een heer in het verkeer

Vandaag moest ik in Antwerpen zijn. Merksem meer bepaald. Hoewel ik er al een paar keer was afgestegen, heb ik het toch eerst maar opnieuw opgezocht, niet alleen in viamichelin, maar ook in Google Maps, alwaar mij twee onafhakelijke keren werd bevestigd dat ja, ik wel degelijk “afrit 2 – Deinze” diende te nemen. Nog goed dat computers niet praten, of deze had haar geduld met mij verloren. “Mietje”, denkt ze me toe. (Vol haat, niet spottend.) “Een echte man rijdt liever verloren dan de weg te vragen.” En ik drink al geen Jupiler ook.

Op de heenweg was het kalm. Naarmate ik Antwerpen naderde, werd het verkeer wel wat drukker, maar het bleef beschaafd. Dat laatste stuk van die bedenking dacht ik er toen nog niet bij, maar retrospectief is het wel goed geformuleerd. (Ik had eerst “in retrospect” geschreven, maar dat blijkt een anglicisme.)

Kortom, het zat allemaal goed mee, en ik had zelfs plaats voor de deur van het etablissement waar ik moest zijn. Mijn bonkende hoofdpijn en een onaflatende misselijkheid konden op mijn reis geen domper zetten, want in Merksem ging ik immers mijn 5D ophalen. Nee, dat kon niet wachten tot ik mij beter voelde. Gisteren diende het heugelijke nieuws zich aan per brief, en de dwang die daarvan uitging was groter dan de oproepbrief van een loteling.

De reis terug diende zich drukker aan. Hoewel amper drie uur, was het verkeer was prespitsuurgewijs toegenomen, en dat werkte een aantal mensen behoorlijk op de zenuwen. De Bredabaan in Merksem is dan ook (aan beide kanten met een Lijnbedding er tussenin) een tweevaks hindernissenparcours, waarop vlijtig wordt geslalomd, ontweken, en gevloekt. Niet binnensmonds, maar luidkeels tegen de achteruitkijk- of zijspiegel, die er niks van begrijpt maar wel terug meesmuilt.

Een van de wagens in de lange rij waarin ook ik mij bevond, een onopvallende Renault, had het wisselspel niet goed door, en was vergeten tijdig in te voegen. Wel tien stapvoetse wagens weigerden de Renault toegang tot het goede baanvak, en uiteindelijk was ik het die hem heb doorgelaten. Niet uit grootmoedigheid of mededogen, maar gewoon omdat ik zo’n getouwtrek geen energie waard acht. Misschien had de Renault zich vergist, misschien had hij gewoon geprobeerd om voor te kruipen in de file. Wie zal het zeggen.

Mijn beslissing was alvast niet naar de zin van de chauffeur van de bruine minibus die achter mij al de hele tijd ingespannen tot centimeters van mijn bumper was gebleven, zich voorbereidend zodat ook hij met veel leedvermaak de Renault uit zijn vaarlijn kon houden. Bij het volgende rode licht hield de bus plots wel voldoende afstand, en toen het licht op groen sprong sjeesde hij voorbij met een vaart die je van zo’n minibus nooit zou verwachten. Voorbij mijn wagen, en dan voorbij de Renault, om vervolgens die Renault met beklemmende verbetenheid de weg af te snijden. Een manoeuvre waarbij hij net niet de voorkant van de Renault raakte, maar waarbij hij wel diens spiegel aan gruzelementen had gereden –ware het niet dat die spiegel door een veiligheidssysteem inklapte. Dergelijke situaties worden duidelijk voorzien door moderne autoconstructeurs.

Deze agressie was voor de Renault van het goede iets te veel, want bij de volgende lichten nam hij de handdoek op. Hij haalde de bus in, ging bruusk op de remmen staan, vervolgde zijn weg, en herhaalde dat spelletje een aantal keren. Tot de daaropvolgende lichten, waar de minibuschauffeur zijn voertuig even in de steek besloot te laten. Een oude, magere en verwrongen man stapte met bruuske passen op de Renault af, en hoewel ik er geen jota van begreep was de bloemlezing echt Antwerps scheldproza gegarandeerd hoorbaar tot in Mortsel.

