innit (sniff)

De titel is een running joke tussen Collega Martini en mezelf. Tijdens een gedwongen meeting waren we genoodzaakt een half uur naar een uiteenzetting van een stijfdeftige Brit te luisteren, die voor zijn betoog een very posh accent aanhield. Tijdens de discussie die daar achteraf op volgde, en waarin hij redelijk in het nauw werd gedreven, viel dat masker echter al gauw af. Het hoogtepunt (voor ons, het dieptepunt voor de man) was toen hij eindelijk toegaf: “well, there’s nothing I can do about that, innit?”, waarop hij zijn neus ophaalde. Sindsdien sluiten we elke e-mail naar elkaar af met “innit (sniff)”.

Sinds maandag zit er een nieuwe stagiaire bij in de zaal die ik mijn bureau mag noemen. Rechtover mij zit nog steeds Collega E. (die van de tweeling), maar links van mij werd nu stagiaire B. gedumpt. B. heet eigenlijk E., maar heeft om een of andere nog niet verklaarde reden een afschuw van die voornaam en insisteert dat we haar tweede naam gebruiken. Ze is Amerikaanse, en aan de tongval te horen, van Ierse afkomst. Vreemd dat het nog zo duidelijk hoorbaar is, maar ik vermoed dat ze een tijd aldaar heeft gewoond. Voor de rest is ze duidelijk Amerikaans, stevig in het vlees, en zonder manieren. Al zijn die eigenschappen net zo goed Brits, beweert Collega Martini terwijl hij tevreden op zijn buik slaat en een boer van formaat uitbraakt.

B. is nog volledig in de ban van haar jetlag, en het weer doet er niets aan om haar toestand te verbeteren, vloekt ze. Nu ja, ze vloekt natuurlijk niet, want ze is Amerikaans, maar ze denkt het er wel bij, kan ik duidelijk zien. Het f-cking Belgische weer heeft haar ziek gemaakt, verkouden, en ze is er helemaal kribbig van. Het snot loopt nog net niet uit haar neus, maar aan zakdoeken heeft ze nog niet gedacht. Integendeel, ze maakt er een zaak van om elke drie minuten haar snot terug in de neus te snuiven.

Oh no, thanks but I’ve got tissues“, zegt ze wanneer ik haar een papieren zakdoek aanbied. “It’s just that I don’t like them and it speeds up the healing process when you keep the inside of your nose moist.

publiek geheim (iii)

“So, what happened on Friday?”, begroette Collega E. mij vanochtend. Vrijdag is haar vrije dag in haar vier-vijfden werkregeling, en ze is druk bezig met een niet onbelangrijk deel van de organisatie van de nakende conferentie. Maar eerlijk gezegd, ik had geen idee. Het kan mij allemaal ook maar matig interesseren.

Het grootste deel van mijn tijd besteed ik nog steeds aan Het Project, al is de druk daar tegenwoordig minder sinds i. de mailbox doet en O. de fotoredactie. Op het werk is er helemaal geen druk, op een projectverslag dat half mei moet worden ingediend na, en waar ik waarschijnlijk een halve dag tijd zal in moeten steken. Dat leidt tot dode momenten, die ik graag anders zou spenderen dan doelloos op het internet. Ik heb stapels boeken die ik wil lezen, stapels films die ik wil zien, evenementen die ik wil verslaan, persconferenties die ik wil bijwonen, fotomomenten die op mij wachten om vastgelegd te worden. (Uitslapen, dat staat ook hoog op het verlangenlijstje.)

Het komt allemaal gelukkig dichterbij. Juli is amper twee maand ver, en dan is het nog slechts een paar lege weken doorbijten in augustus. Al zijn er nog een heleboel praktische zaken die moeten in overweging genomen worden. Wat doen we bijvoorbeeld met de wagen, en met de motor? Het heeft geen zin die dingen te houden als we ze toch weinig of niet gebruiken. Zou een abonnement op Cambio niet interessanter zijn? En een kleinere motor of een Vespa, die wél zou gebruikt worden. Bovendien krijgen we nog steeds gedurende drie jaar een gratis abonnement op De Lijn als we de wagen wegdoen. Tijd ook om de boekhouder eens te contacteren, en te zien wat fiscaal het meest interessante statuut voor mij kan zijn. (Nee, ik wil geen werkloosheidsuitkering, dankuwel. Er zijn mensen genoeg die dat nódig hebben.)

