Sleep with me, I’m not too young

Het is de schuld van The Beatles. En Satan natuurlijk. Nog goed dat ik niet naar heavy metal luister.

Het bestond al langer, maar het zijn The Beatles die het gepopulariseerd hebben. Backmasking dus. Ze gebruikten het eerst louter om het geluidseffect, maar nadien hebben ze ook moedwillig boodschappen ‘gestoken’ in een aantal van hun liedjes. Het meest bekende is waarschijnlijk de ganse Paul is dead hoax, waarin een aantal ‘bewijzen’ werden gefabriceerd om aan te tonen dat Paul McCartney eigenlijk was gestorven, en vervangen werd door een stand in. In I’m So Tired (op The White Album uit 1968) is gebrabbel te horen, dat, wanneer het omgekeerd wordt afgespeeld, te horen geeft dat Paul is a dead man, miss him, miss him, miss him!.

Mensen die het niet zo begrepen hadden op populaire muziek, rockmuziek en hardrock varianten, beschuldigden muziekgroepen ervan dat ze satanische boodschappen in hun liederen onderbrachten. Eén van de meest bekende casussen is Stairway to Heaven van Led Zeppelin, waarin duidelijk hoorbaar een satanische boodschap zit verscholen wanneer men ergens in het midden van het lied een stuk omgekeerd afspeelt. Het gaat om het fragment

If there’s a bustle in your hedgerow
Don’t be alarmed now,
It’s just a spring clean for the May queen.
Yes, there are two paths you can go by
But in the long run
There’s still time to change the road you’re on.

Duidelijk is een beetje een rekbaar begrip, want als men de zogezegd satanische boodschap niet kent, is het niet vanzelfsprekend om hem uit de klanken af te leiden. Dit heeft te maken met het verwachtingspatroon van de luisteraar, die door kennis van de tekst wordt beïnvloed om te horen wat er eigenlijk niet is. Met andere woorden: wie de woorden niet op voorhand kent, zal ook de boodschap niet vinden/’herkennen’.

Probeer het vooral zelf –ik heb de satanische boodschap hier expliciet niet vermeld. Jeff Milner biedt op zijn site een aantal fragmenten aan, die zowel op de normale manier worden afgespeeld, en nadien achterstevoren. Stairway to Heaven staat helemaal bovenaan; luister eerst voor u klikt op Show Reverse Lyrics. Oh, en voor de titel van dit stuk moet u (op diezelfde pagina) even naar Britney Spears luisteren, Baby One More Time!

Every sperm is sacred

Een tijdje geleden ging ik naar een voordracht. Diezelfde, waarbij de spreker, een Vlaamse prof die momenteel doceert aan een Nederlandse universiteit in de Randstad, geconfronteerd werd met een generatiekloof. De voordracht maakte blijkbaar deel uit van een lessenpakket aan de universiteit, want er zaten behoorlijk wat studenten in zaal.

“Ook over masturbatie werd gerationaliseerd in de middeleeuwen”, zo klonk het vanuit het spreekgestoelte i. “Het zaad op de rotsen storten werd aanzien als een misdaad tegen de mensheid, tegen de Schepping eigenlijk.” Hij sprak schepping zo nadrukkelijk uit, dat het wel met hoofdletter moest geschreven zijn.

“Voilà!”, stiet de juffrouw, een paar stoelen van mij verwijderd, triomfantelijk uit in de richting van haar vriendje, onmiskenbaar implicerend dat de jongen iets te veel trainde met de pols. Net iets té luid natuurlijk, want het duurde een tijdje eer de zaal weer stil werd, en nog langer eer het rood geheel uit de wangen was verdwenen.

  1. “Every sperm is sacred”, voegde hij er nog aan toe. En toen er geen reactie kwam: “Monthy Python? Alweer niemand? The Meaning of Life?” [ wikipedia / youtube ]

Chocolade

“Allez, ik wil dat wel eens zien, zo’n chocolatten Eames. We zullen gaan ontbijten in OR, ik ga mee naar de muziekles van Henri, dan gaan we naar Vitrapoint, en dan ga ik toeren.” Ze is al de ganse week van wacht namelijk, wat wil zeggen dat het weekend uit zo ongeveer twee gewone werkdagen bestaat.

