de kleine dingen

Zoals “het geluk zit in…”. Henri kwam hij me nog iets in het oor fluisteren voor hij naar zijn kamer trok om te slapen, gisterenavond.

“Papa, ga jij ook een paar dagjes verlof nemen, tijdens de krokusvakantie?”

(In de krokusvakantie wordt traditioneel een moeder-zoon uitstap gepland, en Tessa neemt een groot deel van de week verlof. Het is ook de periode waarna Tessa een uitgebreide e-mail rondstuurd met verslag van haar activiteiten. Die zal dit jaar waarschijnlijk ook op haar weblog verschijnen, neem ik aan.)

– Ik was het eigenlijk niet van plan jongen, waarom?

“Wel, ik zou graag hebben dat jij toch ook twee dagjes vakantie hebt.” Hij stak eerst één, dan toch maar twee vingers omhoog. “Misschien eentje zodat we met ons gedrietjes zijn, en dan één dag waarop wij tweetjes alleen zijn.”

Ik schrijf het toe aan kinderlijke naïviteit, maar toch, de gedachte dat er iemand niet alleen een dag met mij alleen wil zijn, maar daar bovendien ook nog om vraagt! Waar heb ik mijn leave request form hier weer ergens gelegd?

a l’improviste

Oudejaarsdag verloopt a l’improviste, op de taart na (die werd gisteren besteld bij Wittevrongel, en daar is Tessa net om). Op de terug weg van de Limerick gisteren zijn we nog snel even bij de slager binnengesprongen, waardoor er vanmiddag een parelhoen op ’t menu staat. Die staat al een dik anderhalf uur te pruttelen op laag vuur in een gietijzeren pan (geen Creuset, maar eentje van iittala, uit de Tools reeks van Björn Dahlström uit 1998 –’t is wel het verkeerde prentje dat erbij staat; het is deze), zodat ze klaar is rond de middag.

Voor vanavond zit er vanalles in de ijskast: scampi, varkenshaasje, rauwe zalm, rauwe tonijn, wasabi, … Zowel Tessa als Henri geven er de voorkeur aan het eten zo Japans mogelijk te maken (lees: liefje ik zou zo graag sushi eten; lees: papa ik zou zo graag met stokjes eten). Paneren, frituren, grillen, rijst maken, sushi rollen: het wordt een gezellige avond rond de keukentafel.

(En met een grote voorraad zakdoeken en orofar forte.)

ouderaar

Eigenaardig hé, maar naar oudejaar leef ik veel meer toe dan naar kerstavond of kerstmis. Noem het een aversie tegenover wat Maja R. destijds als de katholieke verzuiling bestempelde –ze was dan ook lid van ’t Zal— maar al die religie is nooit mijn ding geweest. De zondagse hoogmis bracht ik door al biljartend in de parochiale kring te Lochristi –met een pint of twee in mijn hand– terwijl de goegemeente mij toch zo vroom en exemplarisch vond. Daar kon de jeugd nog een voorbeeld aan nemen.

bed-in

Wij houden een bed-in vandaag. Sinds gisterenavond hebben wij ons teruggetrokken met films en decadente snoep, en wat overschot van het kerstdiner en plakken gerookte (echte) wilde Schotse zalm, vers fruitsap, strips, boeken en de krant. OK, we zijn er al een paar keer uit gemoeten om de DVD te versteken, en wat van dat lekkers uit de ijskast te halen, maar voor de rest stapelt alles zich hier gewoon op.

Vannacht heb ik gekeken naar White Noise, The Exorcism of Emily Rose, The Omen (de remake); vanochtend naar Harry Potter and the Goblet of Fire, en ik heb zo een vermoeden dat er straks nog wel een aan zal geloven.

Eerst de krant.

vijf maal f-cked up

Vijf redenen waarom deze kerstperiode helemaal f-cked up is.

