsel opent echter pas om 10u30, maar bijna vlak daarnaast ligt El Metteko, waar er een overvloed aan plaats is, en niemand op je vingers zitten te kijken (toch niet op dat uur). Een koffie en veertig bladzijden verder was Brüsel geopend, en ik vrees dat ik de Gentse middenstand even ontrouw ben geweest.

Ondertussen was het kwart na elf geworden, en hey: Tessa zal wel stilletjes aan haar visum hebben zeker? Snel terug naar het station, maar een koffie en een cola light later, hadden mij nog niet dichter bij Tessa gebracht. Bellen was geen optie, in de ambassade moet de GSM af. Stel u voor dat ge… dat ge… erm, ja, stel u voor dat ge… Enfin, zeg eens, wat kunt ge eigenlijk verkeerd doen met een GSM in zo’n ambassade? Dik drie uur later zag ik mijn geliefde pas terug, zonder zichtbare letsels, maar nog steeds ziek, en een beetje lastig van het lange wachten.

“Weet ge wat, heb ik hem toen gezegd,” ging de man door, nog steeds tegen die andere man naast hem, “als het u niet aan staat, dan ontslaat ge mij maar hé.” Hij zuchtte diep. “Ik was ervan overtuigd dat hij dat nooit ging doen. Tsja, anders zegt ge zo geen dingen natuurlijk, en ik betekende toen veel voor dat bedrijf, mon ami“, knikte hij, zijn wijsvinger schuddend in de lucht geheven.

Gent-Brussel-Gent

De dag begon met vers en zélfgebakken rozijnenbrood, versgemalen koffie, en vers geperste sinaasappelen. Alleen de melk kwam niet vers van de koe, maar ik neem aan dat u het sleutelwoord uit de eerste zin wel met enige verlekkering hebt opgemerkt. Het begin eindigde ermee dat we Henri aan de schoolpoort afzetten, en totdaar was er eigenlijk bitter weining verschil te merken met een andere doordeweekse dag. (Behalve dan dat het soort brood kan variëren, en dat we zelden sámen Henri naar school brengen.)

Daarna ging het richting Sint-Pietersstation, waar zelfs de ticketautomaten ons vriendelijk toelachten, we bijna op de trein richting Brugge-Oostende zaten (ik had Oostende-Brussel gelezen), en de eerstvolgende (8u38) richting Brussel aan ons lieten voorbijgaan, wegens te vol. Jammer, want op dat perron trof ik niet alleen Wouterge zoudt geld geven om hem nog eens te zien” T. aan, maar tevens ons aller Huugje. De volgende waren we dan wel verplicht om te nemen (8u58), als was het daar niet echt veel beter qua bevolkingsdichtheid.

Voor de Regentstraat moet je gewoon het Centraal Station uit, het Park van Brussel door, en nog één straatje verder. Aan het kruispunt aldaar, een weinig naar links, is de Amerikaanse ambassade gevestigd waar Tessa haar visum mocht aanvragen. Zo’n visum krijgt ge niet zomaar: ge moet eerst bellen naar de ambassade voor een afspraak (dat kost u 15 euro), een aantal formulieren invullen, vingerafdrukken laten maken, DNA-stalen afstaan, alsook de code van uw bankkaart. Enfin, die laatste drie dat klopt niet, maar die vingerafdrukken, die moet ge toch in de luchthaven geven, en Tessa moest met haar vingers over een doekje wrijven om er zeker van te zijn dat er geen springstofresidu te detecteren viel —I kid you not.

Zelf mocht ik niet binnen natuurlijk. “Alleen de persoon die een afspraak heeft, meneer”, werd mij vriendelijk maar beslist duidelijk gemaakt. “Als ik u een raad mag geven, meneer, zou ik ergens een paar koffies gaan drinken of zo, want de procedure kan toch gemakkelijk meer dan een uur duren”, wist de man mij nog te vertellen. Juist.

