Wantrouwen in de rechtsstaat

Hoe kan dat toch, dat iemand die zich zo hoog op de ladder bevindt, schijnbaar ongenaakbaar blijft. De normale gang van zaken vraagt om een schorsing, op zijn minst tot er duidelijkheid in de situatie is. Een schorsing hoeft trouwens geen schuld(bekentenis) te wezen, maar een waarborg voor de impartialiteit van een lopend onder zoek. Als het gaat om een rechterlijke macht, die de meest objectieve macht in de maatschappij moet voorstellen, dan kan men toch niet aarzelen. De minste vorm van twijfel om een dergelijke objectiviteit moet aanleiding geven tot onderzoek. Onderzoek naar objectviteit moet de betrokken persoon geheel uit de context plaatsen van de situatie waarin schade kan (kan, niet zal) berokken worden. In deze materie gaat het niet om een persoon, maar om de garantie van objectiviteit van een systeem dat elke burger een eerlijk proces waarborgt. En die garantie lijkt hier wel degelijk in het gedrang te komen.

Al komt een dergelijke vorm van partijdigheid mee voor dan u denkt. Zo is er de (ach, laat ik het maar als fictief omschrijven) situatie waarbij de vrouw van een vertrouwensarts werkt bij de expert van de tegenpartij. Daarbij is een machtspositie ontstaan, vergelijkbaar met die hierboven, zij het op een ander niveau. De vertrouwensarts heeft een monopoliepositie –geen enkele collega durft er tegen ingaan– en de expert heeft de vrije hand voor zijn opdrachtgever (de verzekering, of wat had u gedacht). Heelder dossiers worden zo ‘afgerond’ over de hoofden van slachtoffers heen.

De rechtsstaat herbergt schrijnende toestanden.

eindejaarslijstjes

Het is blijkbaar een aanvaard maatschappelijk fenomeen, net zoals klaaskoeken in oktober en kerstvitrines in november. Maar waarom is iedereen zo gebrand op de publicatie van een eindejaarsoverzicht in december? Hoe zit het met de rest van het jaar? Of gaat u in langverdiende hibernatie?

Ah! Levensvragen!

overschot

Daar gaat ze dan maar weer, de zin van mijn bestaan, de rots in mijn branding, de enige zelf gekozen constante die ik ooit in mijn leven heb toegelaten.

“Nee, ge moet mij geen iPhone meebrengen. En een fototoestel –of onderdelen daarvoor– ook niet. Zij maar voorzichtig, New York is Gent niet. Want ik denk ten andere niet dat ze daar hoofddoeken mogen dragen.”

Dat had ik haar gisterenavond nog gezegd, of daarnet aan de telefoon, dat maakt niet uit. Vanochtend om vier uur is ze opgestaan, of iets later, maar in elk geval op tijd om de trein van half zes of half zeven te halen waarmee ze weer voor een paar dagen uit mijn leven is gereden. Och, nu kan ik tenminste weer de bloemetjes buiten zetten, het mooie weer maken, en wakker blijven tot stukken in de nacht.

(Al zijn er een paar praktische hindernissen te nemen eerst, of toch één hindernis, die elke ochtend naar en elke avond van school moet. En die op tijd het bed in wordt gestopt. Dus zie ik mijn nog net mijn concert vanavond te halen (dat was eerlang geregeld), maar mogelijks niet dat van zondag.)

Tijd te over evenwel. En voedsel ook. Want ik had alles nog in porties van drie gekocht, gisteren, bij de slager en de groentenboer en de bakker. Drie braadworsten, drie slavlinders, en drie droge worsten. En te veel appelen ook, en dan zaten er ook nog eens in het fruitabonnement dat wij wekelijks bij de slager afhalen. Dus maak ik zaterdag appeltaart. Daar kunnen we met twee dan evenveel dagen van eten. Net zoals van de broodpudding.

Want ik heb vanalles op overschot. Behalve haar.

lachen met taal

Het was even schrikken toen ik van de Taalschrift-redactie de vraag kreeg: “Wat vindt u: is Belgisch-Nederlands een volwaardige variëteit van het Nederlands?” Dit leek wel een vraag uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toen kon je wellicht nog voor controverse zorgen als je zei: “Ja, natuurlijk is Belgisch-Nederlands een volwaardige variëteit van het Nederlands”.