Die Eames Lounge Chairs bij Vitrapoint, die hadden ze enkel in chocoladeleder (2 stuks) met palisander of in wit leder met donker (zwart) gebeitst hout (1 stuk). Ze hadden er ook nog een tafel van Siegfried De Buck die ik –helaas enkel in gedachten– hier thuis al zag staan, en nog iets anders wat ik haar wou tonen. De tafel was verkocht, de witte Eames was verkocht, de twee chocolade versies stonden er nog, net zoals het bureaumeubel die ik haar wou tonen. Een witte monoblok, met een oranje inleglade; een stoïcijns-minimalistische werktafel die niet zou misstaan in een modernistisch klooster (gemaakt door Anita Nevens voor Colect; alhier te bekijken).

Over de hoofden hoefden we niet te lopen, maar onze voeten zijn wel een paar keer stukgereden door trendy kindervoitures. Soms is het toch gewoon praktischer die dingen buiten te laten.

“Ge hebt ze nu gezien”, zei ik toen ik haar naar de tramhalte bracht –ik ging nog even met Henri naar Animato om een trompetstandaard te halen. “En wat vindt ge ervan?”

“Chocolade is om op te eten,” vond ze, “niet om in te zitten.”

(Dat zei ze niet natuurlijk, maar het kwam daar wel op neer, en vooral: het rondt mijn verhaal mooi af.)

Eames

Het gebeurt niet vaak (zelfs zo uitzonderlijk weinig dat ik er nu over bericht), maar daarnet had ik toch een redelijke shopping primeur. Vanaf morgen kan u bij Vitrapoint Gent terecht voor een (obligaat) uitzonderlijke stockverkoop. “’t Is binnenkort uw verjaardag,” vond mijn moeder (een beetje gelijk het bijna sinterklaas is, maar dan nog een extra week later), “dus we gaan eens kijken.”

Enkel open op afspraak, las ik op het briefje aan de voordeur, maar voor mijn moeder was dat geen beletsel. De mevrouw –en achteraf ook twee meneren– van de winkel herkenden haar ogenblikkelijk, en wij mochten de winkel binnen. Een uurtje voordien hadden we afgesproken, maar mijn moeder troonde mij eerst mee naar een etablissement naar keuze (de Borsalino is vlakbij) voor lunch. De cannelloni waren voortreffelijk.

Fantastische spullen allemaal, maar voor mij gaat er niets boven Eames. Ik ben absoluut verknocht aan de Eames Lounge Chair & Ottoman, er is geen zitmeubel dat beter zit. Al zijn ook de Lobby Chair (ES 104 / oorspronkelijk gemaakt voor de lobby van het Rockefeller Center) en de Soft Pad Chair (EA 222) uiterst geslaagd. Maar toch, die Lounge Chair…

De kortingen zijn overigens aanzienlijk, ik kan mij voorstellen dat de meubels de deur gaan uitvliegen, voor wie er het geld voor over heeft (of er zou voor over hebben maar een dergelijke korting afwachtte). Zaterdag zal u er over de hoofden kunnen wandelen, denk ik.

Generatiekloof

“Wie kent Peter Ustinov niet”, vroeg de man verbouwereerd toen niemand lachte met de grap die hij zopas had gemaakt. Pinkish had Ustinov op het douaneformulier ingevuld bij de vraag naar zijn skin color toen hij de Verenigde Staten binnen vloog. “A simple white or black would have done, Sir“, had de beambte naar verluidt zuur geantwoord.

Even daarvoor had hij het gehad over de parafix van Napoleon, maar ook daar was geen reactie op gekomen. “Parafix? Napoleon? Merlina? Nee?”, stuurde hij de zaal in. “Echt niemand?”

“Quo vadis? Spartacus? Topkapi? Hercule Poirot?” Dat laatste werd gevolgd door een lichte verzuchting. “UNICEF ambassadeur?” Stilte. “Maar allez, zo oud ben ik nu toch ook niet!”

