gevuld

Één goed gevulde dag.

Henri vanochtend naar school gebracht, terug gaan afhalen om 15u, tezelfdertijd Lientje (het kindje van Jan en An) mee naar huis genomen en ge-entertained tot een
uur of zes, rap met Henri naar de delhaize, net op tijd terug thuis en tot nu de avond met Els en Maarten volgezeverd.

Oh, en tussen 10 en 15 ben ik effekes naar Boulogne-sur-mer gereden, net totaan de péage, gedraaid, en afgestapt aan Cap Gris Nez. Een half uurtje uitgewaaid, en terug naar huis. (Net op tijd voor de kindertjes.)

Wat een leven.

de eerste schooldag (take 3)

Alvast een hele korte eerste schooldag om mee te beginnen. Net tijd om de pagadder aan zijn klasje af te leveren, wat formaliteiten te vervullen, een laat ontbijt te nuttigen, een summier stadsbezoek, en we vonden onszelf al opnieuw aan de schoolpoort te wachten om ochotte, 11 uur. En ondertussen is het middagmaal ook al naar binnen.

Maar alle vriendjes waren er opnieuw en die ene juf, die zo streng leek is toch weer net niet die strenge juf waarvoor hij bang was en ze hebben een computer in de klas en er is een verbodsbord om naar boven te gaan, zo met een rode cirkel met een witte streep door, en als je ’t omdraait is het een blauw bord met een witte pijl waardoor je wel naar boven mag.

Er zitten wel zeventien jongens in mijn klas en maar zes meisjes, en ’t zijn allemaal nieuwe, behalve Olivia en Wanyi, maar Emma en Laura en Bodien zitten allemaal in het andere klasje en wij hebben een klas met twee juffen, maar ze zijn er nooit alletwee tegelijk. Allez, bijna toch niet hé; alleen als ’t druk is gelijk vandaag.

En mama gaan we nu naar ’t stad, dan kan papa nog een keer gaan rijden en komen vanavond dan Maarten en Els en komen ze dan vroeg genoeg dat ik ze ook nog eens kan zien?

Tekort aan enthusiasme kan je hem niet aanwrijven, die zoon van mij ons.

waai

Net thuis, goed uitgewaaid (de neerslag bleef beperkt). (En zie, wij worden reeds getrakteerd op Nicole en Hugo –in de Notenclub.)

De ganse week niks gedaan –ik toch niet (op het ‘uitstapje’ naar Folembray na dan); Henri daarentegen, stond geen seconde stil 🙂

Wat foto’s en een koppel boeken, lang in bed gelegen, en van boven op het balkon naar beneden naar ‘de dijk’ en het strand gekeken. Gekeken, ja, ik lig liever niet aan het strand met dergelijke windstoten, zelfs niet achter een strandzeil, waar je soms wel uit de wind maar vervolgens ook in de schaduw terecht komt.

Wandelen, dat wel, van de Rotonde in Westende tot het andere uiterste van het stadje langs de kustlijn, en dan één straat dieper om terug te keren. Kwestie van niet steeds op hetzelfde te moeten kijken.

Ontspannend. (Denk ik.)

alleen

Vanmiddag Henri bij mijn moeder afgezet. Ze vertrekken morgen voor de rest van de week voor een (korte) vakantie aan zee (Oostende).

Altijd een vreselijk dubbelzijdig gevoel: enerzijds ben ik blij om eens wat tijd voor mezelf (onszelf) te hebben, maar de seconde dat ik wegreed miste ik hem al ongelooflijk.

(Hij zat er zelf ook wreed mee in, en hij wou niet vertrekken zonder op zijn minst een foto van papa en mama in zijn bagage.)

Misschien stuurt hij wel een kaartje.
(Sorry voor het melodrama.)

gone swimmin’

Wat doet een mens op een drukkend hete dag als vandaag? Juist ja, hij laat zich overtuigen om te gaan zwemmen.

Na de website van Stad Gent te hebben geconsulteerd, blijkt de keuze beperkt: Neptunus, het openluchtzwembad in Mariakerke, of de Rozebroeken in Sint-Amandsberg. De rest is gesloten. (Er is ook nog het universitair zwembad, GUSB, maar dat is op zondag enkel in de voormiddag open.)