Het groene licht bracht gelukkig verlossing, en eer de chauffeur zijn minibus opnieuw had bereikt om zijn weg verder te zetten, was de file tussen hem en de Renault al met een twintig wagens dichtgeslibd, zodat het verkeer even kon herademen. Niet voor lang evenwel, want ik heb helaas nog wel stof voor meer. Maar –zo bent u hopelijk met mij eens– één portie volstaat ruimschoots, dankuwel.

much ado

…en de rest van dit stukje Shakespeare kan u zelf wel aanvullen, neem ik aan. De Site van het Jaar popularity contest begint al gelijkaardige proporties aan te nemen als het Metatale verhaal (hoe zit het daar eigenlijk mee, Bart?), een goed half jaar geleden. En dan vraag ik mij (opnieuw) af, waarover hebben we het in godsnaam.

Het is leutig om een beetje gade te slaan, dat wel. Zo is dit blog beland bij De Blogoloog (De week in blogs 2007/11/16 –de directe link werkt niet Maarten), Adhese (Jobat Site of the Year), Random Knowledge (Belgian Site of the Year Awards), Dikkie (svhj: My favorites), en ik ben zeker dat ik er heb gemist –vul gerust aan in de reacties. (Let ook op hoe ik zorgvuldig heb vermeden ook maar iemand van de GB scene te vermelden.)

Twee speciale gevallen –u hebt er elders al over gelezen– zijn Sven en Gerda. Sven komt hier wel eens langs, als ik mij niet vergis, Gerda doet haar ronde nog.

Sven kon ik in zijn analyse nog een beetje volgen, d.w.z. hij geeft een persoonlijke indruk over de genomineerde blogs, en pretendeert niet meteen één of andere (pseudo-)wetenschappelijke methode te hebben gevolgd voor zijn beoordeling. Gelukkig maar, want als je dit blog min of meer als een filmblog bestempelt, sla je de bal toch wel goed mis, zou ik denken. Maar goed, hij vindt de blog op geheel subjectieve manier goed of niet, en er is geen mens die daar kan tegen ingaan.

Gerda is een ander paar mouwen. Gerda gaat in tegen de algemene kritiek, en wil zich, bij haar eigen gratie, enkel moeien nadat ze een aantal criteria heeft vastgelegd. Waarmee ze dus de schijn van een zekere mate van objectiviteit wil wekken. Ze heeft het over gebruiksvriendelijkheid, lay-out, taalgebruik, inhoud, actie en reactie, en lengte van de artikels. Gerda geeft les, leid ik af uit haar commentaar bij Vuur (gerda (dedie van “Evaluatieleer” van ‘t zesde HSO)), al kan het ook zijn, aan haar schrijfsels te oordelen, dat ze maar net dat zesde HSO achter de rug heeft. Edoch laat ons op de bal spelen, en niet op de man. (Dat is een uitdrukking, Gerda, en dat verdraagt geen geslachtswijziging, of hooguit in saaie en hypocriete PC kringen.)

Pfft. Daarnet was ik naar een redelijk saaie film aan ’t kijken op de digicorder (Honey, met de navel van Jessica Alba), maar de onweerstaanbare drang, die ik tot dan toe had kunnen vermijden, om iets over bovenstaande zever te schrijven, was net iets groter dan de slaap die mijn verkouden hersenen bij het zien van die film tegemoet gleed. Maar ik ben plots niet meer overtuigd van mijn keuze.

Soit, Gerda. Ik ga mij beperken tot een aantal al te grote stukken gezwam in uw criteria. Of ze van toepassing zijn of niet, interesseert mij in het geheel niet. Ten andere of gij mijn blog goed vindt of niet, interesseert mij ook in het geheel niet. Als u denkt dat ik dit weblog voor u schrijf, dan verontschuldig ik mij meteen voor de indruk die ik heb mogen wekken, want ik schrijf dit weblog enkel voor mijzelf. Ook dit epistel schrijf ik niet voor u, maar enkel voor mijzelf. Therapeutisch schrijven, is de gangbare term, en het was dat of de hoofdrol spelen in een snuff movie (als acteur dan wel, niet als objet patient –bonuspunten overigens als u zonder Google weet waar ik het over heb).

