De politie als voorbeeld

Vrijdag vierden mijn vrouw en ik ons 27-jarig samenzijn. Sinds bijna een jaar kan ik dat trouwens ook officieel zeggen, mijn vrouw, want op 23 augustus vorig jaar zijn we getrouwd in het kleine gehucht Bouillac, ergens in de Périgord (Dordogne) in Frankrijk, waar mijn schoonouders een bescheiden buitenverblijf hebben. Een maand later hebben we dat gebeuren vanzelfsprekend ook in ons geliefde Gent gevierd, in het Augustijnenklooster in de Academiestraat. Zaterdag hebben we dat huwelijk trouwens –eindelijk– ook laten bijschrijven in de Gentse registers.

Elk jaar op 23 juni, neemt mijn vrouw een dagje vrijaf, zodat we die verjaardag samen kunnen doorbrengen. Ze neemt mij die dag graag mee naar de nieuwste winkels en andere hippe plaatsen in Gent (en dat zijn er veel, en ze kent ze allemaal), en traditiegetrouw gaan we die avond ook een hapje eten. Dat kwam dit jaar bijzonder goed uit, want onze zoon, die zijn laatste jaar humaniora afrondt, had die avond een fuif (als dat het goede woord is, want ik geef toe dat ik niet meer mee ben met de juiste omschrijving van die feestjes, zoals het goede ouders betaamt), en zou pas geruime tijd na ons thuiskomen.

Toen we op de nacht van vrijdag op zaterdag terug naar huis fietsten, was het reeds rond middernacht. We staken uit de Brabantdam de Vlaanderenstraat over (richting Kouter) aan het Lippensplein, waar zich één van die knippen van ons fameuze circulatieplan bevindt. Toen wij reeds aan het oversteken waren (ik reed reeds over de tramsporen), kwam er uit de Vlaanderenstraat (richting Reep) een politievoertuig aan te hoge snelheid geschoten, dat ons vlak voor de knip (op de tramsporen in de tegenovergestelde richting) de pas afsneed. Mijn vrouw reed gelukkig achter mij, en ik kon nog net op tijd inhouden om een botsing te vermijden. “Zijdegij zot of wa gast?”, kon ik nog uitbrengen, en het politievoertuig schoot opnieuw weg.

Mijn vrouw en ik zetten onze weg verder, een beetje grimlachend over het agressieve gedrag van het politievoertuig. Wij waren nog steeds in opperbeste stemming na een fantastische dag, en een of andere domme macho zou daar niet zo snel iets aan veranderen. Toen wij aan de kruising met het François Laurentplein kwamen, stond datzelfde politievoertuig daar echter opnieuw, voorgesorteerd om naar links af te slaan (de richting waar wij net vandaan kwamen).

Wij reden gewoon verder, toen het voertuig ons met gierende banden achterna kwam, eerst mijn vrouw voorbij stak (helemaal op het linker baanvak), en dan ook mij, om vervolgens op een uiterst gevaarlijke manier vlak voor mij in te voegen om mij de pas af te snijden. Het voertuig remde zo bruusk, dat ik er bijna op in reed.

Terwijl ik verbijsterd stond te bekomen, kwamen twee politieagenten (een man en een vrouw) uit het voertuig gespurt. De vrouw bleef links van mij aan de passagierskant van de wagen staan, terwijl de man briesend rond mijn fietst stapte, in de hoop dat er iets aan mijn fiets niet in orde was, zodat hij mij kon beboeten. Mijn fiets is echter helemaal in orde, van lichten tot reflectoren. Vervolgens eiste hij heel bits en onbeschoft dat ik mijn identiteitskaart zou tonen. Ik vroeg hem waarom hij mij op dergelijke manier (tweemaal) de pas had afgesneden, en waarom hij mijn identiteitskaart wou zien. Hij weigerde daarop te antwoorden en zei “uw pas of ge kunt mee naar het kantoor”. Ik vroeg hem om legitimatie of om hem op een andere manier kenbaar te maken, maar hij weigerde. Beide agenten weigerden ook gewoon hun naam te geven.

