Wantrouwen in de rechtsstaat

Hoe kan dat toch, dat iemand die zich zo hoog op de ladder bevindt, schijnbaar ongenaakbaar blijft. De normale gang van zaken vraagt om een schorsing, op zijn minst tot er duidelijkheid in de situatie is. Een schorsing hoeft trouwens geen schuld(bekentenis) te wezen, maar een waarborg voor de impartialiteit van een lopend onder zoek. Als het gaat om een rechterlijke macht, die de meest objectieve macht in de maatschappij moet voorstellen, dan kan men toch niet aarzelen. De minste vorm van twijfel om een dergelijke objectiviteit moet aanleiding geven tot onderzoek. Onderzoek naar objectviteit moet de betrokken persoon geheel uit de context plaatsen van de situatie waarin schade kan (kan, niet zal) berokken worden. In deze materie gaat het niet om een persoon, maar om de garantie van objectiviteit van een systeem dat elke burger een eerlijk proces waarborgt. En die garantie lijkt hier wel degelijk in het gedrang te komen.

Al komt een dergelijke vorm van partijdigheid mee voor dan u denkt. Zo is er de (ach, laat ik het maar als fictief omschrijven) situatie waarbij de vrouw van een vertrouwensarts werkt bij de expert van de tegenpartij. Daarbij is een machtspositie ontstaan, vergelijkbaar met die hierboven, zij het op een ander niveau. De vertrouwensarts heeft een monopoliepositie –geen enkele collega durft er tegen ingaan– en de expert heeft de vrije hand voor zijn opdrachtgever (de verzekering, of wat had u gedacht). Heelder dossiers worden zo ‘afgerond’ over de hoofden van slachtoffers heen.

De rechtsstaat herbergt schrijnende toestanden.