Waar zaten we. Ik laat mij voortdurend afleiden, een eigenschap die ik verfoei in gesproken communicatie, maar die mij dolenthousiast maakt in de geschreven vorm. Leest gij eigenlijk, Gerda, of beperkt uw creativiteit zich tot het ontwikkelen –of eerder navolgen waarschijnlijk– van Theorieën der Evaluatieleer? Ik verwacht namelijk niet meteen een grote hoeveelheid creativiteit in uw leven, Gerda. En ik zal mijn these staven, voor u mij van argumentatie ad hominem beschuldigt. U schrijft namelijk, beste Gerda, en sta mij toe u even te citeren:

Taalgebruik – Beoordeel ik streng. Verzorgde taal is zeer belangrijk voor mij. Blogs in verkavelingsvlaams, half-dialect, tussentaal, Gents, Thuis- en Familietaal kunnen voor mij écht niet. Tenzij het er helemaal over is natuurlijk en het de bedoeling is hierdoor een bepaalde sfeer (oilsjterse carnavalblog) of typetjes (Jèhan en Petrick!!) te creeëren. Of tenzij je Herman Brusselmans bent.

Hieruit leid ik twee zaken af. Ten eerste dat ge vastgeroest zijt in de Vlaemsche klei. Met ‘ae’ en ‘sch’ jawel. Verandering is slecht en al zeker als die verandering ontstaat vanuit Vlaanderen zelf. Het was helemaal anders geweest als ge u hadt beperkt tot echte fouten zoals “dagdagelijks” en anglicismen zoals “kids”, maar er is niks mis met verkavelingsvlaams, tussentaal of Gents. Ik weerhoud mij van verder betoog, wat baten immers kaars en bril? Ten tweede –want er waren twee zaken, Gerda– bent u zonder enige vorm van twijfel het soort mens dat Brusselmans in de jaren 80 waarschijnlijk als de grootste zever had (of heeft) bestempeld. Tegenwoordig is Brusselmans gemeengoed en dus kan hij zoveel zeveren als hij wilt zonder nog iemand voor het hoofd te stoten anders dan voor publicitaire doeleinden. Hem is zowat het ergste overkomen wat een scheenschopper kon overkomen: hij is –geheel volgens de vereisten van het cliché– door het establishment, dat ook wel eens wild, maar dan geaccepteerd wild, om zich heen wil stoten, omarmd. Een beetje if you can’t beat them join them, maar eigenlijk nog net een tikje meer Borg (Resistance is futile. You will be assimilated!).

Maar goed, men kan zich ook taalvaardige uitspattingen permitteren zonder Brusselmans te zijn (gelukkig maar).

Sorry, ik moest nog eens geeuwen. Het is dan ook echt onwaarschijnlijk saai, uw criteria bespreken. Een germanist kon er een dissertatie aan wijden, aan elk punt afzonderlijk. “Gaatjeskaas”, had een van mijn professoren aan de Blandijnberg geroepen, had hij het onfortuinlijke genoegen gesmaakt uw schrijfsels onder ogen te krijgen. En daarmee moet u het dan maar doen.

Vergeet overigens niet Gerda: hoewel ik u herhaaldelijk lijk aan te spreken, doe ik dat niet. Voel u vooral niet geroepen om aan de onweerstaanbare drang (ook u ontsnapt er niet aan), die u momenteel bij de keel grijpt, gehoor te geven, en het vitriool in uw aderen in mijn commentaren binnen te kotsen. Het staat u evenwel vrij natuurlijk. The floor is yours, maar vergeet nadien niet te vegen.

