Het gebeurt niet vaak dat Tessa ‘zo vroeg op den avond’ beschikbaar is. Dat haar vrije dag gisteren samenviel met Henri’s trompetles ’s avonds, was voor haar dan ook een meevaller. Haar trein zou iets te laat uit Antwerpen in het Sint-Pietersstation binnenrijden opdat we allemaal met de tram naar de VEM zouden kunnen. Gelukkig werd haar moeder door haar vader met de wagen afgehaald, zodat ze een lift kon versieren en zij uiteindelijk nog op Henri en mezelf zat te wachten aan de deur van het leslokaal.
De les verliep vlotjes, als heeft Henri wel wat moeite om bij de les te blijven. Ik wil daar ook niet te veel druk op uitoefenen, hij is tenslotte een kind. Zolang hij elke dag maar oefent, en het graag blijft doen, ben ik al lang tevreden.
Tessa liep op wolkjes. Omdat ze bij de les had kunnen zijn; omdat ze nog wat jetlagged was (hoewel ze dat niet wou toegeven); omdat ze een ganse dag had kunnen shoppen; omdat we ons avondeten in de Martino gingen nuttigen: reden te over. In elk geval, ze was er niet echt bij. Vermoedelijk was dat er dan ook de oorzaak van waarom ze, met veel geestdrift en enthousiasme, ervan overtuigd was dat ze dwars door een (gesloten) glazen deur kon stappen.
De knal was volgens mij tot op straat hoorbaar, waarbij noch de deur noch Tessa wilden buigen of barsten. “Mama,” reageerde Henri meteen, “trek het u niet aan, ik heb dat ook al gehad, met diezelfde deur.” Dat had ze niet meteen geregistreerd (hoe zoudt ge zelf zijn), en ik maande haar dan ook aan tot “kom, we gaan eerst naar buiten”, want ik dacht dat de frisse lucht haar toch iets tot haar positieven zou brengen. Ik ben eerder praktisch dan empathisch in dergelijke gevallen.
Een paar reuzebanken (in het Zuidpark), een suggestie (slaatje met kippenborst bij de Martino; een cheese-egg voor mezelf, en een spiegelei voor Henri) later, waren we allemaal opnieuw bij de pinken. (Behalve Henri dan, die in de tram naar huis ei zo na in slaap viel.)
Maar ik moet sindsdien al de ganse tijd aan van Ostaijen denken.