het nieuwe jazz-seizoen

Jef Neve Trio (iii)Vanavond wordt het nieuwe jazz seizoen officieel voor open verklaard. Al moet u zich van die verklaring niet al té veel voorstellen, u kan gewoon bij Opatuur terecht voor het eerste concert na de zomerstop. En wat voor een concert.

Bij Tuur starten ze vanavond maar liefst met een duet tussen Jef Neve en Rony Verbiest; piano en accordeon. Verbiest valt nog het gemakkelijkste te omschrijven als het Belgische equivalent van Richard Galliano (waarbij Belgisch allerminst pejoratief hoeft te zijn), geplaagd door een virtuositeit die in het Vlaamse landsgedeelte al lang niet meer onopgemerkt is gebleven. Pianist Jef Neve behoort –net zoals Ewout Pierreux– tot het Grote Jonge Talent in de Belgische Jazz (al die hoofdletters staan daar zeer terecht). Wij waren alvast enthousiast over het Jeff Neve Trio op ParkJazz in Kortrijk, en nu is uw kans om hem nog eens buiten zijn gewone circuit aan het werk te zien.

Waar wacht u nog op? Afspraak, vanavond om 20 bij Opatuur, Citadellaan 17. Toegang 10 EUR.

nazomer

De nazomer wordt ingezet zoals het hoort: ziek.

Hoewel gisteren een spectaculair goede en interessante dag was, ging het een beetje verkeerd met Henri. Opstaan ging nog, en ook het relaxed en langzaam ontbijt verliep net zoals de omschrijving, en zelfs de boodschappen –blij dat hij eindelijk nog eens kon fietsen– werden gedaan vol energie: Origino, ’t Vitamientje, Limerick, AST, en dan alles afzetten thuis.

Aan de Marimain liep het mis. De schaduw op het plein was er teveel aan, en Henri besliste als een zielig hoopje op de trappen in de zon te blijven zitten, terwijl wij gezellig –als eerste klanten– aan een tafeltje plaatsnamen. Toen al hadden we moeten weten dat er iets niet pluis was, want Henri zit liever niet lange tijd in volle zon. Toen hij na lang aandringen toch bij ons (op schoot) kwam gekopen, voelde hij verschrikkelijk warm aan. Een inderhaast gehaalde pijnstiller bleek te goed werken, en het probleem werd uitgesteld. Een zalige zonnige dag in vrolijk Gent.

Van de bibliotheek ging het vervolgens naar de Vooruit —uitzonderlijk gesloten– en naar het terras van de Backstage: de perfecte lunchplaats voor zo’n dag. Tessa ging verder inkopen doen, en Henri ging met mij terug naar huis (evenwel niet zonder eerst langs De Poort te passeren) waar we konden ‘genieten’ van een volledig in de schaduw verdoken tuin (‘dank zij’ de bomen van de buurman). Op het balkon op de tweede verdieping hadden we nog net wat zon –dus verhuisden we ras naar boven– maar, niet getreurd, beste buurman: als uw bomen nog even groeien, kunnen we het ook daar vergeten.

Toen ging het echt niet meer voor Henri. Bibberend kroop hij in ons bed, en de thermometer toonde ruim 38 graden. Eten ging hem niet goed meer af, en slapen evenmin: hij is minstens vier keer wakker geworden, vannacht. Daarjuist had hij nog 38,7 dus hebben we hem algauw opnieuw iets tegen de koorts gegeven.

Het wordt een gezellig dagje thuis, vandaag.

dualiteit

Mijn absolute prioriteit, zo laat Termont optekenen in De Morgen, is het wegwerken van de dualiteit in de stad. Helaas is de rest van zijn betoog een schoolvoorbeeld van de heikneuterigheid en het gebrek aan visie waaronder het huidige stadsbestuur nog steeds gebukt gaat. En met bloedend hart moet ik dan toegeven dat het er –met Termont aan het hoofd– niet naar uitziet dat het snel zou verbeteren.