Ach, en als ik mag, wil ik graag met nog een citaat eindigen. Martinus Nijhoff, als ik mij niet vergis, heeft geschreven: “Lees maar, er staat niet wat er staat.” (M.a.w., wie denkt dat dit ook maar iets met de Site van het Jaar of Gerda te maken heeft, vergist zich deerlijk.) Hou dat maar even in uw achterhoofd, ingeval u zich zou aangesproken achten mijn waarheid te weerleggen.

in de bus

Kijk, daar werd ik een beetje warm van, vanochtend:

Beste Mensen

De tijd is gekomen dat ik na jaren dienst te hebben gedaan als jullie Postbode,mag gaan genieten van een lange verlofperiode. Namelijk op 22 November 2007 is het de laatste dag,dat ik jullie Post bezorg.Vanaf 23 November neem ik mijn laatste dagen verlof en resterende overuren op.Het was mij een eer om jullie Postbode te mogen zijn,en hierbij zeg ik geen vaarwel maar tot ziens.Ik zal jullie missen ,want jullie waren een fijn klieenteel voor mij.Steeds een goede dag en een lach voor mij.

Vriendelijke groeten van Eddy Vxxxxxxxxxxx jullie Postbode.

Geheel wederzijds Eddy. Het ga je goed!

(Familienaam gecensureerd; het internet is niet vriendelijk voor uw privacy.)

opzij

Ferm aangenaam, dat lopen. Niet dat ik vandaag de weergoden al heb getrotseerd –ik mag ondertussen al wel een beetje gehard zijn, maar om nu meteen in vriesregen te gaan lopen vond ik dan net van het goede een beetje te veel. Maar het doet deugd, wolkjes adem voortstuwend door de kou, de ene voet voor de andere, met de gedachten precies waar ge ze hebben wilt. Het is al een hele tijd dat ik zonder muziek loop overigens –dat leidt af, zowel de gedachten als het ritme van de loop.

Het gaat ook sneller al, een beetje toch, en de afstanden worden langer. Van 5’30”/km gemiddeld naar bijna 5’/km, van 5 km naar 15 km –en ik ben nog maar deftig bezig sinds juni, een mens zou van minder content zijn. Het duurt gemiddeld twee jaar voor uw (loop)conditie een beetje op peil is om vorderingen te maken, en weet ge wat? Ik heb tijd zat.

Met de fotografie lijkt het ook in orde te komen, de 5D komt terug, ik (her)ontdek de analoge wereld, en ook daar begin ik de zaken een beetje door te krijgen. Dat is met vallen en opstaan, met soms een ganse filmrol waar geen half deftige foto op te ontdekken valt, met idote fouten zoals dat betaamt, maar ook dat gaat gestaag vooruit. En ik heb tijd zat.

En dan de muziek! Ik kan weer luisteren, en als ik niet vergeet mijn ticket te bestellen, ga ik volgende week voor de eerste keer in lange tijd opnieuw naar een klassiek concert. En er is de jazz waar ik ook al (langzaam) in groei, en het gevoel blijf hebben dat ik leer en ontdek. En ik héb tijd zat.

Soms schaam ik mij wel, omdat ik het zo goed heb. Niet dat het allemáál van een leien dakje loopt, maar ik heb het gevoel dat ik mij mag ontplooien, en niet dat ik móet leven. I’m out of the rat race, niets moet en alles mag, en het is fantastisch om te zien waar mensen zich druk om kunnen maken. Zonder leedvermaak, maar met diezelfde verwonderde blik die ik (nu) herken in Henri’s ogen.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=EpsU_VgxV60&rel=1]

Ach vergeef mij, ik wil mij echt niet verkneukelen (en ik hoop dat u dat er ook niet in hebt gelezen). Maar het was een tijd geleden dat ik mij nog zo fantastisch had gevoeld. (En zo beschaamd daarover –maar interpreteer dat maar positief. Dat doe ik ook.)

lachen met taal

Het was even schrikken toen ik van de Taalschrift-redactie de vraag kreeg: “Wat vindt u: is Belgisch-Nederlands een volwaardige variëteit van het Nederlands?” Dit leek wel een vraag uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toen kon je wellicht nog voor controverse zorgen als je zei: “Ja, natuurlijk is Belgisch-Nederlands een volwaardige variëteit van het Nederlands”.

