De diensttelefoon van Tessa beschikt vermoedelijk niet over caller ID. Dat, of ze neemt gewoon op zonder kijken. Op de meest neutrale toon probeer ik dan dingen zoals:
“Ja ’t is hier dokter Vanderslagmulders, collega. Ik heb enigte vraagjes in verband met de casus van een patiënte die bij u was opgenomen.”
“Zegt u maar hoor.”
Mmuhahaha. Inderdaad, zeer grappig. Ze probeert mij dat soms zelf ook te lappen, maar ik kijk wél altijd naar het caller ID voor ik de telefoon beantwoord. Daarnet –tijdens Jazz Sur l’Herbe— werd ik opgebeld door iemand uit de zone 09.
“Hallo”, zeg ik vriendelijk. Ik zeg nooit mijn naam als ik mijn gsm opneem. U weet wie u wou bereiken, ik wil eerst weten wie u bent voor ik mijzelf bevestig.
“Kan ik met dhr. Bruno Bollaert spreken alstublieft.”
“Met wie spreek ik alstublieft?”
“Ewel, meneer Bollaert…”, begint de juffrouw aan de andere kant van de lijn, wiens stem verdacht veel op die van Tessa gelijkt. Ik ben naar jazz aan ’t luisteren en wil bij voorkeur verder luisteren, dus ik laat merken dat ik haar door heb.
“Och gij trutteken,” zeg ik op zeer aimabele toon, “nu hebt ge mij liggen. Van welke telefoon belt ge nu weer?” Want ze heeft mij zo al eens liggen gehad, door de telefoon van een collega te gebruiken, en dan verschijnt er vanzelfsprekend geen “Tessa” op mijn scherm.
Even blijft het stil.
En nog even.
“Euh,” klinkt het dan aarzelend, “meneer Bollaert? U spreekt met S. W. van X. Het is in verband met de persconferentie waarvoor we u hebben uitgenodigd.”