Cultuurdurf!

Soms ben ik gewoon te braaf. Te bang om mensen tegen de schenen te schoppen, omdat ik van mijzelf weet dat ik redelijk ongenuanceerd uit de hoek kan komen. Veel van wat ik schrijf –en zeker van wat ik aan dit blog toevertrouw– is een paar duizend keer afgezwakt naar proporties waarvan ik denk dat ze aanvaardbaar zijn. Links en recht durf ik IRL nog wel eens te verkondigen wat ik echt denk natuurlijk, zoals aan de toog van de cafés waar ik niet kom omdat er nog steeds mag gerookt worden.

1. Zo heb ik niks geschreven over Joke Schauvliege, de kersverse ministuur van Natuur en Cultuur, twee zaken die ze, volgens Luc Coorevits van Behoud de Begeerte, hebben samengevoegd omdat dat zo mooi rijmt.. Bij waanzinnig hoge uitzondering heb ik het interview dat Linda De Win van Schauvliege heeft afgenomen, gezien. Ik onthield daaruit eigenlijk veel minder de verbazingwekkend beperkte ervaring die de minster van Cultuur ter zake heeft, dan wel de tenaciteit waarmee De Win steeds maar dezelfde vraag aan Schauvliege voorlegde, die al lang had toegegeven dat ze “nee, echt niets afwist van cultuur maar dat ze bereid was zich in te werken.” De schokgolf die zich door de culturele sector rimpelt, is geheel terecht, en laten we meteen ook maar om Lanoye citeren: geen enkele sollicitant zou zo’n jobinterview overleven.

Yves Desmet legt –zonder dat hij dat bedoelt– de vinger op de zere plek:

Haar laatst gelezen boek kon ze zich niet voor de geest halen, maar ze had niet zo lang geleden wel nog een toneelstuk gezien. Bij navraag bleek dat een felgesmaakt optreden van het lokale amateurgezelschap, exact zes maanden terug. Want ook het verenigingsleven valt onder cultuur, betoogde Schauvliege.

De geïmpliceerde verbijstering dat amateurtoneel tot kunst kan worden gerekend, past perfect in de rode problematiek dat kunst elitair en trendy moet zijn. Toen ik het een tijdje geleden over de partij van hippies en yuppies had, vroeg men mij als je er dieper op wil ingaan: doen! Maar kijk, ik had er (verder) niet over geschreven, want sommige mensen zijn tegenwoordig van mening dat ge maar beter zelf geen mening kunt hebben (als die niet met de hunne overeenkomt), of toch tenminste dat ge ze niet wereldkondig maakt. Jaja, interessant. Ondertussen heb ik al behoorlijk wat achtergrondinfo om mijn mening te staven, en binnenkort schrijf ik nog wel eens wat.

2. Zo ben ik uiterst voorichtig geweest in mijn besprekingen van Gent Jazz. Er zijn minstens twee manieren om een concert te bespreken. Eigengereid en (vooral) kritisch; of verslaggevend over hoe het concert door het publiek werd ervaren. Ik ging voornamelijk uit van dat laatste, want zowat elke dag van Gent Jazz werd door het publiek waanzinnig enthousiast onthaald. Zelfs George Benson. En hoewel ik McCoy Tyner veel beter vond dan Randy Weston, heb ik tegen een aantal mensen mijn verhaal gedaan over hoe ik vond dat Gary Bartz een bijzonder eigenaardige manier van spelen had. Zijn timing zat er volledig naast, en wel in die mate dat het leek alsof een kwartet op het podium stond, waartijdens een saxofonist ook stond te spelen, maar vermoedelijk een andere set. Misschien is dit een ver doorgedreven vorm van free jazz, waar ik alsnog de ballen van snap, maakte ik mijzelf wijs, en ik besloot Bartz’ aberraties maar niet te vermelden in mijn verslag. De mensen aan wie ik het vertelde bekeken mij alsof ik, en niet Bartz, van een andere planeet kwam. Vandaag las ik evenwel de samenvatting van Didier Wijnants in DM, en ik ben het op zowat alle vlakken met hem eens (behalve dan dat ik Weston saai vond, en Tyner goed), en dan in het bijzonder over het gedeelte waarin hij het heeft over “Bartz’ geklungel”.