Gezien we ergens gelezen hadden dat de capaciteit van Neptunus nogal beperkt was, vooral op piekdagen (en vandaag was er ongetwijfeld zo een), zijn we maar naar Sint-Amandsberg uitgeweken.

De Rozebroeken zien er nog net hetzelfde uit als twintig jaar geleden (binnenkort vieren ze overigens hun 30-jarig bestaan) –enkel de toegangsweg is iets gewijzigd. Weinig volk, maar dat bestond wel voornamelijk uit moeders met kinderen, zodat het kinderbad toch een aardige bezetting kende. (En warm: het kinderbad was een goed aantal graden hoger verwarmd dan het ‘volwassen’ bad.)

Sympathieke mensen ook: “Ik zal u maar in stukken van 50 cents weergeven zekers, want anders kunde uw kabineken nie toedoen natuulijks. Allez, veel plezier hé.”

gelijk een madeleineke

Sommige dingen komen op de meest onnozele momenten weer naar boven. Zoals dit, toen ik me afvroeg wat ik bij de spaghetti ging maken vanvond.

Een van mooiste hotelkamers waar ik ooit heb in verbleven, was een suite in de Biltmore, in Providence, Rhode Island. De kamer diende als uitvalsbasis bij het begin van een zes weken durende Summer School voor graphic design (RISD), en ik ben er maar één nacht gebleven.

De kamer was een hoekkamer, waardoor ik uitzicht door zes ramen had op een park, het stadsplein, en in de verte kon ik zelfs de rivier zien die vlak bij de design school stroomt. De kamer bevatte een gigiantisch bed, een walk-in closet groot genoeg om alle kleren van een modaal gezin in op te bergen, een ‘living’, en een badkamer zo groot als de woonkamer in het huisje dat we toen in de Tarbotstraat betrokken (wat waarschijnlijk meer zegt over de grootte van onze toenmalige woonkamer).

Het was laat toen ik er toekwam. Het was donker, en in de verte was er net een jazz festival begonnen. De ramen konden –geheel tot mijn verwondering– zeker voor de helft open, en warme lucht en ritmische jazz stroomden mijn vertrek binnen. Ik herinner me nog dat ik room service had gevraagd: tagliatelle with scallops. Ik had gedacht een gans hoop pasta, wat tomaten en twee (misschien drie) sint-jacobsvruchten in mijn bord te vinden, maar van tomaat was geen sprake, de portie pasta was bescheiden, en de vis in overvloed. Tien, vijftien stuks misschien? En overheerlijk.

borrowed time

Oftewel: lees maar: er staat toch niet wat er staat..

Destijds, ik was net geen achttien, had ik mezelf voorgenomen nooit ouder te worden dan dertig. Dertig leek niet alleen de leeftijd waarop je alles al had meegemaakt wat er mee te maken viel, het was ook de leeftijd waarop de poètes maudits en andere romantici de geest hadden gegeven. Weltschmertz, and all that.

Het was een pact dat ik min of meer had gemaakt in de geest van Mallermé, Apollinaire, en Byron –maar vooral niet Goethe: de snoeper had meer dan één stroming doorzwommen.

Mijn bloedsbroeder destijds was FréVP [freeveepee], met een evenredige interesse voor fotografie, en –meer bepalender– poëzie. Niet zomaar poëzie in dat we dweepten met voornoemde en niet voornoemde romantici, maar neen, destijds schreven we zelf gedichten van hoogwaardig allooi, en in de middelbare school –Sint-Barbara no less— stonden we bekend en hadden we een navenant imago hoog te houden.

Zo herinner ik me nog dat we in de retorica of was het de poetica (wellicht wel, want dat heb ik twee keer mogen meemaken) met enkele klasgenootjes een performance mochten brengen. Dat heette dan wel niet zo, want in diezelfde periode had ik de overmoed gehad een dichtbundel van de onbekende Tom Lanoye als voorbeeld van hedendaagse poëzie aan de klas voor te stellen. Een soort show and tell.

Niet alleen waren mijn klasgenoten zo verbouwereerd over mijn durf, de leraar Nederlands was zo onzeker over zijn eigen kunnen dat hij me vroeg tegen de volgende les eens echte hedendaagse poëzie ‘naar voren te brengen’. En als het dan toch recent moet zijn, waarom dan geen Herman de Coninck.