Amper had ik mij evenwel in Au grain de sable aan de Zavel neergevlijd, of daar belde mijn geliefde al, om mij van enigte problemen op de hoogte te brengen. Om een lang verhaal kort te maken, ze dient een andere foto mee te brengen, een recent rekeninguittreksel om onze solvabiliteit te bewijzen (“niet moeilijk met die f-cking zwakke dollar, losers“, had ik mij in Tessa’s plaats waarschijnlijk niet kunnen inhouden), en moet nog een ander formulier invullen ook –dat was men vergeten te vermelden aan de telefoon. Maandag mogen we terug. “Die foto mag niet digitaal zijn”, waarschuwde de juffrouw haar nog, en dan vraag ik mij in ’s hemelsnaam af hoe ze dat zullen nagaan. Niet digitaal, wil dat zeggen dat hij niet met een digitale camera mag gemaakt worden? Of dat hij niet digitaal mag geprint worden? En moeten we dan het negatiefje ter bewijs meebrengen?

Ach geen nood, ik wipte ondertussen bij Pierre Marcolini binnen –ik was toch op de Zavel– en kwam opnieuw buiten met confituur van wilde bosaardbeitjes, een tablet pure chocolade, gevanilleerde citronettes (i.p.v. orangettes), mandarijntjes gewikkeld in pure chocolade, en een pakje paaseitjes die 70 € per kilo kostten (wat neer komt op 20 frank voor een eitje zo groot als een halve duim).

Het nuttig aan het aangename paren heet dat –maar maandag staan we er terug. Verdomde nazi’s. Oeps.

BNRF Indoor

BNRF Indoor

(Canon EOS 5D, EF 16-35mm f/2.8 L II USM @16mm, f/2.8, 1/60s, 1000 ASA)

Vanavond gaan we voor het tweede (en laatste) deel van de wintereditie van heb Blue Note Records Festival (BNRF Indoor). Er was niet zo verschrikkelijk veel volk voor de eerste twee delen van de eerste avond, hoewel Gianluca Petrella’s Indigo 4 een vakkundig, enthousiast en zeer goed ontvangen concert heeft neer gezet. En ik zelf graa geluisterd heb naar Bart Maris, Paul Van Gysegem en Paula Bartolletti. Hoofdact Cecil Taylor was verrassend toegankelijk op solo piano, en kon overduidelijk rekenen op de geestdrif van een aantal die hard fans en bewonderaars.

En ik ben verschrikkelijk benieuwd naar wat CiCliC gaat doen, vanavond.

dead(line)

I love deadlines. I like the whooshing sound they make as they fly by.
Douglas Adams (11/03/1952 – 11/05/2001)

Het is vandaag 29 februari, en hebt u hier al gekeken? Inderdaad: geen sikkepit veranderd. Ik heb gewoon geen tijd. Ik ben er wel degelijk mee bezig, heb visies en andere ideeën, maar ik ben te oud geworden om iets wereldkondig te maken dat niet is zoals het hoort. Er is een forum, waarvoor ik nog geen tijd heb gevonden om zelfs maar introductieteksten te schrijven; er zijn denkpistes, waarvoor ik nog geen tijd heb gevonden om ze presentabel te ordenen zodat meerdere mensen erover kunnen brainstormen; en er zijn al een handvol mensen gevonden die zich erachter willen zetten.

Maar weet u wat? Gent en al die andere 9xxx postnummersteden en -gemeenten zullen nog wel een hele tijd blijven bestaan. En fotografie ook al. En niemands leven staat er stil van als die negenduizend er (nog steeds) niet is. Het komt er wel. Maar als het er staat zal het er deftig staan, en niet als een van mijn zoveelste inderhaast erbij gesleurde hobbyprojecten.

Maak ondertussen nog wat foto’s, of lees nog eens een boek. U hebt The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy toch al gelezen?

gij wil mij gewoon in u bedde parkeren (*)

Helemaal gepakt en gezakt stond ik, niet alleen de Canon (+ twee lenzen) en de Hasselblad (+ twee lenzen) en mijn statief, ik had bovendien zelfs aan filmpjes gedacht deze keer. Op de tijd dat ik mijn fototassen had gevuld en ze naar beneden had gedragen, een kwartier voor ik naar mijn afspraak zou vertrekken, was iemand erin geslaagd zijn wagen voor onze poort te plaatsen.

