badge printer

Vanochtend trokken we er even op uit, collega E. en ikzelf. Niet té ver om allerlei toestemmingen te noodzaken, maar ver genoeg van de werkplaats vandaan om ons heel even onbezorgd vrij te voelen. Twee metrolijnen brachten ons van Rogier naar de Heizel voor EMIF & CM2. Wij waren op zoek naar badge printers.

Hal 1 van de Heizel was afgeladen vol exposanten, voorzien van meer eten en drinken dan men op de Voedselbeurs pleegt aan te treffen, en vol glimmende hostessen van de duurdere klasse getooid in strakke maar uiterst vrouwelijke kledij. Zelfs de kortste aarzeling voor één zo’n stand zette een ganse machine in beweging.

“Do you like the Kempinski, Sir?”

Laat ik het spel even meespelen, dacht ik: “of course I do.”

“Have you settled on a destination yet, Sir?” vervolgde ze zonder knipperen.

Budapest leek me wel wat, en haar duidelijk ook. Ze haalde er meteen een collega bij, die me de ziel uit het lijf vroeg. “I’m Judit,” sprak ze, terwijl ze me haar kaartje overhandigde, “and this is my colleague Maria, who actually lives in Budapest.”

Maria was –net zoals Judit zelf overigens– hooguit eind de twintig, en beiden waren in een recent verleden zonder enige twijfel topmodel geweest. Scènes uit Oosteuropese softporno dwongen zich aan mijn netvlies op. Judit boog zich wat dichter om mij toe te fluisteren “Maria has some exclusive incentives for you, Sir.” *slik*

Racen met Trabantjes behoorde tot de standaard mogelijkheden, maar evenzeer een toertje met een echte tank op een verlaten Russische militaire basis. “This is somewhat more expensive of course, Sir, since an army tank needs an enormous amount of fuel.” Maar natuurlijk, the sky is the limit. En dan nog, ik was ervan overtuigd dat beide jonkvrouwen ook daar hun voorstel reeds klaar hadden.

Net toen de James Bond in mij op punt stond helemaal te ontwaken, trok collega E. me bij de mouw. “Niet vergeten waarvoor we eigenlijk gekomen waren”, bezwoer hij me met beide armen vol brochures. “Don’t forget to e-mail us”, bloosde Judit me op haar beurt nog achterna, toen ik geen andere keuze had dan tammetjes de achtervolging van collega E. in te zetten.

Twee uur later hadden we alle stands afgelopen en alle voorstellen afgeslaan. Badge printers zaten er evenwel niet bij.

aankondiging

Onder uw niet aflatende stroom van aanmoedigingen (enige hyperbool is mij niet vreemd), heb ik besloten mijn nieuw project een beetje aan koken te wijden.

Bij deze wens ik dus aan de (wrede) wereld kond te maken dat ik –met ingang van heden– een aantal kooktoestanden verder zal bespreken. Als leidraad zal ik daartoe gebruik maken van de nog niet geheel gepubliceerde trilogie die momenteel bestaat uit ‘de basis’ en ‘het product’ –en ik ben met u benieuwd naar de titel van het derde deel, waarvan u, beste lezer, ongetwijfeld reeds lang op de hoogte bent.

Gemakshalve –wegens voornamelijk een technische uitleg– sla ik de eerste (net niet) honderd bladzijden over, en begin ik op pagina 96, met de Consommé. De technische uitleg verwerk ik wel in de tekst waar nodig.

Vergis u niet. Ik schik allesbehalve klakkeloos de tekst of inhoud van de reeks over te nemen, maar wel van die verder te interpreteren –hertalen heet dat– naar mijn eigen bevindingen en ervaringen. Het is niet enkel een kwestie van ‘ik ben beter dan dat boek’ (al is dat wel zo) of ‘ik wens het auteursrecht te ontduiken’ (staat er auteursrecht op dergelijk basisrecepten?), maar eerder (1) een omzetting van de theorie in de praktijk en (2) het gebruiken van de basis waarvoor die bestemd is, nl. als basis, vertrekpunt, van waaruit men zichzelve verder ontwikkelt.