Maar goed, de performance. Die was opgesplitst in twee delen: toneel en poëzie. Zei iemand Shakespeare? Niet in mijn groepje. Hendrik Ibsen en Piet Paaltjens ja. En niet Peer Gynt, maar als Osvald uit Spoken wist ik mijn vertolking met niet minder brio neer te zetten dan dat ik mijn champagneglas met een dergelijke bravoure op de tafel neerpootte dat de steel afbrak. Eerst tot grote hilariteit, maar toen ik met veel moeite mijn serieux wist te bedwingen, tot ijselijke stilte en zelfs angst van mijn klasgenoten.

Ook bij Paaltjens werd de dramatiek (pathetiek) niet vermeden. Ria (uit Snikken en Grimlachjes) had nog enige amusementswaarde, maar toen ik mij vervolgens –ongewild tot bloedens toe– begon te scheren (met warm water, zorgvuldig meegbracht in een thermoskan) daalde alweer een surrealistisch ijselijke sfeer over mijn publiek neer.

Helaas was de leraar die het geheel moest beoordelen dezelfde leraar die Lanoye nogal schimpend had onthaald, waardoor ik voor dat gedeelte –erger nog: waardoor mijn medeleerlingen voor dat gedeelte– slechts met hakken over de sloot waren geslaagd. Totaal ondergewaardeerd en miskend. Vanzelfsprekend. Zoals het een echte romanticus betaamt.

Maar goed, ik ben hier dus on borrowed time (30+ voor wie enige uitleg behoeft). Hoe het met FréVP gaat, weet ik niet. Het laatste wat ik van hem heb gehoord, was dat hij taxichauffeur was, in het Gentse. Maar die informatie dateert alweer van zo’n tien jaar geleden.

En jawel, dit verhaal heeft een vervolg, maar dat vertel ik nog wel eens bij de volgende fles champagne. Want eigenlijk had ik iets heel anders te vertellen.

de laatste dag

Vandaag gaat mijn moeder voor de laatste keer werken (pensioen). Ze is er heel emotioneel over hoezeer we haar ook vertellen dat ze nu eigenlijk wel een pak tijd heeft, en dat we haar toch erg benijden. Blijven stilzitten zal ze overigens niet doen.

Ik had er een goed (en positief) verhaal over klaar, en zelfs ingetikt in MT, maar uiteindelijk heb ik beslist dat het niet aan mij is om over andermans privéleven te schrijven. (Goh, I would suck as a tabloid reporter.)

Sorry voor de teaser.

(anti-climax)

Och. Ondertussen zijn het vier metamorfosen geworden. Al was het maar omdat ik dinsdagochtend echt wel onder de indruk was van het frisse lentegroen. En, after all, als lente niet De Groote Metamorfose is (hier gaan we weer, die twee o’s).

Voor de goede orde, de tweede metamofose was het haar; de derde dus de lenzen. De vierde is geen verhuis, geen kindje, geen werkplaatsverandering en niet naar het buitenland –sorry Michel, je loopt nog steeds het risico me ooit nog eens tegen het lijf te lopen in Gent 😉

De tuin. Het leuke aan een vlinderstruik is dat je die zo kort kan snoeien als je wilt, na een halve maand staat het ding er weer, en bijna groter dan voordien. Bij ons wordt die zo’n twee-drie keer (grondig) gesnoeid per jaar.

Klimop is ook nog zoiets. De linkermuur van de tuin (zuidkant, dus ligt bijna altijd in de schaduw) is volgegroeid met klimop. En die moet er allemaal af. Grondig nazicht van de muur (voor zover dat kon) heeft immers aangetoond dat het (on-)ding zowaar in en onder de muur begint te groeien, en ik heb geen zin om die muur plots te zien instorten. Dit weekend gaan we de klimop op een aantal plaatsen doorsnijden, zodat hij tegen de muur verdort (miljaar dat klinkt sadistisch).

Tegen de rechtermuur staan rozen. Die ook nog moeten worden ingesnoeid. (Hopelijk zijn we daar niet te laat mee.) Kortom, we weten weer wat te doen dit weekend –en bovendien is Henri page op de trouw van CriCri (Christel en Christophe). Ongetwijfeld meer daarover maandag. (Maar, jawel, eerste nog fose IV morgen; don’t set your expectations too high.)