Toen duidelijk was dat de agent er een pissing contest van ging maken (ik begon mij af te vragen of ik mij op de speelplaats van een basisschool bevond) en mede ingegeven door zijn onvoorstelbare agressiviteit en onaflaatbare pogingen tot intimidatie, heb ik de agent mijn identiteitskaart gegeven. Toen hij enkele aantekeningen maakte in een boekje, vroeg ik hem te tonen wat hij had opgeschreven, maar dat weigerde hij. De enige uitleg die hij verder gaf was een bitsig: “Het is niet omdat er een circulatieplan is, dat ge moet denken dat de fietsers hier alles mogen.” Ik vroeg hem nogmaals om zijn naam, maar hij weigerde opnieuw die te geven.

Misschien ligt het aan mij, maar los van de willekeur waarmee de politieagenten tewerk zijn gegaan, lijkt het mij weinig voorbeeldig wanneer politieagenten dergelijk agressiviteit uitstralen in de omgang met de burger. Het politievoertuig heeft mij tweemaal op uiterst onverantwoorde en levensbedreigende manier de weg afgesneden. De agenten weigerden een reden te geven voor hun optreden of voor de controle. Ze weigerden zich kenbaar te maken toen ik daarom uitdrukkelijk en herhaaldelijk vroeg. Op geen enkel moment heeft dat politievoertuig zwaailichten of sirene aangestoken, of heeft een van de agenten mij verzocht mij aan de kant te plaatsen. Toen het voertuig stilstond in het midden van de Brabantdam (op de tramsporen), was dat ook zonder zwaailichten.

De nummerplaat van de wagen is x-xxx-xxx, en ik vermoed dat u aan de hand van dat gegeven en het tijdstip, kan achterhalen wie de politieagenten in kwestie waren. Graag had ik hun identiteit achterhaald, zodat ik een klacht kan neerleggen. Het zou immers jammer zijn als we dergelijke rotte appels de reputatie van het Gentse politiekorps laten besmeuren.

En eerlijk gezegd: ik ben geschokt door het optreden van de agenten, die met hun optreden tot tweemaal toe nodeloos het leven van hun medemensen in gevaar brachten.

Mail gestuurd naar:
meldpunt@politie.gent.be
burgemeester@stad.gent
mobiliteit@stad.gent

Een nieuwe Deense politieke triller

Filip De Rynck, Hoogleraar bestuurskunde aan de Hogeschool Gent, omschrijft de Gentse politiek als een gigantisch netwerk dat mogelijks zelfs Stieg Larsson niet had kunnen verzinnen (Larsson is –sorry: was, straks is hij tien jaar dood– een Zweed en geen Deen, jaja, ik weet het). Het staat te lezen in het opniniestuk dat vandaag in De Standaard verscheen: De provincie als lompe olifant (de tekst voor abonnees of een gekuiste samenvatting).

Het provinciebestuur heeft met het hele project nauwelijks iets te maken. Politici die op geen enkele manier de confrontatie met burgers zijn aangegaan, halen een streep door het democratische proces. Elk draagvlak en vertrouwen verdwijnt en de politiek bijt zichzelf. Een onzichtbaar en onbekend bestuur dat nauwelijks legitiem is, drukt als een lompe olifant het hele broze overlegproces plat. Dit is brute inhoudsloze macht.

Het is bovendien niet verboden te vermoeden dat er op dat provinciale niveau enig gelobby aan te pas is gekomen, ook van lokale partijen en sleutelfiguren uit of rond het Gentse stadsbestuur, die via deze provinciale omweg alsnog hun lokale gelijk proberen te halen. Enter dus alweer: partijpolitiek en nog vreemdere soorten gelobby op een niveau dat onzichtbaar en oncontroleerbaar is voor burgers. Wie het netwerk volledig in kaart brengt, schrijft zo een nieuwe Deense politieke triller. Het Gentse stadsbestuur is aan voor- en achterkant blijkbaar ook niet wat het lijkt.