U en ik staan voor zeer interessante tijden recepten.

sterk

“Ik heb gezien dat ge mijn soep verwerkt hebt”, vermeldde ik vanochtend via de GSM. Gisteren ben ik geheel uitgeput ergens kort na 21u als een blok in slaap gevallen, nadat ik nog gauw gemompeld had naar Tessa of ze alstublieft nog mijn bouillon van het vuur kon halen.

De slager had gisterenavond ossestaart in huis, en ik heb meteen het ganse doosje (ter grootte van zo’n literdoos ijskreem) vol stukken staart gekocht. Twee dikke wortelen erbij, een ajuin, en wat selder, en opzetten maar. Enfin, u kent het al ondertussen.

“Waarom misschien”, kwam de wedervraag.

“Ge hebt ze waarschijnlijk allemaal in de diepvries gezet –en dat half literke in de ijskast zodat ge vandaag wat soep zoudt hebben– maar dat koelt eigenlijk beter eerst buiten wat af, met dit weer. Niet dat het erg is, maar dat verbruikt minder energie dan.”

Ze lachte even (al ging dat gauw over in een hoestbui). “Dat ‘half literke’ is alles wat er overblijft van uw bouillon. De rest is gewoon ingekookt, omdat uw vuur te hoog was, en de bouillon te lang opstond.”

Ah.

(Ter info: ik was vertrokken van iets meer dan vier liter water.)

jazz it while it’s hot

Uw jazztips, voor de komende dertig dagen.

  • 13/02, 22u, Hot Club de Gand, gratis: Jazzisfaction. Verschrikkelijk goed. Ik zou mogelijks overwegen om eventueel te gaan. Alleen spijtig dat het zo laat begint en ik vannacht bijkanst niet geslapen heb.
  • 21/02, 21u30, Vooruit Balzaal, 12 € / 8 €: MusicAzur. Project van Pirly Zurstrassen met o.a. Tuur Florizoone. Verfrissend, volgens mij.
  • 4/03, 20u, Opatuur, 10 €: Pascal Schumacher & Jef Neve. Niet te missen.
  • 11/03, 20u, Vooruit Theaterzaal, 16 € / 12 €: Rabih Abou-Khalil. Jazz met Oosterse invloeden. Niet te missen.
  • 15/03, 20u, Vooruit Theaterzaal, 12 € / 8 €: Michel Bisceglia Trio. Schijnt bijzonder goed te zijn.
  • 15/03, 22u, Vooruit Kafee, gratis: Rackham. yeah! Toine Thys in een mengeling van jazz, pop, rock en zelfs een vleugje klassiek.

merries

Als ik (te) weinig slaap, slaap ik intenser. Op alle vlak. Ik lig gecrispeerd af te wachten tot de slaap zou komen, want binnen vier-vijf uur moet ik er opnieuw uit. En dan val ik als een blok in slaap om er anderhalf uur later abrupt weer uit te ontwaken, met de vraag hoe dat in godsnaam is kunnen gebeuren. De rest van de nacht wordt ingevuld met soezen en draaien en intense dromen waar ik me veel te veel van herinner.

Het was een rondleiding voor Het Project, vannacht. Op een plaats die aanvoelde als de boekentoren, maar dat eigenlijk niet was. Het was een brede, afgesloten hal, met een centrale toren en grote frontale glaspartijen. Ik schat de toren een meter of tien-twintig hoog, met wat een saaie modernistische spits leek, maar in werkelijkheid een zeer ingenieuze constructie was die het natuurlijke licht doorliet. In de toren zelf had je vrij zicht naar helemaal boven, waar een plafond van gekleurd glas zichzelf leek aan te passen aan de hoeveelheid licht en er daardoor organisch tafereel werd getoond.