Nederlands en Belgisch Nederlands zijn evenwaardig. Toch? door Johan De Caluwe op taalschrift.org [via]

Muhahaha. Ik herinner me nog goed mijn lessen taalkunde aan het begin van de jaren 90, op dezelfde Gentse universiteit waar Johan De Caluwe toen assistent was, en Prof. Taeldeman nog niet emeritus. Nederlands zal (Noord-)Nederlands zijn, en alles wat naar Vlaams riekt is tussentaal en dus slecht. Behalve als uw tongval een Antwerpse afkomst mocht verraden, dienden we overigens net zozeer Noordnederlandse klanken uit te braken, en verder ook ons vocabularium en de rest van onze eigenheid aan de Noordnederlandse norm aan te passen.

En dat is zo typisch Vlaams. Terwijl Vlaanderen in het buitenland vaak een zekere faam geniet, wordt de geringste hint van Vlaamse persoonlijkheid in eigen regio tot op de grond afgebroken. De Vlaming gunt zichzelf het licht in eigen ogen niet.

zebrapad(en)

Beste automobilist,

Het lijkt u misschien vreemd, maar de Europabrug telt wel degelijk twee (2!) zebrapaden. Eentje daarvan bevindt zich aan de lichten langs de kant van de Neermeerskaai, het andere bevindt zich –o wonder!– langs de kant van de Gordunakaai. Een korte afstand, ik ben mij ervan bewust. Voor beide zebrapaden dient u evenwel te stoppen als er iemand aan het oversteken is.

En meneer, als u dan toch moet stoppen voor de rode lichten aan het tweede zebrapad, waarom insisteert u dan om op het eerste zebrapad –nota bene vlak voor mijn voeten– tot stilstand te komen? En juffrouw, extra gas geven om mij in de gietende regen vooral niet door te laten op het zebrapad –terwijl u mij van ver had kunnen zien oversteken indien u op dat moment niet overijverig naar een ander radiostation had zitten zoeken– getuigt van veel onvoorzichtigheid.

Maar ach, ik kan mij voorstellen dat die paar seconden voornaamheid voor u van levensbelang waren. Ik heb er mij dan ook niet druk in gemaakt. Maar meer dan beleefdheid, zou ik u toch willen vragen even aan de veiligheid te denken. Er ligt wel degelijk een zebrapad. En ik zou niet graag het kind zijn dat u de volgende keer helemaal over het hoofd ziet.

Dank.

weekend in een notendop

Mijn titel was “wij zijn slechte ouders, wij” –ik ben niet te beroerd een mea culpa te slaan, als dat nodig mocht blijken. Edoch, de madam vond dat vanochtend Geen Goed Idee™ want (1) ik had dat blijkbaar al eens gebezigd, als titel en (2) de mensen zouden het nog wel eens kunnen geloven ook als ik het te veel herhaal. Want zo zijn ze wel, de mensen, dacht ze er ongetwijfeld bij (disclaimer –ge kunt niet voorzichtig genoeg zijn– dit is dus geen citaat).

Ze heeft een zeer drukke week voor de boeg, mijn madam. Niet alleen is ze van wacht –mogelijke foutparkeerders zijn gewaarschuwd– ze heeft nog een ton andere verantwoordelijkheden te torsen waarover ik niet ga uitweiden want (1) dat zijn haar zaken, en dus niet aan mij om te wereldkondig te maken (2) ze heeft zelf een weblog voor dergelijke administrativa. Maar goed, niet alleen haar week wordt druk, het weekend was reeds druk (daarover heeft ze al geschreven, dus daar hoef ik niet meer mee in te zitten).

Het begon al vrijdag, met de opening van een tentoonstelling met o.a. werk van meneer fotograaf Hans ‘LKD‘ Dekeyser in de voormalige UCO-spinnerij Jules de Hemptinne aan de Kolveniersgang. Gezien het vakantie was, en we de volgende dag konden uitslapen, hadden we besloten Henri mee te nemen voor de opening. Het begon om 19u, dus ja, als hij dan om 21u in zijn bed ligt, dat is het einde van de wereld nog niet. Achteraf zijn we echter nog een hapje gaan eten met een aantal andere Project medemensen, en voor we het wisten was het toch weer net een ietsje later dan gepland.

(U kan nog overigens nog naar die tentoonstelling gaan kijken tot en met zaterdag 7 april van 14 tot 18 uur –gesloten op maandag evenwel, maar de toegang is gratis. Een aanrader, want dan ziet u al die schitterende foto’s ook eens wat groter.)