Een beetje rebellie en poujadisme vind ik altijd iets hebben. Wel spijtig dat (1) de docent zijn eigen netwerkelijke belangen niet meegeeft en (2) hij veel lucht bakt, maar de kat de bel niet aanbindt. Want kijk, ik woon in Gent, en nog wel vlak bij dat Project Gent-Sint-Pieters, en dus ben ik razend benieuwd naar al dat gekonkelfoes.

Afgaande op zijn schotschrift kan ik echter alleen maar vermoeden dat iemand in de Gentse politiek en (vooral) in de provincie, eens hard tegen zijn schenen heeft geschopt, en dat hij nu een podium krijgt om zijn ongenoegen te uiten. En dat hij waarschijnlijk een N-VA signatuur heeft. Maar komaan jong, zeg nu eens waar het echt over gaat. Of zijt ge zelf gewoon aan het lobbyen?

Moegetergd

Geachte heer Termont,
Beste Burgemeester,

Ik had u al veel vroeger willen schrijven, maar vond telkens een excuus om dat uit te stellen. (Zo wou ik u bijvoorbeeld niet storen tijdens de zomervakantie, en wou ik even later niet opportunistisch overkomen tijdens de verkiezingen.) Een incident dat gisteren uitmondde in fysieke agressie, was echter de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.

Waarover gaat het? Wij wonen in de Koning Albertlaan, één van de verbindingswegen tussen de binnenring en het Sint-Pietersstation. Toen wij hier kwamen wonen werden de twee helften van de straat van elkaar gescheiden door een mooie haag in het midden van de trambedding. Tijdens de heraanleg van de Albertlaan in 2005 verdween die haag, maar we kregen er wel mooie bomen voor in de plaats en een fluisterbedding voor de tram. Parkeren in de straat is altijd een beetje problematisch geweest, maar sinds het betalend parkeren werd ingevoerd, verminderde de parkeerdruk voor de buurtbewoners aanzienlijk. Wij hadden daar sowieso geen last van: aan (in) ons huis is een garage, en wij stallen onze wagen altijd binnen.

Helaas werd tijdens de heraanleg geen rekening gehouden met de (on)zichtbaarheid van de garages in de straat. Voor de toevallige bezoeker –en al zeker de toeristen die even verder in het hotel verblijven– lijkt het alsof er overal parkeerplaatsen zijn, en er wordt in onze buurt dan ook duchtig getakeld. Voor de aardigheid heb ik het eens bijgehouden in september: er waren elf voertuigen waarvoor ik de politie heb moeten bellen –dat zijn alleen de instanties waarop ik weg moét (er waren er veel meer die getracht hebben voor onze poort te parkeren of die ik gewoon ‘heb laten staan’).

De psychische stress die deze situatie met zich meebrengt, is niet gering. Als we weg moeten, dan zijn we verplicht angstvallig de straatkant in de gaten te houden, want het is al menigmaal gebeurd dat we ergens met vertraging zijn toegekomen, of een gelegenheid hebben gemist, omdat er plots iemand voor onze poort had geparkeerd. Mijn vrouw is arts, en op de momenten waarop zij van wacht is, moet ze te allen tijde met de wagen wegkunnen –zij kan de extra stress in die periodes best missen. De politie doet haar best, maar wij moeten minstens een uur rekenen van het moment waarop we naar de politie bellen, tot het moment waarop wij met de wagen het huis kunnen verlaten.

Poortprobleem door Bruno Bollaert

Wij hebben ooit de Verkeerstechnische Afdeling (nu Bureau Verkeerstechniek) gecontacteerd met het verzoek wegmarkeringen aan te brengen die duidelijk zouden maken dat er niet voor de poort geparkeerd mag worden. We hebben toen een brief teruggekregen met de mededeling dat een inspecteur de situatie ter plaatse was komen bekijken, en dat die geconstateerd had dat er voor de poort niet mocht geparkeerd worden en dat het kleine stukje links van de poort (rechts op de foto hierboven) te klein was om een wagen op te parkeren. En dat zij dus niets voor ons konden doen.