De rondleiding was een enorm succes. We hadden broodjes voorzien, en opvang in het centrum aan de overzijde van het gebouw. Dat waren overigens de enige gebouwen in de weidse vlakte die wat deed denken aan de kliffen van Cap Griz Nez. Sans de zee dan wel. Onder het glas, helemaal beneden, was een vangnet gespannen, met onder dat vangnet nog een dik kussen zoals wel eens bij stunts wordt gebruikt. Een beetje verontrustend, gezien de toch behoorlijke hoogte van toren, en de daardoor ontstane twijfels bij de doeltreffendheid van de opstelling.

Er waren al minstens drie groepen helemaal tot boven op de toren geklommen, tussen de bizarre koepel en het gekleurd glas. Over het glas was tijdelijk een transparante loopbrug gehangen, om toeschouwers zich er van te laten vergewissen dat er echt geen verdere hocus pocus aan te pas kwam. De schaduwen van de bezoekers bovenaan werden overigens zonder aarzeling geïntegreerd in het schouwspel van het gekleurd glas.

Na een groep naar boven te hebben begeleid en een tweede groep beneden te hebben opgevangen, werd ik naar het centrum weggeroepen. Amper een stap van de torenhal verwijderd, plofte onder luid gekletter en begeleid door een straal zonlicht en een regen van glas, iets in het vangnet, dan erdoor, en uiteindelijk zwaar op het kussen.

De afstand tussen mijzelf en het gebouw verdriedubbelde –een lenseffect waar gretig van werd gebruik gemaakt in vroege films. Toen ik eindelijk terug de toren binnenkwam stond daar onderaan reeds een moeder die bij haar dochtertje ettelijke lange en uiterst fijne glasscherven verwijderde. Niemand huilde, niemand verweet, niemand was geschokt. Behalve ikzelf dan, die met een wanhopig gestokte hap naar adem ontwaakte.

die rokers toch

Onlangs nog, zat iemand mij weer in het gezicht te wrijven dat rokers ook rechten hebben. En terwijl ik de laatste ben om dat te ontkennen, vergeten mensen die geestdriftig op hun rechten wijzen maar al te vaak dat ze ook plichten hebben.

Het verbod om te roken op de trein, in stationsgebouwen en op perrons is sinds 1 januari 2004 van kracht, lees ik in een persbericht op de site van DM: 556 mensen beboet voor roken op de trein in 2005. Maar laat ik het vooral niet hebben over de mensen die in de titel van dat bericht werden betrapt. (Vergeet evenwel niet, het gaat enkel om degenen die het forfaitair boetebedrag van 12,50 euro niet onmiddellijk in de trein betaalden […] Er worden over het algemeen veel aanmaningen en waarschuwingen gegeven.) Rotte appels vindt men echter overal.

Wat mij stoort is het consequent én ongestraft aan de laars lappen van dat verbod. Enkel de centrale hal van het station ontsnapt nog aan de roker. In de gangen van en naar de perrons wordt al gauw een sigaret opgestoken, en op het perron zelf is het hek helemaal van de dam.

“Och,” reageerde diezelfde roker, en vele gelijksoortigen met hem, “het peroon bevindt zich toch in de buitenlucht? Hoe kunt ge daar nu last van hebben?”

Die laatste vraag typeert de roker ten voeten uit. Een geheel retorische vraag overigens, want de roker verwacht enkel een bevestiging van zijn veronderstelling. Evenwel: mijn (nuchtere) maag stelt de rook van de man naast mij op het drukke perron ’s ochtends, niet meteen op prijs. Mijn longen overigens ook niet. “Ga dan elders staan, het perron is groot genoeg,” was de volgende reactie, en daarmee straft de roker opnieuw en onterecht de niet-roker.

Geheel onterecht, want de wet verbiedt hem expliciet te roken op het perron. Net zoals de wet verbiedt door het rode licht te rijden. Maar ach, “die vergelijking gaat toch niet op,” veerde de roker verontwaardigd recht. En daar hield de discussie dan ook op.