Zaterdag stond er een intieme dansvoorstelling op het progamma, in het kader van SUM/SOME of the parts. Vous permettez?, van/met Anabel Schellekens en Thomas Devens vond plaats in de living van vrienden, begon om 20u, en zou maar een uurtje duren. Dus –u hoort mij al aankomen– nemen we Henri toch mee! We eten nog even een snelle hap daarvoor, en tegen ochere 21u30 ligt de arme jongen in zijn bed. ’t Is tenslotte vakantie.

Edoch, direct daaraan voorafgaand –de rest van de drukke zaterdag even negerend– zaten wij ergens voorbij Oudenaarde op een trouwreceptie. We waren pas thuis om 18u45, en dus ging het sito presto richting binnenstad (onze vrienden wonen aan de andere kant van Gent natuurlijk). Het masterplan was snel een sandwich te kopen in de Martino, en al kauwend een paar (lange) straten verder te wandelen. De Martino bleek echter gesloten (‘wegens totale uitputting’), waardoor we pas na de voorstelling zijn gaan eten (pizza in de Pane & Vino). Met een zoontje dat van uitputting bijna in zijn bord in slaap viel.

Zondag beterschap? Helaas niet. We hebben hem eerst afgemat met de paarden bij meter N., en achteraf mocht hij mee naar Opatuur. Geen plaats voor een kind? Dat klopt, maar gisteren speelde Bert Joris (met Nathalie Loriers en Philippe Aerts), en dat wou onze trompettist niet missen. (We hadden het hem al lang beloofd, en ik ben niet meteen de mens om op mijn woord terug te komen.) Hij heeft het overigens aangedurfd een handtekening te vragen aan Bert Joris –een supersympathiek man, mocht daar nog enige twijfel over bestaan.

Het trio speelde extra lang vanzelfsprekend, waardoor ik het tijdstip niet durf te vermelden waarop hij in zijn bed lag. Het laatste nummer is hij een beetje weggedommeld –Henri, bedoel ik dan– maar hoewel we hem een aantal keren hebben voorgesteld om naar huis te gaan, wilde hij van geen wijken weten. Gelukkig hadden we deze keer voor het optreden tijd gevonden voor het avondmaal. Een lekkere gezonde pita in de Overpoort!

Wij zijn slechte ouders, wij.

f-ing summertime

…en als ik al in het Engels begin, kan u ervan op aan dat het mij hoog zit. Sinds de zomertijd ben ik totaal ontregeld. Enfin, laat ik het daar maar op steken.

Gisteren nog beweer ik op de lijst van Het Project: “ik ga even wat eten, een beetje televisie kijken, en dan ben ik weer paraat.” Dat eten is nog net gelukt, maar eenmaal terug thuisgekomen, ben ik met kleren en al voor de televisie in slaap gevallen. Ik ben minstens vijf keer wakker geschoten, terug ingedommeld, en een dik kwartier geleden is deze nieuwe dag voor mij begonnen. Alle lichten waren nog aan, de muziek stond nog op, en op de televisie was Het Journaal aan de zoveelste loop bezig. En waren er 48 nieuwe berichten op de Projectlijst.

Grmpf. Ik ben een beetje zenuwachtig ook, daar niet van. Om een ganse waslijst redenen waar ik u niet te veel mee ga vervelen. Over minstens één ervan heb ik u al gesproken, en dan heb ik het nog niet over de backlog aan werk waar ik momenteel mee worstel. Het wordt tijd dat het geheim uit mijn publiek geheim mag.

(Hey, het is half vijf ’s ochtends. U verwacht toch geen coherentie op dit ontiegelijke uur?)

zooo ver

“En hoe ver dan wel”, vraagt hij terwijl hij duim en wijsvinger op verschillende afstanden van elkaar probeert. “Zo? Of zo?”

Ik kijk hem aan, en zeg rustig: “Goed. Dan moogt ge nu uw tanden gaan poetsen en meteen uw bed in.”

Henri was de ganse dag al redelijk lastig. Wij allemaal overigens, want we zijn allemaal ziek, uitgeput, en leven daardoor een beetje op het scherp van de snee. Bovendien is de jongen zijn haar pas geknipt vanochtend, en noch ikzelf, noch Tessa zijn er eigenlijk tevreden over. Eigenaardig genoeg vond hij het wel OK, al wordt hijzelf natuurlijk minder met zijn kapsel geconfronteerd. Jommekeskop is een goede omschrijving; of Jeanne d’Arc; net geen Mireille Matthieu in de jaren 60-70, want daarvoor is er teveel weggeknipt.