Die vaststelling is vanzelfsprekend niet onjuist. Maar zij verhelpt niet aan het feit dat men steeds voor onze poort blijft parkeren.

Poortprobleem door Bruno Bollaert

Het kan ook anders. Een beetje verderop, in de Baliestraat, doet zich een vergelijkbare situatie voor (zie foto hierboven). Daar heeft men niet alleen het ‘onparkeerbare stuk’ gearceerd, maar toen dat alléén het probleem niet oploste, heeft met daar een paaltje bijgeplaatst, zodat het fysiek onmogelijk is geworden om daar een voertuig te plaatsen.

Wij zouden u graag willen vragen of het niet mogelijk is een dergelijke oplossing ook bij ons toe te passen. Bij voorkeur met twee paaltjes, aan weerszijden van de poort, waardoor het onmogelijk wordt om er te parkeren (zoals u op de foto kan zien, zal één paaltje niet volstaan). Wij zijn bovendien ten zeerste bereid om zelf voor een oplossing te zorgen, door op die plaats bijvoorbeeld bloembakken te plaatsen (voorzien van reflectoren voor de zichtbaarheid), wat meteen zorgt voor extra groen in de straat.

De situatie is bijzonder onaangenaam en heeft een beduidende impact op onze levenskwaliteit. Fysieke agressie blijft gelukkig een uitzondering. Sinds de voltooiing van de werken in de Koning Albertlaan –toen de problemen zijn begonnen– hebben er zich hooguit drie gevallen van fysieke agressie voorgedaan, gisteren inbegrepen. De gevallen van verbale agressie zijn helaas niet meer te tellen. Ook de psychische druk is niet te kwantificeren. We zijn ervan overtuigd dat met een paar kleine ingrepen, dit probleem helemaal van de baan kan zijn (vergeef mij de woordspeling).

Alvast bedankt om dit te lezen.

Met vriendelijke groeten,

–bruno. (en Tessa en Henri)

Ge moogt hem houden, uw Omnipas

Vorige week zat er een uitnodiging in de bus van De Lijn (pun not intended). Mijn abonnement –Omnipas– verstrijkt binnenkort, maar ik kan nu al hernieuwen, dan kan ik naad- en probleemloos blijven genieten van hun diensten. Ik moet er slechts 232 euro voor neertellen.

En toen ging ik toch maar even rekenen. Als ik 232 euro spendeer aan Lijnkaarten, dan heb ik er net geen 26. Met 25 Lijnkaarten kan ik 250 ritten met tram of bus afleggen in Gent. Laten we uitgaan van twee ritten per activiteit (heen en terug met meer dan een uur tussen), dan kan ik voor dat geld naar 125 activiteiten (of elke drie dagen één). Ik denk niet dat ik het openbaar vervoer frequenter dan dat gebruik.

  1. Gent is al maar een voorschoot groot: alles is gemakkelijk bereikbaar met de fiets of zelfs te voet.
  2. De service van De Lijn is de laatste tijd niet veel soeps. Het avond- en nachtnet is een regelrechte ramp. Een concert meepikken, een glas drinken en daarna terug naar huis? Dan neemt u beter de taxi of de wagen.
  3. De Lijn is erin geslaagd om de as die van het Sint-Pietersstation langs de Koning Albertlaan naar het centrum gaat voor bijzonder lange tijd te onderbreken. Tram 21/22 rijdt niet meer; tram 4 is onderbroken; bus 6 rijdt één keer per uur op zaterdag en al helemaal niet op zondag.

Ik merk dat ik met de fiets naar concerten in het centrum ga; met de wagen naar de opera en naar Opatuur in De Centrale; te voet of met de fiets ga lunchen in Greenway; en op zaterdag vaak beladen als een muilezel te voet van het centrum naar de stationsbuurt terugkeer.

Dus neen, beste mensen van De Lijn, ik ga mijn abonnement niet vernieuwen. Ik koop wel een rittenkaart, voor het uitzonderlijke geval dat ik geluk heb en een bus of een tram vind die wél naar de Albertbrug rijdt.