Nederlands en Belgisch Nederlands zijn evenwaardig. Toch? door Johan De Caluwe op taalschrift.org [via]

Muhahaha. Ik herinner me nog goed mijn lessen taalkunde aan het begin van de jaren 90, op dezelfde Gentse universiteit waar Johan De Caluwe toen assistent was, en Prof. Taeldeman nog niet emeritus. Nederlands zal (Noord-)Nederlands zijn, en alles wat naar Vlaams riekt is tussentaal en dus slecht. Behalve als uw tongval een Antwerpse afkomst mocht verraden, dienden we overigens net zozeer Noordnederlandse klanken uit te braken, en verder ook ons vocabularium en de rest van onze eigenheid aan de Noordnederlandse norm aan te passen.

En dat is zo typisch Vlaams. Terwijl Vlaanderen in het buitenland vaak een zekere faam geniet, wordt de geringste hint van Vlaamse persoonlijkheid in eigen regio tot op de grond afgebroken. De Vlaming gunt zichzelf het licht in eigen ogen niet.

papa se plaît bien

“Dat ruikt goed!” De man trad uit zijn kruiswoordraadsel en keek naar mijn bord waarop drie toast kramieks lagen.

“Er gaat niks boven zo’n toast met flink wat boter,” antwoord ik hem, en hij knikt instemmend.

Elke vrijdag na de wekelijkse persconferentie van het stadsbestuur sla ik 250gr Misore koffie in bij de Mokabon. En maak ik van de gelegenheid gebruik om een dubbele (espresso) met een toast kramiek tot mij te nemen. In de Mokabon brengen ze bij de koffie altijd een flinke toef slagroom –wie melk wilt, moet daar expliciet om vragen.

“Ik kom van Houffalize,” vertelt de man terwijl ik aan mijn toast begin, “maar ik woon ondertussen al twintig-dertig jaar in Gent. Het is daar altijd minstens vijf graden kouder, in Houffalize, weet u?”

Maar voor ik een antwoord vol toast kan murmelen, gaat hij verder.

“Kijk, ik eet vegetarisch, maar een vegetarisch restaurant hebben ze daar niet. En hier in Gent zijn er een stuk of tien. En ik schaak graag, maar voor een goede match moest ik een uur rijden naar Marche(-en-Famenne). Er was eens een toernooi, en toen ik ’s avonds terugkeerde kwam ik in sneeuw terecht, zo hoog!” En hij toont trots een afstand die tweemaal zo hoog is als de tafel waar we aan zitten. “Ik ben in mijn auto moeten blijven slapen.”

Ik glimlach.

“Maar mijn kinderen zeggen: Qu’est-ce que papa va faire chez les flamands?” Hij spreekt flamands uit als flamaings, en kijk mij vrolijk aan. “Mais papa se plaît bien chez les flamands.”

En voor ik het goed besef is hij alweer in zijn kruiswoordraadsel verzonken.

Ik ga graag naar de Mokabon, ik.

beroepsoriëntatie

Dinsdag moest ik langs bij de VDAB in de Minnemeers. Om eens te spreken over mijn toekomst en hoe ze mij eventueel kunnen helpen om werk te zoeken. Ik heb daar nog wel wat voorgeschiedenis over te vertellen, maar dat zal voor een andere keer zijn. Een van de trucs die ik meekreeg, was het verder uitbouwen van mijn online dossier bij de VDAB, dat in hun KISS databank wordt opgenomen.

Dus zet ik mij aan het werk —so to speak. In mijn dossiermanager is er een onderdeel “Welke job zou je graag doen?“, met daarbij een helpende:

Weet je niet welke jobs voor jou geschikt zijn? Of kan je niet kiezen? Klik dan op beroepsoriëntatie. Dat kan je helpen.

Op die pagina gaat het verder:

Nieuwsgierig welk beroep bij je past?
De VDAB-beroepsoriëntatie helpt je op weg. Door het invullen van deze test kom je te weten welke beroepen er voor jou wellicht geschikt zijn.