Ondertussen kabbelt het hier voort. Men waarschuwt mij er steeds meer voor dat mijn vertrek bij management zal aankomen als een donderslag bij heldere hemel. Dat niemand mijn project zal overnemen omdat niemand hier over de nodige knowhow beschikt. “Nothing new”, en dat was ook mijn antwoord voor Collega E.

T minus 7 days, overigens. Dat is min of meer mijn deadline voor het projectverslag, en daags nadien dien ik mijn leave request in.

niemand werkt

Hm. Ik heb zo het gevoel dat niemand werkt vandaag. De autostrade was leeg –waardoor ik me even heb kunnen vermeien samen met een vriendelijke meneer in een BMW– de tunnels waren leeg, de kantoren zijn leeg. Ook op De Lijst(*) gebeurt er maar weinig.

Mogelijks is iedereen aan het oefenen voor morgen?

(*) De Lijst is de interne mailing list voor de redactie van Het Project

rustig

Het ziet er allemaal heel kalm uit, in Brussel. Volgens een collega heeft het te maken met een of andere Internationale Top die vandaag in onze hoofdstad plaatsvindt, maar ik vind het maar moeilijk te geloven dat daardoor alle activiteit op de werkplaats tot een minimum is herleid.

Het beruchte vrijdagontbijt op het negende gaat ook al niet door, gezien collega C. voor twee weken naar een vriendin in China is getrokken (oh it so much easier when you have somebody to guide you around), en het haar beurt was om deze week te ontbijtkoeken te halen. Collega Martini is ook nog niet present. “I’m sure he will be here any second”, hield zijn directe chef mij voor. Maar ik heb zo een vermoeden dat ze mij allemaal in slaap willen wiegen.

publiek geheim (ii)

Het is een grote stap, met veel gevolgen en repercussies, maar dit was geen ondoordachte beslissing. De katalysator was het probleem rond het jaarlijks verlof. Elke drie jaar wordt er een grootschalig internationaal congres door Het Werk georganiseerd, waar tot nog toe niemand werd verplicht aan deel te nemen. De congresperiode werd constitutioneel vastgelegd in bijna exact dezelfde periode als de Gentse Feesten en Blue Note Records Festival. Een periode die voor mij non negotiable is. (Net zoals het filmfestival overigens.)

Het verlof werd geweigerd. Toen ik argumenteerde dat ik in die periode thuis moest zijn door familiale omstandigheden (vakantieregelingen van de madam en de (schoon)ouders –niet eens half gelogen), werd daar nogal laagdunkend over gedaan. En eigenlijk was dat de druppel die de emmer deed overlopen.

Want familiale omstandigheden, zo hield men mij voor, zijn taken voor de vrouw, die zich maar beter schikte naar de werkomstandigheden van de man. Dat mijn madam arts is, doctor zelfs, met een carrière die vele keren prioriteit had over de mijne, kon men niet geloven. En dat ik het daarmee eens was, nog minder.

Niet alleen was dat standpunt voor mij vanzelfsprekend geheel onaanvaardbaar, het stond nog eens diametraal tegenover de –al even constitutioneel vastgelegde– principes van Het Werk. Een omzetting van een tijdelijk naar een vast contract –wat verdoken werd aangeboden in ruil voor deelname aan het congres– interesseert mij dan ook geheel niet meer.

Zegt de madam de laatste tijd meer en meer: “ge zult nog zien, ze willen u helemaal niet weg.” En ik moet haar meer en meer gelijk geven. Het onderwerp wordt angstvallig vermeden, naar de verlofperiode wordt niet meer gevraagd. Het gerucht gonst dat er wordt verwacht dat ik gewoon mijn verlof opneem, daarna verder kom werken, en dat mijn contract op 1 september automatisch wordt verlengd.