Mijn afspraak was in Antwerpen, een heuse fotoshoot met een niet meteen onbekende jazzmuzikant, waarvoor we zo’n twee uur hadden uit getrokken. Een uur voor een shoot, en dan een uurtje tijdens de soundcheck voor actiefoto’s.

De warmte straalde me van de motorkap van de wagen tegemoet, nog voor ik mijn hand erop legde, en mijn eerste impuls was dan ook op het hotel wat verder in de straat af te stappen. Ze zijn daar overigens veel klantvriendelijker –of moet ik zeggen: buurtvriendelijker– geworden. Meer dan eens wandelt de receptionist mee tot aan de poort om de wagen persoonlijk te monsteren, en ze hebben er ook een compositiefoto van een aantal garagepoorten in de straat om de mensen –voornamelijk Nederlanders, maar dat zijn ook mensen, heb ik mij laten vertellen– voor de neus te houden wanneer die vol overtuiging ontkennen dat ze hun wagen voor een poort hebben geparkeerd –wat ze dan vanzelfsprekend tóch hebben gedaan.

Kevin C. –hij had zo’n opspeldkaartje met een logo van Bekaert in zijn wagen laten liggen– bevond zich evenwel niet in het hotel.

“101, dringende politiehulp, hoe kan ik u helpen?” Een takelwagen zou helaas nog wel even op zich laten wachten (los van de minimale tijd dat zoiets vraagt, heeft de politie ook nog wel echt belangrijke dingen te doen), dus ben ik even het homokot in gelopen.

Het homokot is een sauna rechtover het hotel. Ik bedoel die omschrijving helemaal niet negatief overigens. De sauna staat in alle relevante gaypublicaties als hoogwaardig omschreven, zo blijkt aan een bericht aan de balie, en gezien ik mij niet geroepen voel om dat empirisch na te gaan, wil ik ze best op hun woord geloven. Ik heb nog nooit een voet in een sauna gezet, dus ik beschik niet meteen over vergelijkingsmateriaal.

Om de sauna binnen te gaan, stapt men een entree binnen, alwaar men kan kiezen tussen drie deuren. Ze zijn alle gesloten, maar één van die deuren heeft een bel. De wachttijd is uiterst beperkt, want ik had amper aangebeld of een elektronische zoemer klikte mij binnen. Een nieuwe wachtplaats, met een volgende gesloten deur en een loket met een geperforeerde triplex plaat waarachter zich een goed voorziene jongeman in ondergoed bevond. Heel proper allemaal, met stapels witte handdoeken en wel vier verschillende soorten condooms in de aanbieding. Van achter een met een zwaar gordijn afgesloten doorgang, die ik door de triplex plaat kon zien, klonk opzwepende muziek.

Moeizaam legde ik de jongeman mijn probleem voor. Na vier keer uitleggen, waarbij hij zijn oor olijk door de gaten in het plexiglas trachtte te wurmen, volgde een vriendelijk antwoord op mijn verzoek. “Ah ja. Maar zelfs als die gast hier zou zijn, dan kan ik u dat nog niet vertellen hé.”

Daar had ik alle begrip voor. Maar hij hoefde mij ook niet te zeggen of hij hier was. Maar stel –in het hypothetische geval– dat die persoon hier zou zijn, dan zou hij hem wel kunnen waarschuwen dat zijn wagen zal weggesleept worden. Hij keek mij koket aan, en even leek het erop of hij mij ging vragen wat te komen relaxen bij de sauna. Hij herpakte zich en knipoogde: “ik zal ne keer gaan horen.”

Helaas. Ook daar was Kevin niet te bespeuren. Niemand die zegt dat Kevin de bestuurder van de wagen was natuurlijk, vandaar dat ik ook de nummerplaat en het merk en kleur van de wagen op een papiertje had genoteerd.

Om half zeven zat ik eindelijk in de wagen naar Antwerpen. Om kwart na zeven was ik ter bestemming. Van een deftige fotoshoot was geen sprake meer, ik kon enkel nog foto’s nemen tijdens de soundcheck. En hoewel ik toegang had tot de backstage ben ik niet meteen de persoon die daar de muzikanten gaat lastig vallen tijdens de tien minuten die ze nog hebben voor hun optreden begint. Ik weet het, ik moet wat assertiever zijn op dat vlak.