Een van mijn stokpaardjes is het totaal ontbreken van architecturale visie bij het stadsbestuur –minder scrupuleuze mensen zouden op den duur durven beweren dat het bestuur zich laat leiden door de aannemers, maar daar zult u mij niet op betrappen. Maar ook u kan toch niet anders dan in lachen (of is het huilen) uit te barsten bij het lezen van dit statement:

Voor de binnenstad droom ik van een stevig architecturaal statement. Over de site aan de garage Mahy moet over twee eeuwen nog gepraat worden. Mijn generatie moet ook een nieuwe toren in het centrum neerzetten. Van een Gentse architect. Die Toyo Ito van Anciaux, met alle respect, maar laat die zijn werk elders doen.

Een door populisme ingegeven bewering, die verdacht veel neigt naar een ‘eigen volk eerst’ bezorgdheid. Wie maalt erom of die toren wordt ontworpen door een Gentse architect? Het Volk, waar u zoveel om beweert te geven, meneer Termont, had zich al duidelijk uitgesproken vóór Toyo Ito, tijdens de architectuurwedstrijd voor het Forum. Datzelfde Volk, werd toen reeds door het stadsbestuur genegeerd.

Over de site van het Wintercircus moet over twee eeuwen nog worden gepraat, maar dan bij voorkeur in positieve zin, en niet omdat het bestuur haar eigen poulains en de aannemers opnieuw vrij spel heeft gegeven om een gedrocht neer te planten zoals bij de invulling van het Wilsonplein (om maar één voorbeeld te geven).

Maak eens een stevig architecturaal statement, meneer Termont. Doe het voor één keer eens goed. Wie eeuwen wil meegaan moet verder kijken dan zijn neus lang is. Al beweert u in eenzelfde adem:

Toch moeten we absoluut vermijden dat de leefbaarheid van de stad wordt aangetast door de megalomanie van de politiek. Gent is New York niet, maar mag ook niet het kabouterdorp van Groen! worden.

En daarmee doelt u specifiek op het Project Gent Sint-Pietersstation. Over megalomanie en volksverlakkerij gesproken. Het stadsbestuur heeft zich laten meeslepen in de ambitie van de projectonwikkelaars om de stationsbuurt om te bouwen naar het model van Brussel Noord. Hoge ongeïnspireerde glazen vlakken waarin niemand wil wonen, en die zorgen voor een onveilige leegstand ’s nachts. Ongezonde kantoorbuurten in wat eigenlijk tot het centrale stadsgedeelte behoort worden op die manier gedoemd tot verdere leegstand, want niemand die daar nog wil wonen. Terwijl Flanders Expo vlakbij is, perfect toegankelijk met het openbaar vervoer (trein en dan tram), en dus ideaal is voor de economisch gunstige kantoorplannen die het stadsbestuur met ons vermeent voor te hebben.

Met de projecten voor het Sint-Pietersstation, Flanders Expo en het nieuw voetbalstadion creëren we duizenden arbeidsplaatsen. Ik wil dat die projecten leefbaar én rendabel zijn. De torens aan het Sint-Pietersstation mogen de omwonenden geen 24 uur per dag schaduw bezorgen. Maar zij kantten zich ook tegen een nieuwe afrit. Het is zeer egoïstisch dat zij geen fijn stof in hun achtertuin willen. Oké, het fijn stof zal op die plaats verhogen, maar als het aantal treinreizigers verdubbelt, komt er minder fijn stof in héél Vlaanderen.

Leefbaarheid, meneer Termont, is meer dan de bestrijding van fijn stof. Leefbaarheid is niet ingrijpen in de fundamentele structuur van een buurt, en al zeker niet als er valabele alternatieven voorhanden zijn. Deze stad, onze stad, meneer Termont, is geen kantoorstad. Onze stad, Gent, is een bewonersstad, waar mensen graag wonen en léven. Er is geen model voor Gent, want Gent bekleedt een unieke positie in Vlaanderen (en dat is geen slogan). Dat maakt het misschien wat moeilijker om daar een goede visie voor op te zetten, en verleidelijk om Brussel of –godbetert– Antwerpen als voorbeeld te nemen. Maar daar geven wij Gentenaars toch niet aan toe? Nie pleuje is het devies waar elke Gentenaar trots op is.