Durf. Ik werk eraan.

Press for more: het gat van de cultuur

“Bourgeois?”, was de reactie op mijn facebook status update vanuit de Theaterzaal van Vooruit, gisteren. Ik zat er voor Press we can, waar de mogelijke toekomst voor kritische cultuurberichtgeving werd bediscussieerd. Het evenement kaderde in de context van press for more, dat zichzelf als doel heeft gesteld de kritische cultuurjournalistiek te redden. De verwachtingen waren hoog.

Bourgeois was ten andere een excellente omschrijving omschrijving van het gebeuren. Het is helemaal geen flauwe toespeling op de aanwezigheid van de ex-mediaminister, maar typeert ten voeten uit, niet alleen het gebeuren van gisteren, maar ook de ruimer op te vatten geestesstemming van het links intellectualisme. Gisteren perfect belichaamd door Yves Desmet overigens, maar daar kom ik nog wel op terug.

Caroline Pauwels, een academica van de VUB, sneltreinde ons door een te groot aantal powerpoints, waaruit wel een aantal goede standpunten naar voren kwamen, maar waarvoor vanzelfsprekend geen tijd was om ze verder toe te lichten. Zoals Werner Trio, de presentator die het niet nodig vond zichzelf aan het publiek voor te stellen, het achteraf mooi samenvatte: “u hebt ons allemaal een beetje bouche bée achtergelaten.” Dorian van der Brempt was een interessant man om naar te luisteren, maar de meest geslaagde interventies kwamen van de ludiek voorgestelde rustpunten. Jan de Smet legde de vinger op de wonde: “we hebben net zoveel maanden gespendeerd om een theater tournee in elkaar te steken, maar het is bijna onmogelijk om een recensent in de zaal te krijgen. En dan word ik opgebeld door een journalist, die mij niet vraagt hoe het zit met dat stuk, en hoe we daartoe zijn gekomen, maar mij wel vraagt welk bier ik het liefste drink, en waar, en wie mijn favoriete onenightstand is.” Ik parafraseer, maar het kwam wel degelijk daarop neer. Hij werd nadien –vlak voor de pauze– overigens bijgetreden door Nigel Williams.

Na een pauze van (meer dan) 20 minuten bleken er nog een dertigtal minuten voor het geplande ‘debat’, waaraan Geert Bourgeois (ex-mediaminister, Vlaams volksvertegenwoordiger N-VA), Stephan Moens (freelance cultuurjournalist), Yves Desmet (politiek hoofdredacteur De Morgen), Geert Buelens (publicist, hoogleraar Universiteit Utrecht) en Kristof Michiels (onderzoeker IBBT – SMIT Cultuurlab) mochten deelnemen. Yves Desmet heeft geen enkele inhoudelijk releveante –of zelfs maar interessante– bijdrage geleverd. Hij dramde maar door in een zelfverheerlijkende sofisterij, waarin het hem vooral te doen was om zijn gelijk te behalen. Het typeert de hedendaagse traditionele media, waar het verkoopscijfers primeren op inhoud.

De angst was bijwijlen tastbaar. Han Soete, van Indymedia, haalde in zijn discours voor de pauze nog vlijtig uit tegen de traditionele media. Niet meteen de goede aanpak, in een schraal medialandschap waar het tot een synergie moet komen, en niet tot een oorlog. Maar goed, men zag Yves Desmet zichtbaar kleiner worden toen Kristof Michiels het had over de mogelijkheid van “free content”. Het idee werd met grote overtuiging afgebroken, en ook de vaststelling van Geert Bourgeois dat hij zich niet langer richt tot de krant voor nieuwsitems, maar enkel voor analyses en diepere achtergronden, leek bij Desmet geen ingang te vinden.