Vuurwerk!

Vuurwerk door Bruno Bollaert

Vuurwerk door Bruno Bollaert

Vuurwerk door Bruno Bollaert

Vuurwerk door Bruno Bollaert

Vuurwerk door Bruno Bollaert

Terwijl Tessa naar Dez Mona was gaan luisteren bij Sint-Jacobs, was ik half in slaap gevallen achter de computer toen er plots kanonschoten weerklonken. Mét muziek. Niks te zien vooraan op straat, maar des te meer achteraan vanaf het balkon. Na een eerste salvo ben ik naar de zolder getrokken, terwijl onderweg een verbouwereerde Henri zijn slaapkamerdeur opentrok. Dus hebben we beiden naar het vuurwerk gekeken en naar Jef Neve geluisterd –het was allemaal perfect hoorbaar en bekijkbaar. Front row seats, sms’te ik naar Tessa. En ik heb de tegenwoordigheid gehad om foto’s te maken.

Het 42e kunstwerk

Wie Gent zegt, kan al een tijdje niet meer om de TRACK hype heen. Gisteren kreeg ik een mailtje van de Antwerpse Prophets, die in opdracht van Toerisme Vlaanderen/Gent en SMAK het gedoe nog wat meer gaan promoten in het buitenland. De reclamecampagne die ze daarvoor hadden opgezet, viel bij de opdrachtgevers blijkbaar zo in de smaak, dat het is toegevoegd als 42e kunstwerk van TRACK.

Het concept heet crowd track, en wie op die pagina zijn naam ingeeft, kan die beluisteren als beiaardmuziek (vanaf nu mag u mij aldus aanspreken). Elke letter wordt omgezet in een beiaardklank. Wie dat wenst kan zijn naam vervolgens ook toevoegen aan crowd track om “deel uit te maken van een crowdsourced muziekstuk. Met deze namen gaat stadscomponiste An Pierlé deze zomer aan de slag. Ze componeert een muziekstuk en speelt het live op de beiaard, tijdens het slotweekend van Track in september. We maken er ook een visuele partituur van.”

Dat klinkt allemaal zeer intrigerend, en eigenlijk had ik wel wat meer willen weten over de methodologie erachter: heeft men het alfabet gewoon getransponeerd naar een chromatische toonladder? Of gebruikt men enkel stamtonen, met de alteraties voor de diacritische tekens? Of werden de tonen willekeurig uitgekozen?

Het blijft natuurlijk gewoon leuk om te doen, en het is een uitstekende kans om deel uit te maken van een kunstwerk. Al moet u nog even (tot 15 september) wachten op het resultaat.

Crowd Track Gent: an interactive musical artwork.

PDM 472

Peugeot 407 sw PDM-472 door Bruno Bollaert

Elke week komt de eigenaar van dit voertuig, een gepensioneerde meneer vergezeld van een exotische liefde, zijn dochter die hier een paar huizen verder op kot zit, afzetten. Niet dat het mijn zaken zijn, van dat exotisme of van die dochter. Helaas insisteert hij telkenmale om zijn voertuig voor onze poort achter te laten –zonder knipperlichten, zonder iemand in of bij de wagen achter te laten, zonder eens aan te bellen om te informeren of het stoort. Ook als er elders plaats is –wat meestal het geval is– staat hij erop om zijn wagen voor onze poort te plaatsen. Hem erover aanspreken helpt niet. “Ik sta hier graag,” stelt hij. “Ge kunt straks ook nog wegrijden, als ik weg ben. ’t Zal op dat kwartierke niet steken.”

Winterdroom

Winterdroom door Bruno Bollaert

Ik had Henri beloofd dat we gingen schaatsen vandaag, na de eerste week examens. Ttz hij ging schaatsen, en ik zou zonder morren mee hem aanmoedigen van langs de kant.

Het weer zat niet echt mee.