Want plots was ik ‘intolerant’ en ‘onredelijk’ en ‘egoïstisch’; ‘of ik soms nooit iets verkeerd deed?’ (alweer een retorische vraag). Dus u doet maar gewoon verder, beste roker, en dan jammert u maar weer als er een nóg strengere wet komt omdat u de vorige opnieuw tot de limieten strekte. Het wordt er alleen maar beter op voor de niet-rokers.

tortilla

De kippen van mijn schoonouders leggen zoals de konijnen worden geacht te kweken. Wij worden dan ook bijna twee keer per week verwend met een six pack versgelegde eieren, want hoogst mogelijks ons cholesterolgehalte niet ten goede komt. Al vind ik dat een beetje grootspraak, want eiwitten worden alom aangeprezen als noodzakelijk bouwsteen voor onder meer spiermassa. De cholesterol zit dan ook voornamelijk in de dooier, en wat die spiermassa betreft blijft het six pack beperkt tot het eierdoosje.

Maar goed, wegens ziekte en dus gebrek aan eetlust hadden die doosjes zich een beetje opgestapeld, waardoor ik gisteren verwoed op zoek was naar eiergerechten. Gerechten die het bovendien niet noodzakelijk maakten het huis te verlaten op zoek naar ingrediënten.

Het eerste recept werd een (soortement) tortilla. Niet de Mexicaanse Tortilla, die in de Amerikaans georienteerde Engelstalige editie van wikipedia de standaard bestemming is voor het lemma:

But it is the Mexican meaning of “tortilla” that is most familiar to North Americans, and possibly most of the world outside of Europe and South America, where the original Spanish meaning is best known.

Ik baseerde mij op de Spaanse variant ofte tortilla de patatas: eieren en aardappelen. Al zal ik het maar toegeven, eigenlijk wou ik (eindelijk) eens een quiche maken. Maar ik had geen room, en ik had tevens geen zin om de bodem te maken, dus ging ik voor de eenvoud met de ingrediënten die voorradig waren:

  • 3 aardappelen
  • 3 wortelen
  • 2 ajuinen
  • 1 prei
  • 1 tomaat
  • een kleine hand kervel (omdat ik dat in huis had voor soep)
  • 6 eieren

Deel 1: de aardappelen pellen, en in blokjes verdelen. Ondertussen had ik mijn kleine creuset op een zacht vuur laten opwarmen, en daar voegde ik nu wat boter en een beetje olijfolie aan toe, samen met de (rauwe) aardappelblokjes. De drie wortelen volgden op dezelfde wijze (geschild en in blokjes), en wat later ook de ajuinen en de prei.

Deel 2: eenmaal de aardappelen min of meer gaar zijn, voeg ik de –ook al in blokjes gesneden– tomaat toe. De kleine hand kervel wordt fijngesneden, en de zes eieren worden in een kom gebroken en gladgeroerd. De kervel gaat erbij, net als een snuif zout en flink wat gemalen peper. Het ganse mengsel gaat in de pan, die –nog steeds op zacht vuur– nog zo’n drie-vier minuten blijft staan.

Deel 3: om af te werken gaat het geheel nog even de oven in –meteen de reden waarom ik de kleinste creuset heb gebruikt: die past er perfect in. 180°C warme lucht gedurende alweer een minuut of drie-vier. Opgelet, niet te lang laten staan, anders droogt het boeltje uit. Niet te kort evenwel, het ei moet gestold zijn (kan je altijd nakijken met een deegprikker of iets dergelijks).