Nog wat gebabbeld met Jos, en rond negen uur was ik al terug in Gent waar ik nog het grootste deel van het concert bij Tuur kon meepikken.

snapshot tuur

En nu maar hopen dat ik toch een minimum aan bruikbaar materiaal heb.

(*) Een citaat uit een soundtrack van een film die ik nog niet heb gezien.

omtrent 9xxx (i)

Hoe zit het nu alweer met negenduizend?

Ondertussen is er ook een negenduizend flickr groep (nu ja, ‘ondertussen’ is relatief: de groep bestaat al twee jaar). In elk geval, die flickr groep wordt eigenlijk een niet onbelangrijk onderdeel van het negenduizend gegeven. Iedereen kan zich lid maken (een flickr account is gratis), en iedereen kan foto’s in de groep submitten, voorlopig aan een frequentie van 1 foto per dag. De foto verdwijnt vervolgens even in een moderatie queue (eens zien hoe lang we daaraan gaan vasthouden), verschijnt dan in de groep, en kan dan vervolgens op de weblog gepost worden. Wie in de groep post, gaat ermee akkoord dat zijn foto(‘s) op negenduizend kunnen worden gepost.

Het principe is nogal gelijkaardig aan dat van de Film is not dead it just smells funny groep. Die groep heeft een aantal moderators, die de queue in de gaten houden, de foto’s naar de flickr groep laten doordruppelen, en vervolgens een selectie daaruit ook nog op de bijhorende weblog smellsfunny.net publiceren.

De nadruk ligt, zo u verkiest, op kwaliteit, niet kwantiteit, en ik zit er (voorlopig) helemaal niet mee in dat zoiets kan betekenen dat er een dag of een week geen nieuwe foto op de weblog verschijnt. Zit niet te veel in met die kwaliteit, waarschijnlijk maakt u betere foto’s dan u zichzelf toedicht. En raakt u in eerste instantie niet voorbij de moderator, geef dan vooral niet op.

(Of we de deadline halen? Geen idee.)

de perspas

Marc vraagt zich af wat de invloed van een perspas is op de berichtgeving. Een logische vraag, maar het antwoord kan bondig zijn: op mijn kritiek heeft zo’n zo’n perspasje geen enkele invloed. Veel hapjes en drankjes komen overigens er niet aan te pas, aan die persconferenties, al krijg ik wel elke week een kopje koffie tijdens de persconferentie van het Gentse stadsbestuur. Net zoals alle andere perslui.

Wat zo’n perspas wel vermag, is dat het zaken onder mijn aandacht brengt die ik anders mogelijks zou missen. Maar daar begint en stopt de invloed dan ook. Het is zoals met een recensie-exemplaar van een cd. Als ik een jazz-cd thuis gestuurd krijg, komt die op zijn minst terecht in mijn maandelijkse bespreking, maar vaak bespreek ik die ook wel in een afzonderlijke post –positief of negatief. Vaak is het immers belangrijker dat een cd besproken wordt dan dat hij positief besproken wordt.

Dat is geen vriendendienst, dat is gemakzucht. De cd die mij toegestuurd wordt, maakt grotere kans dat hij besproken wordt, dan de cd die ik zelf moet gaan zoeken. Het staat iedereen vrij om mij (of de redactie van Gentblogt) een cd toe te sturen –al biedt dat geen enkele garantie op bespreking.

Geen invloed op de inhoud dus. Maar wat Hans zegt klopt ook wel: met Gentblogt schrijven we liever over de positieve dan over de negatieve zaken, dus het kan al eens gebeuren dat ik bijvoorbeeld over een slecht concert helemaal niet schrijf. Zoek daar echter geen systeem achter.

Mijn recensies tracht ik te schrijven met de mensen voor ogen. Dat kan zowel de lezer zijn als de artiest, die men vaak nadien nog onder ogen moet komen. Afbreken is gemakkelijk, maar constructieve kritiek geven, vraagt een pak meer moeite. Vandaar zal ik vermijden echt negatieve kritiek te schrijven zonder op zijn minst één opbouwend element daarin verwerkt. Maar als het slecht is, dan is het slecht. En geen perspas die daar iets tegen in kan brengen.