  1. Er is amper kerstdecoratie. Zelfs in de winkels lijkt het mee te vallen. Euh, OK, toegegeven, ik tracht winkels te vermijden tijdens de kerstperiode. Maar dan nog: de decoratie is bescheiden. En kerstbomen zijn al helemaal uit de mode!
  2. Het is niet koud. “Excuseer, Bollaert, gij zijt nog niet buiten geweest zeker?” Toch wel, en ik zeg u, het is niet koud. Ik zweet mij te pletter met amper een trui en een winterfrak, en ik kan u verzekeren, ik ben nen kouwelijken mens.
  3. Er is geen sneeuw gevallen. “Bollaert, maat, dit is België. De Vlaanders zelfs. Daar valt geen sneeuw.” Ewel, maat, vorig jaar sneeuwde het zelfs al in november!
  4. Er zijn verschrikkelijk weinig kerstspecials op TV. En kinderfilms en zo. Ofwel kijk ik naar de verkeerde zenders.
  5. En als toppunt: ik heb nog geen enkel cadeau gekregen waar ik niet helemaal content mee was. Kerstmis is echt niet meer zoals vroeger.

vijf

Ons i. smijt, en ik vang dan maar op. Vijf dingen die u misschien liever niet over mij had geweten.

  1. Toen ik een jaar of twee was had ik –zoals het kinderen betaamt– de gewoonte alles wat ik tegenkwam in mijn mond te steken. Zo heeft mijn moeder mij betrapt toen ik op het grindpad kiezels probeerde te verorberen. “Stout, Bruno! Stout!” zei ze, als was ik Brekkie, onze hond. De kiezels kreeg ze gelukkig makkelijk uit mijn mond, maar voor grote stukken van de drie regenwormen die daartussen zaten gelogeerd, was ze te laat. Yummy.
  2. Toen ik zes was –zowat alles van jeugdig belang is bij mij gebeurd op zesjarige leeftijd, maar dat kan ik misschien wat verkeerd inschatten– had ik een pieruche (parkiet) en een steenrat. Om eerlijk te zijn heb ik er een aantal versleten, zowel parkieten als steenratten, maar ik was serieel erm monogaam, d.w.z. ik had er nooit meer dan één van elk. Bovendien heetten de steenratten allemaal Tom, en de pieruchen Flip; meerdere exemplaren op hetzelfde moment had mij voor een bijkomend probleem gesteld. Vanwaar die Tom kwam, weet ik niet meer, maar die Flip had vanzelfsprekend iets te maken met de papegaai van Jommeke. Al die (seriële) pieruchen waren ook tam –ik maakte ze tam door er een dag mee in onze keuken te spenderen (onze keuken was een voorschot groot)– en verschrikkelijk aanhankelijk. Op een dag was ik behoorlijk boos op mijn ouders –ontroostbaar boos zoals kinderen kunnen zijn– en had ik mij in de keuken teruggetrokken. Flip, de parkiet, draaide bezorgd rond mij heen op de keukentafel, maar mijn woede keerde zich al te gauw tegen hem. Toen herhaaldelijke keren ‘nee Flip, weg!’ roepen niks uithaalde, had ik er niets beters op gevonden dan met mijn vinger naar hem te knippen, zoals men een knikker wegschiet. Helaas voor Flip raakte ik daarbij zijn pootje, dat door mijn brute geweld brak. En nog bleef het beestje bij mij terugkomen, hinkend op één poot. De tranen bollen mij weer over de wangen terwijl ik dit tik. Ik heb sindsdien nooit geen dier meer kwaad gedaan. (Flip heeft het overleefd, al heeft hij een tijdje met een gespalkte poot moeten rondhuppelen.)
  3. De Millet-reportage van Jambers heeft grote indruk gemaakt op mij. Zo groot dat ik de diezelfde winter er ook als een Michelinmanneke bij liep. Van de ene dag op de andere was ik een snob, een begrip dat mij voor Jambers totaal vreemd was. (Al heb ik, zeer tot mijn trots, nooit toegegeven aan het ik-heb-meer-geld-dan-gij snobisme.) Ik heb dat, denk ik, een jaar volgehouden, daarna heb ik mij met veel meer overtuiging op de New Wave gestort, en daarna zeer kort op de Miami-Vicestijl zoals men die destijds in de Matinique in de Veldstraat vond. Dan ben ik overgeschakeld naar jeans en heb ik mij haar laten groeien (tot over mijn schouders). Ik was zowat de enige op school van wie dat getolereerd werd. (Ik ken er minstens drie die bij mevrouw De Rudder werden geroepen met het dringende verzoek hun haar tot acceptabele lengte te laten knippen.)
  4. Over lang haar gesproken: ik heb ooit één dag krullen gehad. Op een woensdag had ik een permanent laten steken bij onze –anders zeer schitterende– kapper in Lochristi. De volgende dag ben ik met een hoed op naar school gegaan, en ’s avond had mijn moeder al een afspraak bij Christian Marie in Gent (destijds zeer gerenommeerd en zeer duur) om de permanent eruit te laten halen. Daar hebben ze toen een uur of twee met bijtende producten mijn haar bewerkt –ik weigerde pertinent mijn haar te laten knippen– en dan heb ik een week of twee met haar zo broos als stro rondgelopen.
  5. Ge zoudt het misschien van mij niet vermoeden, maar ik bloos op de meest idiote momenten, en bij voorkeur wanneer het echt niet nodig is. Ooit bevond ik mij –met een medestudente– in de Victoria’s Secret in Boston, toen een van de verkoopsters mij aansprak. Ze had nog geen half woord gezegd, of ze verontschuldigde zich al: “Oh my, I’m really sorry, sir! Please feel free to ask when you need any assistance.” Mijn medestudente kwam niet meer bij van ’t lachen.