Tegen het einde van maart dien ik de aanvraag voor mijn verlofperiode in. Ik geloof dat ik –als ik alle verlofdagen opneem– in juli en augustus gecombineerd nog een week of twee-drie moet werken. Hopelijk wordt het een schone zomer.

vervloekt

“Mais putain de bordel de merde.”

Zelden een vrouw zo krachtig en gemeend weten vloeken als mijn Collega E. daarjuist. Ze mag dan nog van hispanische origine zijn –en dus bij tijden heet getemperd– meestal blijft ze kalm en rustig. Niet zolang geleden (nu ja: zeven maanden) is ze bevallen van een tweeling, en sinds begin dit jaar is ze uit zwangerschap teruggekomen. Veel slapen doet ze niet, tegenwoordig, gezien altijd wel een van beide kinderen aandacht nodig heeft. Ook ’s nachts.

“Don’t they know anything?” kwam er nog even wanhopig als verbouwereerd uit. “I spend half a day explaining them how it works, and still they get it wrong.”

Ze gaat verder in een Spaans dat ik niet begrijp en dus ook niet kan optekenen, maar ik vrees dat het alleen maar van kwaad naar erger gaat. Aan het einde van een lange tirade tegen een e-mail op haar computerscherm veert ze recht, plukt haar jas van de kapstok, en loopt de kamer uit.

Een kwartiertje later is ze terug. Natgeregend, maar een en al glimlach, haar armen beladen met fruit en thee en chocolade. Ik lach begrijpend terug, en we keuvelen een beetje over de kinderen, fruit en thee en chocolade –die ze me aanbiedt, maar die ik beleefd afsla. “Anders is er geen stoppen aan”, vertrouw ik haar toe.

Ze glimlacht nog meer, wist haar e-mail, en herbegint.

publiek geheim (i)

Eigenlijk ben ik hier al weg.

Bij momenten vraag ik mij zelfs af of ik hier wel echt ben geweest. Behalve fysiek aanwezig dan. Laten we het erop houden dat het niet mijn ding is, om elke dag opnieuw achter een bureau plaats te nemen, tijd te verdoen, en op het einde van de maand een som geld op mijn rekening gepresenteerd te krijgen. Bovendien was er sprake van enige discrepantie tussen de ideologie van de organisatie en de manier waarop die intern in de praktijk werd gebracht. En daar kon ik mij niet langer in vinden.

Voeg daaraan toe dat mijn nevenactiviteiten hoe langer hoe meer van mijn tijd in beslag nemen. Bij momenten loop ik er meer bij als een zombie dan een echte levende, en het voortdurend onbeschikbaar zijn voor het gezin is ook geen pretje. De madam bouwt tot haar tevredenheid een mooie carrière uit met een job die ze verschrikkelijk graag doet, en toch is ze meer aanwezig dan ikzelf.

Want to all intents and purposes beschik ik momenteel over twee jobs. Voor één daarvan word ik betaald, maar die voer ik uit zonder ziel; en in de andere zit al mijn geestdrift en energie, maar die is onbezoldigd. Een tijd lang heb ik geprobeerd de ene werkgever als sponsor voor de andere te beschouwen, maar toch bleef het op een aantal fronten knagen. Om niet te zeggen dat ik het van mijzelf niet correct vond.

Dus wordt mijn contract niet vernieuwd. Het was een contract van bepaalde duur, dat na de beëindiging in augustus mogelijks zou worden omgezet naar een contract van onbepaalde duur. Die kans is door omstandigheden echter klein geworden, en ik ben ondertussen niet langer vragende partij. Of er zou iets fundamenteels moeten veranderen.

(wordt vervolgd)

badge printer

Vanochtend trokken we er even op uit, collega E. en ikzelf. Niet té ver om allerlei toestemmingen te noodzaken, maar ver genoeg van de werkplaats vandaan om ons heel even onbezorgd vrij te voelen. Twee metrolijnen brachten ons van Rogier naar de Heizel voor EMIF & CM2. Wij waren op zoek naar badge printers.

