die rokers toch

Onlangs nog, zat iemand mij weer in het gezicht te wrijven dat rokers ook rechten hebben. En terwijl ik de laatste ben om dat te ontkennen, vergeten mensen die geestdriftig op hun rechten wijzen maar al te vaak dat ze ook plichten hebben.

Het verbod om te roken op de trein, in stationsgebouwen en op perrons is sinds 1 januari 2004 van kracht, lees ik in een persbericht op de site van DM: 556 mensen beboet voor roken op de trein in 2005. Maar laat ik het vooral niet hebben over de mensen die in de titel van dat bericht werden betrapt. (Vergeet evenwel niet, het gaat enkel om degenen die het forfaitair boetebedrag van 12,50 euro niet onmiddellijk in de trein betaalden […] Er worden over het algemeen veel aanmaningen en waarschuwingen gegeven.) Rotte appels vindt men echter overal.

Wat mij stoort is het consequent én ongestraft aan de laars lappen van dat verbod. Enkel de centrale hal van het station ontsnapt nog aan de roker. In de gangen van en naar de perrons wordt al gauw een sigaret opgestoken, en op het perron zelf is het hek helemaal van de dam.

“Och,” reageerde diezelfde roker, en vele gelijksoortigen met hem, “het peroon bevindt zich toch in de buitenlucht? Hoe kunt ge daar nu last van hebben?”

Die laatste vraag typeert de roker ten voeten uit. Een geheel retorische vraag overigens, want de roker verwacht enkel een bevestiging van zijn veronderstelling. Evenwel: mijn (nuchtere) maag stelt de rook van de man naast mij op het drukke perron ’s ochtends, niet meteen op prijs. Mijn longen overigens ook niet. “Ga dan elders staan, het perron is groot genoeg,” was de volgende reactie, en daarmee straft de roker opnieuw en onterecht de niet-roker.

Geheel onterecht, want de wet verbiedt hem expliciet te roken op het perron. Net zoals de wet verbiedt door het rode licht te rijden. Maar ach, “die vergelijking gaat toch niet op,” veerde de roker verontwaardigd recht. En daar hield de discussie dan ook op.

Want plots was ik ‘intolerant’ en ‘onredelijk’ en ‘egoïstisch’; ‘of ik soms nooit iets verkeerd deed?’ (alweer een retorische vraag). Dus u doet maar gewoon verder, beste roker, en dan jammert u maar weer als er een nóg strengere wet komt omdat u de vorige opnieuw tot de limieten strekte. Het wordt er alleen maar beter op voor de niet-rokers.

3 gedachtes over “die rokers toch”

  1. Als je in Sint-Pieters (Gent) het perron opkomt, kom je nergens rookverbodstekens tegen. Als je de trap terug afdaalt staan er wel verbodstekens.
    Als ik een sigaret opsteek op het plein, de tramtunnel instap en zo naar het perron ga kom ik geen enkel verbodsteken tegen. Ik zeg niet dat roken op het perron niet stoort, maar het zou een kleine moeite zijn van de NMBS om wat meer plakkers te hangen.
    Ik was er ook van overtuigd dat roken op het perron niet mocht, maar na het niet vinden van verbodstekens en het wel vinden van vele peuken heb ik mijn grenzen maar wat bijgesteld.
    Verder stel IK mij wat verder op van de massa als ik een sigaret opsteek. Beleefdheid noemen ze dat, veel beter dan duizend regels.

  2. (Ik wil u niet persoonlijk aanvallen, Hans, maar spreek mij niet over de beleefdheid van de roker. De keren dat ik gehoord heb ‘ik rook nooit als er nog iemand aan het eten is’ om daarna dat zelf opgelegde gebod met de voeten te treden omdat het toch wel erg lang duurt eer dat ‘eten’ gedaan is.)

    Och kijk, er staat op sommige plaatsen ook niet aangegeven dat ik voorrang van rechts moet geven. En toch doe ik dat, want de wet schrijft dat voor.

    Het verbod(steken) tot roken op het perron staat in diezelfde wet. Meer moet dat niet zijn. Het is niet de verantwoordelijkheid van de NMBS, wel van de roker.

    Zoek geen excuses. Ge moogt niet roken op het perron. Punt.

    Of om het met de bond zonder naam te zeggen: “verbeter de wereld, begin met uzelf”. Ik zondig daar ook altijd tegen 😉

Reacties zijn gesloten.