Het ergste is waarschijnlijk dat ik nog een tijdje kan doorgaan met dergelijk confessies. Gelukkig mocht ik bij vijf stoppen.

Doorgeven? In elk geval aan Het Radiofonisch Instituut (die het al van Michel én van Lien kreeg), Joke (misschien heeft ze wel meer te vertellen over die tandenborstel), Patricia, en ook Sara mag er niet aan ontsnappen hé. Het Instituut is in goed gezelschap.

de draak (vii): de vierde sessie

Tijd voor The Grand Finale: de schubben.

(Zie ook deel I, deel II, deel III, deel IV, deel V & VI)

Tessa ging pas een pak later komen, maar Henri bleef bij de grootouders slapen, zodat we achteraf nog naar de Martino snel een hapje konden eten. Vreselijk lang zou het niet duren, dacht Tanne, maar toen we ongeveer een derde hadden ‘beschubd’, was het plots al een uur later. We zouden de volle drie uur nodig hebben om mijn arm tot rauw vlees te kietelen.

Draak, sessie 4 (i) Draak, sessie 4 (ii)

De schubben waren ook een soort schaduwwerk, waardoor Tanne opnieuw gebruik maakte van de ‘kam’. De pijn is daardoor zeer dragelijk, maar door de hoeveelheid huid die wordt bestreken (of ‘gekamd’), had het voor mij toch niet veel langer moeten duren.

Nu staat de draak er dus (zo goed als) volledig op. Kort na nieuwjaar moet ik nog één keer terug, om kleine dingetjes bij te werken. De schubben zijn iets donkerder dan de rest van de tattoo op de foto’s, omdat de inkt pas was gezet. Maar ondertussen zijn ook de schubben een weinig verbleekt, zodat ze perfect bij de rest van de inkt passen.

Draak, sessie 4 (iii)

En de draak is al lang een deel van mijzelf geworden.

(Foto’s: Tessa)

volgestoken

Het ideale weekend is voor mij een weekend waarin niets gebeurt, de ideale vakantie is voor mij een strandvakantie op een zonovergoten eiland met zo min mogelijk mensen en zoveel mogelijk boeken (liefst dan nog pulp fiction) rond mij. Ik ben een mens die van rust, kalmte en stilte houdt.