“We moeten niet hoor, papa”, zei hij al, onderweg naar de Tasty waar we gingen lunchen.

“Maar we zijn hier nu toch,” kon ik hem overtuigen, “dus we kunnen evengoed toch eens tot daar wandelen.”

Het buitenveld stond blank van de regen, en het oliebollenkraam was gesloten –ghoh en hij had zo’n zin in oliebollen. Dus zijn we door de regen terug naar de Kouter gestapt, hebben daar tien oliebollen gekocht, en zijn met tram 1 terug naar huis gekeerd. Een theetje, een warme chocomelk, elk vijf oliebollen, en een episode van achtereenvolgens NCSI L.A. en Top Gear; echt veel hadden we niet nodig. Dat schaatsen lukt wel een andere keer.

Kom vooral op tijd!

Gisteren trok ik naar een cd releaseconcert van de formatie Rackham, met de onversaagde Toine Thys (broer van Nic) op de sax, en Steven Cassiers aan de drums. (Voeg daaraan toe: Benjamin Clement – gitaar; Eric Bribosia – keyboards; Dries Laheye – electric bass.)

Om 22u in de Charlatan, stond er op de elektronische flyer. Verschrikkelijk laat vind ik dat, maar voor één keer kwam dat goed uit. Het zijn examens, en terwijl Tessa op congres is in de VS, wil ik er zeker zijn voor Henri. Dus kon ik niet naar Opatuur in Mub’Art (waar nochtans het nieuwe trio van Michel Mast speelde dat ik zo graag had gezien, met Bas Gommeren en Jan-Sebastiaan Degeyter), maar terwijl Henri ligt te slapen, kan ik wel weg.

“Excuseer, waar is dat concert hier ergens eigenlijk,” vroeg ik aan een jongeman die alleen aan het enige tafeltje van het café zat.

Hij keek mij even aan alsof hij het in Keulen hoorde donderen, kreeg toen een aha-erlebenis (om in de Keulse sfeer te blijven), en hielp mij vervolgens met pretlichtjes in zijn ogen: “de Charlatan is hiernaast hé, meneer.”

Right.

Charlatan door Bruno Bollaert

In de Charlatan was het donker en zo goed als leeg. In de zaal achteraan het café stonden wel instrumenten opgesteld, maar verder was daar helemaal niemand. Het was ondertussen 22.03 u. en ik had gedacht mij een baan te moeten zoeken tussen al het volk dat op dit gratis concert was afgekomen. Niet dus.

De man achter de toog verwachtte duidelijk dat ik op zijn minst gin bij mijn tonic zou bestellen, en keek ietwat beteuterd toen ik bevestigde dat ik “ja, gewoon een tonic” wou. Gelukkig is er mobiel internet, al had ik op dat uur niemand meer om wordfeud tegen te spelen. Het werd gezapig later, en tegen 22.20 u. begon ik mij af te vragen of er niet nog ergens een zaal in de Charlatan was –ik zat tenslotte eerst in het verkeerde café, misschien zat ik nu in de verkeerde zaal te wachten. (Nee dus –goed dat er mobiel internet is, zei ik dat al?)

Om 22.35 u. was plots beweging op het podium –was dat niet Toine Thys? En om 22.42 u. was er presentator, die in onvervalste vrije radio stijl het concert aankondigde. Er was wel zeker 15 man in de zaal.

Het ligt aan mij, ik weet het. Heel erg normaal vind ik het niet, dat een concert, dat om 22u. staat aangekondigd, pas om 22.42 u. begint. Ik heb het nog uitgehouden tot ergens 23.15 u., maar dan ben ik toch naar huis getrokken. Het was een aangenaam concert, alhoewel bijzonder erg veel te luid alweer (ik stond helemaal achteraan, met oordoppen in; volgende keer meet ik eens de decibels). Ik zal gewoon niet tot de doelgroep behoren.