Let wel, de traditionele media zijn overtuigd van het betalende model –voor zichzelf dan wel. Wat betreft de journalist, die krijgt steeds minder voor die inhoud. Persberichten worden met copy-paste tot een artikel getransformeerd, foto’s worden van het net gehaald (daar is het dan weer wel goed voor), en wat wordt omschreven als al té niche, vindt geen plaats meer in de krant.

Volksverheffing werd gisteren nog voorgesteld als een vies woord, maar ik denk dat het tijd wordt om het volk opnieuw te verheffen. In (niet zoveel) vroegere tijden was dat overigens nog een nobele doelstelling van het socialisme, getuige daarvan het gebouw waar het discours gisterenavond plaatsvond. Het socialisme is verworden tot een gezapig links intellectualisme –al hebben ze de naam (om marketingredenen) behouden– dat ondertussen zo bourgeois is geworden als de mensen waar de beweging destijds tegen in opstand was gekomen.

Het zijn nochtans boeiende tijden, vol opportuniteiten. Het medialandschap wordt geheel hertekend, en de controle op de informatiestroom wordt steeds meer uit handen genomen van de usual suspects. Het wordt tijd om de mensen daarover op te voeden en te begeleiden, zodat ze hun weg vinden in die stroom. En was dat niet ook wat de taak van een goede journalist?

Gent is soft (en dat is goed)

Gisteren vond in het NTG Het Groot Overleg over Gent plaats. Gezien ik doctor dokter vergezelde naar een feestje, kon ik daar helaas niet aanwezig zijn, dus ga ik af op wat er in de media over te lezen valt.

Voorlopig is dat een beetje schaars, maar Gent moet af van jaren ’70 (volgens bureau Berenschot althans), schrijft De Gentenaar bijvoorbeeld. Leest u vooral het ganse artikel, ik haal er twee fragmenten uit:

Andere aspecten springen meer in het oog, maar die zijn dan weer niet allemaal positief, vindt Berenschot. Zo ervaart iedereen Gent als een volkse stad, maar wordt dat verbonden met rommeligheid en oubolligheid. Gent staat weliswaar bekend als toeristenstad, maar dan met de nevenbedenking dat ze maar goed is voor eendagsreizen. Als evenementenstad wordt Gent dan weer geassocieerd met kermisachtige toestanden en niet met pakweg innovatiebeurzen of grote congressen.

[…]

Met andere woorden: Gent moet af van het jaren ’70-denken, concludeert Berenschot. Door te soft te blijven, riskeert de stad oninteressant te worden voor bijvoorbeeld ondernemers.

Lang leve oudbolligheid! Lang leve eendagstoeristen! Lang leve kleinschaligheid! Lang leve soft Gent! De nadruk ligt op cultuur, zo erkende zelfs Berenschot. En ik voeg daar graag aan toe dat wie zakelijkheid en business wil, vooral zijn heil gaat zoeken in Brussel.

Gent bekleedt een unieke positie van ambachtelijkheid en gedegen kennis (vs marketing gedreven zakelijkheid); is klein, beheersbaar, gezellig, volks, en vooral leefbaar; en wordt steeds meer –op redelijk natuurlijke wijze– een kleinparelige cultuurstad. Wie daaraan al te veel tracht te wijzigen, zou daarmee meteen het hart van de Gentenaar vernietigen. En dat zou pas verschrikkelijk jammer zijn.

(Dju, ik heb iets gemist, gisteren.)

J’ai des petits problèmes dans ma plantation

Jawel, ’t is komkommertijd! Hoe anders verklaart u de media-aandacht voor de Congolees die Kuifjes bezoek aan zijn land na 77 jaar nog steeds niet heeft verwerkt? (Helaas is revisionisme in België pas strafbaar als het over de genocide tijdens de Tweede Wereldoorlog gaat.)

Nee maar, Kuifje in Congo herschrijven. Wat volgt? Joseph Conrads Heart of Darkness misschien?

(De titel is toeval: dit liedje speelde namelijk op Radio1 toen ik de artikels in DM aan ’t lezen was eerder vanochtend.)