Pak de moeilijke weg, meneer Termont, want met bovenstaande uitspraken zal u niet op mijn (voorkeur)stem moeten rekenen.

(Kijk, een PDF-je.)

in spe

Gisterenavond hebben we Henri ingeschreven in de muziekschool. Op aanraden van een aantal mensen hebben we geopteerd voor de VEM. De kinderen krijgen er individueel les, en starten niet met klassieke notenleer, maar leren noten samen met het instrument kennen.

De laatste jaren wordt Henri door de grootouders ‘verwend’ met muziekinstrumenten, waardoor naast het gebruikelijke –vooral voor de ouders irritante– ‘slagwerk’, zijn collectie verder ook een gitaar, een klarinet, en een trompet omvat. Op geen van die instrumenten kan hij spelen, ttz hij krijg uit alles wel geluid (zelfs uit de trompet) maar de techniek die hij voor die productie toepast is even arbitrair als de tonen die hij dan voortbrengt.

Dus heb ik hem een paar maand geleden verboden nog op die instrumenten te spelen. Een goede zet, zo bleek gisteren, want een verkeerde gewoonte is er maar moeilijk uit te krijgen.

Vanaf volgende donderdag gaan we samen naar de les, hij om actief te participeren, ik als (meer dan) geïntereseerde ouder. Zijn instrument mocht hij –net zoals het feit muzieklessen te volgen– zelf kiezen, al wisten wij al lang dat hij voor trompet zou opteren.

(Om ’te vieren’ hebben we hem gisteren na zijn inschrijving meegenomen naar de Martino –niet zo’n verstandige beslising, want daardoor is het voor hem veel te laat geworden op een weekdag. Overigens, voor wie van BV-spotting houdt: we troffen in de Martino het —arguably— meest bekende Sp.a kopstuk aan een tafeltje. Al zijn we daar zoals het hoort zeer discreet over gebleven.)

slapeloze nachten

Pffft. Ik kan niet slapen. Het is nu al een paar nachten aan een stuk dat ik de slaap niet kan vatten. Voor middernacht lukt het me niet om in slaap te geraken, en amper een paar uur later word ik al opnieuw wakker. Eerst was dat nog om 6u, een kwartiertje voor de wekker afliep, dan 5u, en vandaag was het net iets na vieren.

It’s the full moon“, wisten ze me gisteren op het werk als verklaring te geven. “Een slecht geweten, pleegt men te zeggen, of een rusteloze geest”, zo schreef ik op de mailing list van Het Project, maar ook daar kon ik op dit ontiegelijke uur enkel met mijzelf converseren.

publiek geheim

Filip Bossuwé in de Soup CultureSsst. Op 16 september (OdeGand) gaat De Foyer van het NTG opnieuw open. De uitbater is Filip Bossuwé, van het uiterst aangename restaurant Soup Culture (nu gesloten).

Wij gingen heel graag naar de Soup Culture –een van de best bewaarde geheimen van Gent– voor een onklopbare lunch, of à la carte ’s avonds (kijk, de eerste keer was precies in 2002). Met De Foyer doet Bossuwé gewoon verder wat hij met Soup Culture al deed, en wij staan alvast te trappelen van ongeduld om terug de benen bij hem onder tafel te kunnen steken. (Bovendien zal u ook in De Foyer geheel rookvrij van uw maaltijd kunnen genieten.)

De aankondigingen zijn de deur nog niet uit, dus als u –net zoals wij– de openingsavond wil meemaken, dan kan u maar beter eens bellen (09 234 13 54).

lijstjes! planning! snel!

Voor ik helemaal in de soep draai met mijn planning, heb ik toch een paar concertdata opgezocht op het Grote Internet. Kwestie van zelf te weten welke avonden ik nog vrij heb (de zondagen, die liggen al lang vast natuurlijk).

En dan heb ik mijzelf twee beperkingen opgelegd: het moet zich zoveel mogelijk in Gent afspelen (want ik ga niet graag met de wagen én dan kan ik bovendien achteraf eventueel iets voor Het Project schrijven), en jazz krijgt voorrang.

