Al sinds april staat het begint van een artikel in de coulissen van dit weblog te drummen. Getiteld Werkloosheidsuitkering als subsidie was het geïnstigeerd door een artikel dat ik toen in de opiniepagina’s van De Morgen had gelezen. Ik haal het straks aan.
Een goede wind stuurde mij gisteren echter eerst richting Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB –of toch richting diens weblog. Geen dopgeld, wel jobgeld!? luidt zijn post van 14 oktober, waarin hij een pleidooi houdt voor de heractivering van de werkzoekenden. Niet zomaar heractivering, maar om de werkzoekenden de mogelijkheid [te] bieden om actief te participeren in het arbeidsbeleid of hun opleidingsniveau te verhogen.
Uit de PDF (waarom geen echte blogpost?), haal ik even de slotparagraaf aan:
Het lijkt me […] wenselijk om de werkloosheidsverzekering zo in te richten dat ze werkzoekenden op een positieve manier aanmoedigt om zich her in te schakelen. Vandaag is de werkloosheidsreglementering nog te zeer gekenmerkt door negatieve vrijheidsbeperkingen. Als werkloze mag je zeker dit of dat niet doen. Je moet “passief” blijven. Voorbeelden hiervan zijn de beperkende mogelijkheden om terug te gaan studeren, bepaalde opleidingen te volgen, vrijwilligerswerk of semi-agorale arbeid te verrichten, een zelfstandige bedrijvigheid te combineren of op te starten, een instapopleiding aan te vatten, … Waarom krijgen werkzoekenden niet het recht om zelf op zoek te gaan naar een nieuwe job of opleiding met hun uitkering als tijdelijk of definitief rugzakje? Waarom kunnen uitkeringseenheden niet opgeslagen worden in een soort “werk-proton” waarmee de werkzoekenden zelf of eventueel met de hulp van publieke en private bemiddelaars hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen aftoetsen of “openbreken”? Waarom de werkzoekenden niet zoals bij de Griekse “cartes d’emploi” de mogelijkheid bieden om zich in te kopen in een opleidings- of werkgelegenheidsprogramma? Of om samen met een aantal werkzoekenden een bedrijf of een sociaal economie-project op te starten? In diverse landen wordt er hier al mee geëxperimenteerd. waarom hier niet? Werkloosheidsuitkeringen worden dan echt werkuitkeringen.
Halleluja!
Wanneer u pakweg in het midden van uw (arbeidsactieve) levensloop uw werk kwijtspeelt, krijgt u op die manier de kans om (al dan niet opnieuw) een voltijdse opleiding aan de universiteit te volgen. Dit kan men koppelen aan bepaalde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het systeem van het leerkrediet. In het huidige systeem is dit niet mogelijk, tenzij de richting achteraf leidt tot het uitoefenen van een knelpuntberoep, of u expliciet de –jaarlijks herzienbare– toestemming krijgt van de RVA. Als u gaat voor een algemene opleiding zoals een richting uit de faculteit Letteren en Wijsbegeerte —Bachelor in de taal- en letterkunde – afstudeerrichting: Latijn – Grieks, ik zeg maar iets– is die kans (uiterst) gering.
Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. Werkloos zijn is hard werken, is het artikel waarnaar ik in de eerste paragraaf verwees. De auteur is Paul Blondeel, sociaal pedagoog (nee, niet die dus) en het verscheen ergens in april in De Morgen (het opiniestuk kan u ook lezen via 6minutes business). Blondeel stevende daarmee niet af op een verheerlijking van zwartwerk, maar stelt: burgers die formeel werkloos zijn, zijn vaak ontzettend ondernemend en leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid.
(Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)
We kunnen het in die optiek bijna hebben over werk(loosheids)uitkering als verdoken subsidie. Want ook Blondeel laakte toen de verplichte “passivering” van de werkloze:
Mensen die deelnemen aan wijk- en buurtgerichte micro-initiatieven, doen dit steeds in volledige vrijwilligheid. Maar vrijwilligheid pakt in de praktijk heel anders uit: in naam van activering worden mensen met een leefloon opgelegd om een “zinvolle” dagbesteding te hebben. Omgekeerd mogen mensen die formeel “werkloos” zijn, niet al te vaak meedoen aan onbetaalde activiteiten – ze worden immers geacht ‘voltijds beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt’ en hun dagen volledig te slijten met het zoeken naar reeds bestaande loonarbeid…
We zouden, zo stelt Blondeel, moeten komen tot een juridische situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien wordt als activiteit
. Natuurlijk moeten een aantal controlemechanismen in het leven geroepen worden om misbruik tegen te gaan. Maar de huidige situatie van “passivering” onder het mom van verplichting tot het leveren van commercieel betaalbare arbeid, is moeilijk te verantwoorden binnen een maatschappij die beweert sociale cohesie na te streven, en waarbinnen kennis (en dus ook opleiding en bijscholing) zo’n cruciale rol speelt. Het potentieel ís (langs beide kanten) immers aanwezig. Het zou jammer zijn om het nog veel langer onbenut te laten.