The Real McCoy

Ik had het geluk, maandagavond, om de 24 te zien voorrijden net toen ik het Sint-Pietersstation buitenstapte. Vroeger, voor de mensen die niet van Gent zijn, reed de 4 een cirkeltje rond het Maria Hendrikaplein voor het station, maar sinds de tramlijnen helemaal overhoop zijn gehaald voor de werken aan (de) PaGas, is die rol overgenomen door de 24. Een troep belhamels had het tramperron ingepalmd, en bezette vrolijk het achtersteven van de tram (waar ook ik bleef hangen, want ik moest er al twee haltes verder af). De vrolijkheid van de jeugd was gecatalyseerd door een hoeveelheid alcohol –verse blikjes openden zich unisono even voor de tram vertrok. Minder blijdschap evenwel voor een dertiger zich een weg door de olijke jongeren baande, en met veel misbaar een gelukzalig glimlachende jongen van voor het ticketontwaardingsapparaat duwde. “Dwaze zattekloot”, mompelde hij, en hij keek afgunstig naar de grote fles Johnny Walker die de ronde deed en in colaflessen werd bijgegoten.

“Ge zult wel moeten opletten,” waarschuwde ik de jongeman die, met de whiskeyfles in de hand, tegen de deuren van de tram stond geleund, “of ge gaat eruit vallen als ik op het knopke duw.”

“Oei, dankuwel,” antwoorde hij, “ik dacht dat ze langs de andere kant open gingen.” Niet eens een noodzakelijk door drank ingegeven redenering, want aan het station gaan ze inderdaad langs de andere kant van de tram open. “Ne goeien avond hé meneer, en bedankt voor de waarschuwing”, riep hij nog.

Eerder die avond zat ik in de AB voor het concert van het McCoy Tyner Trio (feat. José James en Chris Potter) voor die Contemporary Exploration of John Coltrane en Johnny Hartman die ik al kort had aangehaald. Ik zat er naast Bart Cornand, een enthousiast applaudisseur overigens, en zag er nog de helft van de Vlaemsche jazzscène passeren (behalve Frederik, want die was naar Kuifje gaan kijken –wij gaan zondag). Die zaten daar allemaal (mijzelf incluis) met een gigantische verwachting voor wat komen zou. De line-up was op zijn minst interessant te noemen: pianist McCoy Tyner omschreef zichzelf als een belangrijke invloed op de evolutie van John Coltrane; de bariton van José James raakte bekend door de gesmaakte samenwerking met Jeff Neve (For All We Know en nadien ook Facing East: The Music of John Coltrane); en ten slotte saxofonist Chris Potter in de rol van Coltrane himself. Nee we vergeten niet bassist Gerald Cannon en al evenmin drummer Joe Farnsworth, die beide vrolijk stonden mee te grappen –Farnsworth speelde fantastisch.

Het concert begon met drie instrumentale nummers. Het opende met een wervelend Fly With The Wind, gevolgd door Ballad for Aisha en vervolgens Moment’s Notice. Chris Potter speelde met zijn gewone virtuositeit, zeer bedreven maar niet geheel beklijvend –zijn muzikale klemtonen kunnen mij veel minder in de muziek betrekken dan (tsja) Coltrane die hij moest vertolken. Het zal wel een persoonlijke voorkeur zijn. Potter klinkt –en klonk die avond ook– het best als hij zijn eigen idoom meer op de voorgrond kan laten komen. José James mocht een viertal Hartman nummers brengen. Tyner deed als hij James’ naam niet kende –een routine die hij al de ganse toer volhoudt. James wisselde nummer na nummer de partituur voor Tyner, een charmant detail. De klankkleur van James’ stem ligt soms verbazingwekkend dicht bij die van Hartman, zo viel mij op toen ik op de terugweg nogmaals naar John Coltrane and Johnny Hartman luisterde.

Heel uitgekiend aan dit concert was de afwisseling tussen instrumentaal en vocaal –het hoogtepunt daarin vult u geheel naar eigen voorkeur in. Met In A Mellow Tone en African Village mocht McCoy Tyner zich nog eens uitleven, en hoewel het publiek behoorlijk enthousiast (én hoopvol) was, kwam er geen encore meer.