– Hallo, met Bruno Bollaert, met wie spreek ik alstublieft?
“Spreek ik met Bruno Tessa?”, klonk het van de andere kant. Duidelijk niet, dacht ik, ik heb u net mijn naam gezegd. Want als ik de (vaste) telefoon beantwoord, ben ik altijd zeer beleefd. En ik verwacht van u hetzelfde, met als minimumvereiste dat u zichzelf identificeert, vooral wanneer de caller ID ‘withheld‘ vermeldt.
– Nee, met Bruno Bollaert, maar met wie spreek ik alstublieft.
“Dan heb ik de verkeerde naam gekregen, sorry daarvoor. Mag ik u iets vragen, Bruno?”
Oeps. Dubbele fout mevrouw. Ten eerste hebt u mij nog steeds niet verteld wie u bent, en ten tweede, ondanks het feit dat ik niet weet wie u bent, spreekt u mij bij de voornaam aan. Noem mij oudbollig ende conservatief, maar voor de rest van uw verhaal zal u van goeden huize moeten komen als ik u nog ter wille zal moeten zijn.
– Dat mag u, mevrouw, maar wie bent u?
“Wel, Bruno, misschien kent u de organisatie Child Focus?”
En dan steekt ze van wal:
“Kan ik u optekenen voor een post-it pakket, Bruno?”
– Nee, mevrouw, dank u.
“Of misschien heeft uw bedrijf CDs nodig?”
– Nee, mevrouw, dank u.
“Of misschien briefpapier?”
– Nee, mevrouw, dank u. Ik denk niet dat ik op uw verzoeken ga ingaan.
“Of een muismat, misschien, Bruno?”
– Nee, mevrouw, echt niet.
“Dat begrijp ik hoor, maar misschien dat het volgend jaar wel zal lukken, Bruno?”
– Nee, mevrouw, ik zou liever hebben dat u niet meer belt.
“Het is natuurlijk wel voor het goede doel hé Bruno. Draag je het goede doel geen warm hart toe?”
Waarop ik toch maar de verbinding heb verbroken.