Maar goed, de spanning zat erin. Niet willen luisteren als ik zeg dat hij die stalen marbels niet op de plancher mag laten vallen. Tegendraads met extra lawaai en traagheid mijn verzoek opvolgend als ik zeg dat hij ze dan nu maar meteen moet opruimen. En “neen, ik wil geen soep” roepen, als we zeggen dat het tijd is om te avondeten.

“Henri, als ge zo nog lang doorgaat jongen, dan gaat het niet lukken hé. Ge zijt nog zo ver van mij boos te krijgen.”

De tranen bollen hem over de wangen als hij naar de trapgang gaat. Ik hoor de deur open en dichtgaan, en ik zie dat hij het licht aansteekt. Maar ik hoor hem verder niet de trap opgaan. Wel hoor ik hem schreien. Ik wacht nog even, maar als ik merk dat hij geen aanstalten maakt om alsnog uit eigen beweging de trap op te gaan om zijn tanden te poetsen, ga ik zelf ook naar de gang.

“Henri,” vraag ik nog steeds kalm, “had ik niet gezegd dat ge uw tanden moest gaan poetsen?”

Hij begint te krijsen gelijk een varken dat wordt gekeeld, en vlucht de trap op. Ik zucht, zie hem –zachter nu, maar nog steeds krijsend– de badkamer binnengaan, en hoor hem zijn tanden poetsen. Als ik terug aan tafel zit, hoor ik hem uit de badkamer komen, naar beneden gaan, en hij klopt beleefd op de deur.

“Papa,” zegt hij als ik de deur voor hem open, “mag ik mij verontschuldigen?”

Ik slik. Van het krijstafereel van zoëven is niks meer te merken. Voor mij staat een beleefde jongeman. Ik twijfel lang en hard, en hij is er zich duidelijk van bewust dat hij maar beter wacht op een antwoord. Maar ik kan nu niet toegeven. Hij is gestraft, en als ik nu zeg dat hij zomaar terug kan komen, dan leert hij niks bij. Dus maak ik van mijn hart een steen en schrei inwendig.

“Sorry jongen.” Hoe ik het over mijn lippen krijg weet ik niet. “Ik aanvaard je excuses, maar je moet wel nog steeds naar bed.”

Hij kijkt me aan, eerst vol ongeloof, maar dan berustend. Hij geeft Tessa nog een knuffel, en ik ga met hem mee tot zijn slaapkamer. “En morgen beginnen we gewoon opnieuw”, fluister ik hem toe, en ik snik zachtjes mee met zijn ‘ja, papa’.

euri! euri?

Het zijn vanzelfsprekend euro’s, of het collectief enkelvoud euro, of de afkorting EUR, of het symbool €. Keuze te over. Maar in godsnaam, onder welk voorwendsel dan ook, geen euri.

Tenzij u insisteert uw kennis van Noordnederlandse turbotaal te etaleren. Het zal wel Italiaans zijn, zo redeneren de hippe pubers die hun interesse in, en gevoel voor, taal reeds lang hebben ingeruild voor een GSMduim. En is niet het meervoud van bambino in datzelfde Italiaans bambini? Dan moet het meervoud van euro toch ook wel euri zijn. Well, guess again.

(Let wel, het betreft hier geen spelfout, want daar is niemand vrij van. Geloof mij, ik kan het weten.)

grrr

Het groeit te veel over mijn hoofd. Ik heb drie vrouwen op stapel staan, en een paar andere die dringend onderhoud vereisen, maar ik heb potverdorie geen tijd om ze uit te schrijven.

Van dat vorige postje was enkel item A volledig afgewerkt (maar dat komt wel elke dag in vol ornaat terug); van item B is er niks afgeraakt (ondertussen is er wel al één tekst voor B.1. en de volgende twee zijn in de maak), en van item C zijn C.1. en C.4. zo’n 95% klaar (bijkomende complicaties), en de andere twee volledig afgewerkt. Niet dat ik klaag hé –allez, over één ding, want bij item C is het verschrikkelijk om steeds van de input van anderen te moeten afhangen.

Oeh! Waanzinnig interessant allemaal, nietwaar. Als ik nu eens zou schrijven wat ik eigenlijk wil schrijven (en zonder cryptisch te worden.)