Gisteren werd ik –naar onhebbelijke jaarlijkse gewoonte– gevierd, met een dag die ik uit eigen beweging volledig vol had gestoken. Uitslapen (helemaal tot 8 uur), gevolgd door ontbijt, computerprutsen en het onvrijwillig te kort trimmen van mijn haar, het ontvangen van een aangenaam maar te kort blitzbezoek (wijze cadeau!), lunch in de Sirena (de beste kaaskroketten van Gent, de beste minestrone volgens Henri), een misgelopen –wegens volzet– optreden van Lady Linn in de Vooruit, een koffie met taartje bij Févery, de aankoop van een braadpan bij Katherine Bouckaert (grotendeels gefinancierd met een cadeaubon van de schoonouders), een koffie met wafel in Caffè Caffee, een bezoekje aan de Poort, en een wandeling naar huis.

Om daar ijlings weer weg te vluchten naar Tuur voor een concert van Tuur Florizoone, Michel Massot, en Marine Horbaczewski. Er zat flink wat volk bij Opatuur, en met reden. Een van dé Opatuurconcerten van het voorbije jaar! Tessa was wreed content dat ze het meegemaakt heeft, en Tuur (F. –van Opatuur zelf wisten we dat al) blijkt in ’t echt net zo beminnelijk te zijn als hij eruit ziet. Verslag volgt.

Aaargh!

Dat was de kreet die ik vanochtend voor de spiegel slaakte. En neen, ik schrik niet elke dag zo van mijn eigen spiegelbeeld. Rewind.

Des zondags scheer ik mijn haar. Ik gebruik daartoe een tondeuse, sorry: eem trimmer, die ik al in mijn bezit heb sinds ergens 1995. Toen had ik nog lang haar, maar ik gebruikte het ding om te experimenteren met baardgroei. Ergens in de lente van 1996 heb ik mijn lange lokken laten verwijderen bij de kapper op de hoek van Hoornstraat. Mijn ‘paardenstaart’ ligt hier nog altijd ergens in een vershoudzakje in een of andere schoenendoos.

Van die dag aan gebruik ik de trimmer niet louter voor de baard, maar tevens om op geregelde tijdstippen mijn broskop kort te houden. Begin deze eeuw heb ik geprobeerd om mijn haar toch weer wat langer te laten groeien, maar ik ben ervan overtuigd geraakt dat kort the way to go is, in mijn geval. De laatste twee-drie jaar trim ik dus elke zondag mijn haar bij op de lengte die bepaald wordt door stand 2 op mijn Braun trimmer. (Voor mijn baard gebruik ik stand 1, en dan nog lijkt die steeds langer dan het haar bovenop mijn hoofd.)

Vanochtend ging ik duchtig aan de slag, zoals elke zondag. Regelmatig moet ik de trimbeurt onderbreken om het haar dat in het toestel wordt vergaard, boven de vuilnisbak te verwijderen. Het toestel gaat af, het maatsysteem wordt eraf geschoven, het haar gaat eruit, en we gaan door. Al bij al een handeling van maximum twee seconden.

Bij de derde keer, vind ik plots dat er –te horen aan het geluid dat de trimmer maakt– toch opnieuw veel haar wordt verwijderd van een plek waar ik al een paar ben overheen gegaan. En jawel: de trimmer staat niet op 2, maar op stand 1. Ongeveer de helft korter, van wat al ultrakort is. Net niet kaal, over een behoorlijk gebied van de rechterkant van mijn hoofd.

De titel is niet gespeeld, ik denk dat ze mijn gil tot aan het station hebben gehoord. Tessa kwam verontrust de badkamer ingestormd, met een bezorgdheid die al heel snel plaats ruimde voor een schaterlach (ik kan haar geen ongelijk geven). Mijn suggestie om de rest toch maar op stand 2 af te werken werd resoluut afgewezen (“ge ziet er juist uit gelijk nen hond met schurft”), waardoor ik dan maar over de ganse hoofdhuid halfkaal ben geschoren, sorry: getrimd. “Het staat u wel,” was het verdict, “maar ik ben natuurlijk gewoon van de mensen zo te zien op het werk.” Juist.

Een weekje overslaan en we zitten terug op de goede lengte, hoop ik.