Hal 1 van de Heizel was afgeladen vol exposanten, voorzien van meer eten en drinken dan men op de Voedselbeurs pleegt aan te treffen, en vol glimmende hostessen van de duurdere klasse getooid in strakke maar uiterst vrouwelijke kledij. Zelfs de kortste aarzeling voor één zo’n stand zette een ganse machine in beweging.

“Do you like the Kempinski, Sir?”

Laat ik het spel even meespelen, dacht ik: “of course I do.”

“Have you settled on a destination yet, Sir?” vervolgde ze zonder knipperen.

Budapest leek me wel wat, en haar duidelijk ook. Ze haalde er meteen een collega bij, die me de ziel uit het lijf vroeg. “I’m Judit,” sprak ze, terwijl ze me haar kaartje overhandigde, “and this is my colleague Maria, who actually lives in Budapest.”

Maria was –net zoals Judit zelf overigens– hooguit eind de twintig, en beiden waren in een recent verleden zonder enige twijfel topmodel geweest. Scènes uit Oosteuropese softporno dwongen zich aan mijn netvlies op. Judit boog zich wat dichter om mij toe te fluisteren “Maria has some exclusive incentives for you, Sir.” *slik*

Racen met Trabantjes behoorde tot de standaard mogelijkheden, maar evenzeer een toertje met een echte tank op een verlaten Russische militaire basis. “This is somewhat more expensive of course, Sir, since an army tank needs an enormous amount of fuel.” Maar natuurlijk, the sky is the limit. En dan nog, ik was ervan overtuigd dat beide jonkvrouwen ook daar hun voorstel reeds klaar hadden.

Net toen de James Bond in mij op punt stond helemaal te ontwaken, trok collega E. me bij de mouw. “Niet vergeten waarvoor we eigenlijk gekomen waren”, bezwoer hij me met beide armen vol brochures. “Don’t forget to e-mail us”, bloosde Judit me op haar beurt nog achterna, toen ik geen andere keuze had dan tammetjes de achtervolging van collega E. in te zetten.

Twee uur later hadden we alle stands afgelopen en alle voorstellen afgeslaan. Badge printers zaten er evenwel niet bij.

ex-collega J.

Gisteren nog, tijdens de grote vertraging, werd ik aan de andere kant van het gangpad geflankeerd door een geheel in het roze getooide juffrouw, die ooit nog beter bekend was geweest dan nu met de zwart getooide juffrouw tegenover haar. Miss Pink heeft gedurende de lange rit voortdurend over zichzelf, haar liefdes, films, series, en haar andere interesses en problemen zitten babbelen (tiens, een beetje gelijk ik dat hier doe), met Miss Black in een voornamelijk luisterende rol.

Vandaag was het mijn beurt. Naast mij kwam ex-collega J. zitten (op de enige plaats die in de wagon nog vrij was –over toeval gesproken). Ik heb met J. een paar jaar samengewerkt op mijn vorige job, en ze was altijd heel sympathiek. Ze heeft uitvoerig gepraat over hoe het er nu aan toegaat –en dat blijkt bijna geheel onveranderd te zijn aan hoe het was toen ik er ook werkte. En nu ik erover denk is dat heel vergelijkbaar aan hoe de zaken hier gebeuren. De ene lobbygroep is duidelijk de andere, zelfs al bestrijken ze heel verschillende domeinen.

Het was leuk om J. nog eens te zien, en de vertrouwde roddels over de vertrouwde mensen te horen. Dat ze het soms (vaak) nog over me hebben, en dat het internet (niet het extranet) nu een grote soep is. En dat ze veel reist voor het werk, en een huis gekocht heeft, en een promotie heeft gekregen (dat zat eraan te komen, en was heel verdiend, merkte ik op).

J. ging eraf in Centraal, met de belofte iedereen de groeten te doen, en de hoop dat we elkaar nog wel eens zouden tegenkomen, op de trein of zo. Zouden mijn medepassagiers –net zoals ik gisteren– haar verhaal vanochtend ook zo aandachtig hebben gevolgd?