Smullen maar! (Warm of koud, maakt niet uit.)

moe

Miljaar ik zou gerust nog een week kunnen (moeten) thuisblijven. Maar er begint onderhand zoveel op de agenda te staan dat ik zieker zou worden van de stress over alles wat ik zou kunnen missen dat ik nu al besloten heb morgen opnieuw naar Brussel te trekken (als verantwoording om diezelfde avond naar de vergadering van Het Project te kunnen trekken). Hoe het verder zit voor vanavond (Opatuur!) ben ik nog niet zeker. Aan goesting ontbreekt het in elk geval niet: drie gitaristen! (Ik denk dat ik toch nog maar eventjes een uiltje ga vangen.)

zooo ver

“En hoe ver dan wel”, vraagt hij terwijl hij duim en wijsvinger op verschillende afstanden van elkaar probeert. “Zo? Of zo?”

Ik kijk hem aan, en zeg rustig: “Goed. Dan moogt ge nu uw tanden gaan poetsen en meteen uw bed in.”

Henri was de ganse dag al redelijk lastig. Wij allemaal overigens, want we zijn allemaal ziek, uitgeput, en leven daardoor een beetje op het scherp van de snee. Bovendien is de jongen zijn haar pas geknipt vanochtend, en noch ikzelf, noch Tessa zijn er eigenlijk tevreden over. Eigenaardig genoeg vond hij het wel OK, al wordt hijzelf natuurlijk minder met zijn kapsel geconfronteerd. Jommekeskop is een goede omschrijving; of Jeanne d’Arc; net geen Mireille Matthieu in de jaren 60-70, want daarvoor is er teveel weggeknipt.

Maar goed, de spanning zat erin. Niet willen luisteren als ik zeg dat hij die stalen marbels niet op de plancher mag laten vallen. Tegendraads met extra lawaai en traagheid mijn verzoek opvolgend als ik zeg dat hij ze dan nu maar meteen moet opruimen. En “neen, ik wil geen soep” roepen, als we zeggen dat het tijd is om te avondeten.

“Henri, als ge zo nog lang doorgaat jongen, dan gaat het niet lukken hé. Ge zijt nog zo ver van mij boos te krijgen.”

De tranen bollen hem over de wangen als hij naar de trapgang gaat. Ik hoor de deur open en dichtgaan, en ik zie dat hij het licht aansteekt. Maar ik hoor hem verder niet de trap opgaan. Wel hoor ik hem schreien. Ik wacht nog even, maar als ik merk dat hij geen aanstalten maakt om alsnog uit eigen beweging de trap op te gaan om zijn tanden te poetsen, ga ik zelf ook naar de gang.

“Henri,” vraag ik nog steeds kalm, “had ik niet gezegd dat ge uw tanden moest gaan poetsen?”

Hij begint te krijsen gelijk een varken dat wordt gekeeld, en vlucht de trap op. Ik zucht, zie hem –zachter nu, maar nog steeds krijsend– de badkamer binnengaan, en hoor hem zijn tanden poetsen. Als ik terug aan tafel zit, hoor ik hem uit de badkamer komen, naar beneden gaan, en hij klopt beleefd op de deur.

“Papa,” zegt hij als ik de deur voor hem open, “mag ik mij verontschuldigen?”

Ik slik. Van het krijstafereel van zoëven is niks meer te merken. Voor mij staat een beleefde jongeman. Ik twijfel lang en hard, en hij is er zich duidelijk van bewust dat hij maar beter wacht op een antwoord. Maar ik kan nu niet toegeven. Hij is gestraft, en als ik nu zeg dat hij zomaar terug kan komen, dan leert hij niks bij. Dus maak ik van mijn hart een steen en schrei inwendig.

“Sorry jongen.” Hoe ik het over mijn lippen krijg weet ik niet. “Ik aanvaard je excuses, maar je moet wel nog steeds naar bed.”

Hij kijkt me aan, eerst vol ongeloof, maar dan berustend. Hij geeft Tessa nog een knuffel, en ik ga met hem mee tot zijn slaapkamer. “En morgen beginnen we gewoon opnieuw”, fluister ik hem toe, en ik snik zachtjes mee met zijn ‘ja, papa’.