onverdraagzaam

Smak! Ik morste net geen gloeiend hete koffie toen de stoel achter mij hardhandig tegen de mijne werd geschoven. Het is soms wat krapjes, in de gelegenheid waar het gebeurde, en wie daar niet vaak langskomt, verliest dat dan ook makkelijk uit het oog. Niets wat een korte verontschuldiging –uit beleefdheid– niet oplost.

In plaats van een –al dan niet gemeende– ‘sorry’ klopte de heer met zijn volle hand op mijn rug. En nog eens. Ik kon me net op tijd omdraaien om een volgende klap af te weren. De heer in kwestie liet luid zijn misbaar blijken: “Ik mag mijn jas toch wel aandoen zeker?”

“Natuurlijk meneer, maar misschien kan u dat dan in het gangpad doen? U hebt mij al twee keer geklopt ondertussen.”

“En ik zal nog wel een derde keer kloppen ook!”

Toegegeven, daar had ik even niet van terug. De heer in kwestie was de (volle) pensioengerechtigde leeftijd ver voorbij, ergens in de 70 schat ik –al ben ik slecht in leeftijden schatten. “Dat meent u toch niet, meneer?”

“Weet ge wat het probleem is,” concludeerde hij, “ge zijt gewoon niet verdraagzaam.” Met welk een woorden hij mijn stoel nog een flinke stamp gaf, en het keurige etablissement hoofschuddend verliet.

zebrapad(en)

Beste automobilist,

Het lijkt u misschien vreemd, maar de Europabrug telt wel degelijk twee (2!) zebrapaden. Eentje daarvan bevindt zich aan de lichten langs de kant van de Neermeerskaai, het andere bevindt zich –o wonder!– langs de kant van de Gordunakaai. Een korte afstand, ik ben mij ervan bewust. Voor beide zebrapaden dient u evenwel te stoppen als er iemand aan het oversteken is.

En meneer, als u dan toch moet stoppen voor de rode lichten aan het tweede zebrapad, waarom insisteert u dan om op het eerste zebrapad –nota bene vlak voor mijn voeten– tot stilstand te komen? En juffrouw, extra gas geven om mij in de gietende regen vooral niet door te laten op het zebrapad –terwijl u mij van ver had kunnen zien oversteken indien u op dat moment niet overijverig naar een ander radiostation had zitten zoeken– getuigt van veel onvoorzichtigheid.

Maar ach, ik kan mij voorstellen dat die paar seconden voornaamheid voor u van levensbelang waren. Ik heb er mij dan ook niet druk in gemaakt. Maar meer dan beleefdheid, zou ik u toch willen vragen even aan de veiligheid te denken. Er ligt wel degelijk een zebrapad. En ik zou niet graag het kind zijn dat u de volgende keer helemaal over het hoofd ziet.

Dank.

de beleefdheidsvorm

Zegt Laurens:

Ik ken iemand die zijn vader moet aanspreken in de beleefdheidsvorm. Dát doet mijn tenen pas krullen…

Och, de jeugd kent geen manieren meer, meneer. Dat is al zo sinds de jeugd jonger is dan de volwassenen, en zal dus nooit veranderen.

Zelf sta ik er niet op dat Henri mij met ‘u’ aanspreekt –ik heb het hem nog nooit gevraagd, en als hij het al zou doen, dan heb ik het nog niet opgemerkt. Waar ik wel op sta, is dat hij met twee woorden spreekt (“ja ja, papa papa” –ze blijft meegaan, die grap), en –algemeen beschouwd– zich beleefd en welopgevoed gedraagt. “Dag, meneer”, “goedemorgen, meester Kris”, ‘dankuwel’ zeggen als hem iets gegeven wordt, toelating vragen voor hij van tafel mag na zijn eten, zijn beurt afwachten, ouderen (en daarmee bedoel ik niet noodzakelijk senioren) laten voorgaan, etc.

Hij mag van mij alles doen en (vooral) zeggen –binnen bepaalde limieten– zolang het met het nodige respect en eenzelfde hoeveelheid beleefdheid gebeurt. En daar zit hem net de finesse, de subtiliteit, het detail: waar liggen de limieten? En hoe evolueert dat? Want die limieten en verplichtingen verleggen hun grenzen voortdurend naarmate het kind ouder wordt. In elk geval: communicatie is belangrijk.

Het is ook totaal ridicuul uw opvoeding op ‘verboden’ te baseren: laat een kind, een kind zijn, alstublieft. Het plezantste is overigens om te zien hoe kinderen voor alles achterpoortjes vinden en gebruiken. Want eigenlijk is beleefdheid (en opvoeding) een beetje zoals racen: iedereen kan het gas open draaien op de rechte stukken, maar de echte race wordt gereden in de bochten.

welopgevoed

Een kind moet kunnen spelen; rondlopen, in de plassen springen, met andere kinderen rotzooien, vuil worden. Dat staat buiten kijf. Maar als uw kind gedurende een half uur met een stok op alles loopt te slaan wat het op zijn weg tegenkomt –van tafels tot stoelen en bomen en tentzeil– en daarna op hetzelfde élan alle andere kinderen opjaagt, en ei zo na met stenen naar de mensen begint te gooien, dan had u al drie kwartier eerder moeten optreden.

Kijk, makker, ik heb zelf een kind, en ken een hoop mensen met evenveel kinderen, met twee, met drie, en zelfs met vier. En zij slagen erin hun kind(eren) in de hand te houden. De opvoeding ligt bij de ouders, niet bij de maatschappij. Zelfs niet als u insisteert dat zij tijdens hun puberteit uw huishouden overnemen.