Je kunt de test op 2 manieren invullen :

1. Een vragenlijst over je interesses :
Wat vind jij boeiend in een job ? Wat vind jij interessant in een beroep ?

2. Een vragenlijst over je vaardigheden :
Waar ben je goed in ? Waar ben je niet zo goed in ?

Hoho! Vragen, lijstjes, assesments, jawel, daar ben ik met zekerheid voor te vinden. Klikken op interesses opent een nieuw venster, met daarin een java-applicatie. Ik raak twee schermen ver, en dan loopt het ding vast. Moervast, zoals ik een applicatie maar zelden heb weten vastlopen op mijn mac. Wat zeg ik, zelden? Nog nooit heb ik een toepassing zichzelf zo weten verankeren in een fout. Geen interesses dus (pun intended).

Vaardigheden dan maar:

De VDAB-beroepsoriëntatie peilt naar jouw professionele vaardigheden. Als resultaat krijg je een lijst met beroepen die voor jou geschikt kunnen zijn. Deze lijst houdt GEEN rekening met je interesses enerzijds en officiële beperkingen of voorwaarden (diploma’s, vestigingsattesten, brevetten,…) om dat beroep uit te oefenen anderzijds.

Na een hele hoop vragen kom ik terecht op een pagina de mij een aantal beroepen suggereert:

zeker haalbaar
haalbaar maar mits bijkomende inspanningen
moeilijk haalbaar

Kunstenaar schilder en grafische technieken
Beeldhouwer
Redacteur – journalist
Administratief medewerker openbare dienst
Maker van vlechtwerk, matter
Fotograaf
Bibliotheekmedewerker
Ambachtelijk kunstschilder
Auteur

Op de volgende pagina’s vinden we ook nog: E-commerce medewerker; Keramist – pottenbakker; Beroep te bepalen na oriëntatie; Croupier; Vluchtvoorbereider; Diamantbewerker; Researchmedewerker radio, televisie; Consulent sociaal secretariaat; Operator nazicht textielproducten, visuele controle; Voorbewerker van soepele materialen (leder, huiden); Administratief bediende in het bankwezen; Beheerder van het wegtransport van personen; Helper voedingswaren en aanverwante; Productiearbeider van platen op houtbasis; Verantwoordelijke kwaliteitscontrole; Hotelreceptionist; Kader internationale instellingen; Bediende in openbare dienst; Arbeider in de land- en tuinbouw; Graveerder; Softwareontwikkelaar.

Moeilijk haalbaar zijn: Hulpkok; Ovenist in een (banket)bakkerij; Hotelconciërge; Communicatieverantwoordelijke; Medewerker voor studie in de sociale wetenschappen; Gevangenisbewaker; Supervisor callcenter; Verantwoordelijke hygiëne; Bookmaker; Webontwikkelaar; Trein- en trambestuurder; Presentator; Acteur; Agent van politie; Pompbediende, …

Hm. Maar dat spreekt mij inderdaad wel aan, die creatief-ambachtelijke beroepen.

maten en gewichten

Tsja, ik wou dit eigenlijk zonder commentaar posten. Ik ken Hugo Camps niet, anders dan van zijn stukjes uit De Morgen, die worden afgewisseld met die van Bernard Dewulf –waardoor ik overigens veel meer ben gecharmeerd. Er zit meer taal in Dewulf, meer nuance, meer inzicht ook. Maar goed, regelmatig moeten we het zonder Bernard stellen (elke andere dag, denk ik), en dan laat ik dat tekstje op de voorpagina van DM gewoon aan mij voorbij gaan.

Vanochtend sleurde Camps echter de federale politie de middeleeuwen in.

Een vrouw: BMI 31, zes te hoog voor het geijkte medische profiel, koudweg afgewezen. Ik kijk naar haar foto. Mevrouw ziet er goed uit. Vlezig maar gezond. Nee, ze neigt niet naar anorexia, is geen scharminkel, maar een Michelinmadam is ze ook weer niet. […] Normaal mens. Overigens is mevrouw laborante en geen daklegger –dan wekt enig zitvlees juist vertrouwen. Je zal maar een hiv-test laten bestuderen door een sprinkhanige del die zo graag zelf in het buisje wil.

