Gisteren vond in het NTG Het Groot Overleg over Gent plaats. Gezien ik doctor dokter vergezelde naar een feestje, kon ik daar helaas niet aanwezig zijn, dus ga ik af op wat er in de media over te lezen valt.
Voorlopig is dat een beetje schaars, maar Gent moet af van jaren ’70 (volgens bureau Berenschot althans), schrijft De Gentenaar bijvoorbeeld. Leest u vooral het ganse artikel, ik haal er twee fragmenten uit:
Andere aspecten springen meer in het oog, maar die zijn dan weer niet allemaal positief, vindt Berenschot. Zo ervaart iedereen Gent als een volkse stad, maar wordt dat verbonden met rommeligheid en oubolligheid. Gent staat weliswaar bekend als toeristenstad, maar dan met de nevenbedenking dat ze maar goed is voor eendagsreizen. Als evenementenstad wordt Gent dan weer geassocieerd met kermisachtige toestanden en niet met pakweg innovatiebeurzen of grote congressen.
[…]
Met andere woorden: Gent moet af van het jaren ’70-denken, concludeert Berenschot. Door te soft te blijven, riskeert de stad oninteressant te worden voor bijvoorbeeld ondernemers.
Lang leve oudbolligheid! Lang leve eendagstoeristen! Lang leve kleinschaligheid! Lang leve soft Gent! De nadruk ligt op cultuur, zo erkende zelfs Berenschot. En ik voeg daar graag aan toe dat wie zakelijkheid en business wil, vooral zijn heil gaat zoeken in Brussel.
Gent bekleedt een unieke positie van ambachtelijkheid en gedegen kennis (vs marketing gedreven zakelijkheid); is klein, beheersbaar, gezellig, volks, en vooral leefbaar; en wordt steeds meer –op redelijk natuurlijke wijze– een kleinparelige cultuurstad. Wie daaraan al te veel tracht te wijzigen, zou daarmee meteen het hart van de Gentenaar vernietigen. En dat zou pas verschrikkelijk jammer zijn.
(Dju, ik heb iets gemist, gisteren.)