Hm. Niet alleen schildert Camps elke vrouw, die er niet ‘vlezig en gezond’ uit ziet, af als een scharminkel of een sprinkhanige del; in dezelfde paragraaf slaagt hij er tevens in de professionele competentie van een laborante te meten aan de omvang van het zitvlees dat ze meetornt. Wantrouw de gezonde mens, is de boodschap die hij u vandaag wil meegeven.

Nu heb ik niet meteen een vooringenomenheid tegen de iets vleziger medemens. Het is uw vel, en u moet er zich goed in voelen. Het citaat van Camps bevat evenwel onwaarheden, en dat gaat mij dan weer een stap te ver.

Een BMI (ofte queteletindex naar de Gentenaar Adolphe Quételet) van 31 duidt op (eerste graads-) obesitas. Obesitas vormt, net zoals anorexia, een bedreiging voor de gezondheid. Een gezond persoon beschikt over een BMI dat zich tussen 18,5 en 25 bevindt. Daaronder of daarboven kunnen de gezondheidsrisico’s sterk oplopen.

Ziet u, meneer Camps, dat BMI van 31 is niet alleen zes te hoog voor het geijkte medische profiel, dat getalletje wijst erop dat de kans groot is dat mevrouw aan obesitas lijdt. Dat is niet ‘vlezig en gezond’, dat is ongezond. En dat hoeft u niet te minimaliseren.

(Ik schrijf het er even bij, voor de duidelijkheid. Mijn reactie gaat niet over de richtlijnen van de federale politie, dan wel of het kán dat mensen aan de hand daarvan worden afgekeurd. Mijn reactie gaat over de luchtigheid waarmee Camps zwaarlijvigheid afdoet als een akkefietje, een voetnoot in het betoog, hoewel overgewicht eigenlijk net zo’n groot probleem is als ondergewicht. En allebei kennen ze extreme gevallen die gretig in de media uitgesmeerd worden en –zoals vaak– de realiteit vertekenen.)

autoloos

“Ze hebben niet eens een auto!”

Buurman was zo gauw of tellen zijn trappen afgestormd toen hij de politieman-met-zwaailicht voor de deur zag. Schijnbaar achteloos maar geheel buiten adem pretendeerde hij verrast te zijn de agent te zien.

“Hoe bedoelt u, meneer”, vroeg de agent vriendelijk.

“Ze laten hier altijd maar auto’s wegtakelen voor hun deur, maar eigenlijk hebben ze zelf niet eens een auto”, legde buurman behulpzaam uit. En ze weigeren halsstarrig mijn cliënteel voor hun poort te laten parkeren, dacht hij er verbolgen bij.

“Dat zal ik meteen even controleren, meneer”, verzekerde de agent, terwijl buurman de straat overvluchtte en in zijn wagen wegkroop. De agent belde aan.

“Dag meneer”, zei hij nog steeds heel vriendelijk, terwijl hij beslist de poort binnenkeek, alwaar hij een wagen ontwaarde. “Is dat uw voertuig?”

“Hier in de garage, bedoelt u? Jawel hoor.”

“Mag ik even de papieren van het voertuig zien, alstublieft meneer? Men heeft mij namelijk verteld dat u niet over een wagen zou beschikken.”

De agent nam snel de papieren door en verontschuldigde zich. “Nee meneer, ik mag niet zeggen wie dat heeft beweerd”, verkondigde hij, daarbij heel subtiel in de richting van buurmans huis kijkend. “Maar ik laat meteen de takelwagen komen. Nog een prettig weekend, meneer.”

dief!

Een ‘oeps’-moment?

Pariser has a very broad definition of “stealing.” When questioned by Richard Gabriel, lead counsel for the record labels, Pariser suggested that what millions of music fans do is actually theft. The dirty deed? Ripping your own CDs or downloading songs you already own.

Gabriel asked if it was wrong for consumers to make copies of music which they have purchased, even just one copy. Pariser replied, “When an individual makes a copy of a song for himself, I suppose we can say he stole a song.” Making “a copy” of a purchased song is just “a nice way of saying ‘steals just one copy’,” she said.

Sony BMG’s chief anti-piracy lawyer: “Copying” music you own is “stealing” [via]

Straks mogen we betalen voor elke keer dat we een cd via onze cdspeler afspelen.