Dat betekent dat ik Jazz Brugge niet heb opgenomen (te weinig vakantie, en het meeste heb ik nog maar gezien of zie ik elders), en dat ik de verschrikkelijke taak heb te moeten kiezen tussen het Kronos Quartet in de Bijloke en Dave Burrell in de Vooruit, op 3 oktober (ik denk dat het Burrell gaat worden –Kronos heb ik al gezien, en Burrell werd mij met stip aangeraden; en zoals ik net schreef: jazz heeft voorrang).

Nog een dilemma: het Motives Festival in Genk (15-18/11), vs Uri Caine (15/11) en Tricycle (18/11) in de Bijloke. Grrmbl. Vooral Henri Texier feat. Carlo Nardozza en Rabih Abou Khalil op Motives spreken mij sterk aan (misschien komen die wel net de 16e en de 17e!).

En dan is er nog het filmfestival: met vier à vijf films per dag en een paar avondlijke evenementen, zal er maar weinig tijd resten voor de concerten op 12, 15, 18 en 19/10. Ik zal maar beter eerst het programma van het filmfestival afwachten.

Hm. Er zijn nog wel wat gaten. Nog een opera misschien? Of Uitgelezen?

Of hebt u nog tips?

de beleefdheidsvorm

Zegt Laurens:

Ik ken iemand die zijn vader moet aanspreken in de beleefdheidsvorm. Dát doet mijn tenen pas krullen…

Och, de jeugd kent geen manieren meer, meneer. Dat is al zo sinds de jeugd jonger is dan de volwassenen, en zal dus nooit veranderen.

Zelf sta ik er niet op dat Henri mij met ‘u’ aanspreekt –ik heb het hem nog nooit gevraagd, en als hij het al zou doen, dan heb ik het nog niet opgemerkt. Waar ik wel op sta, is dat hij met twee woorden spreekt (“ja ja, papa papa” –ze blijft meegaan, die grap), en –algemeen beschouwd– zich beleefd en welopgevoed gedraagt. “Dag, meneer”, “goedemorgen, meester Kris”, ‘dankuwel’ zeggen als hem iets gegeven wordt, toelating vragen voor hij van tafel mag na zijn eten, zijn beurt afwachten, ouderen (en daarmee bedoel ik niet noodzakelijk senioren) laten voorgaan, etc.

Hij mag van mij alles doen en (vooral) zeggen –binnen bepaalde limieten– zolang het met het nodige respect en eenzelfde hoeveelheid beleefdheid gebeurt. En daar zit hem net de finesse, de subtiliteit, het detail: waar liggen de limieten? En hoe evolueert dat? Want die limieten en verplichtingen verleggen hun grenzen voortdurend naarmate het kind ouder wordt. In elk geval: communicatie is belangrijk.

Het is ook totaal ridicuul uw opvoeding op ‘verboden’ te baseren: laat een kind, een kind zijn, alstublieft. Het plezantste is overigens om te zien hoe kinderen voor alles achterpoortjes vinden en gebruiken. Want eigenlijk is beleefdheid (en opvoeding) een beetje zoals racen: iedereen kan het gas open draaien op de rechte stukken, maar de echte race wordt gereden in de bochten.

hoezo genoeg?

De kids, tsja. Ik ben de eerste om tegen de verengelsing op te treden (een professionele afkeer), en meteen ook de eerste om zelf toch Engelstalige computertermen te gebruiken.

Maar wat dan met ouders die elkaar aanspreken als ‘mama’ en ‘papa’, en hun kinderen als ‘broer’ en ‘zus’? En dan heb ik het niet over “vraag het eens aan uw mama”, of “help uw zus met haar schoenen”, maar wel over pakweg de aansprekingen zoals in de volgende conversatie:

– Zeg, mama, gaan we zus meenemen om boodschappen?

“Tuurlijk papa, dan kan broer op de hond letten.”

Aaarrrgghhh. Uw vrouw is niet uw moeder (tenzij uw naam Oedipus is), uw dochter niet uw zuster (alweer, tenzij uw naam Oedipus is); en –u raadt het al– hetzelfde geldt voor ‘papa’ en ‘broer’, al zal u dan waarschijnlijk Electra heten.

Henri is mijn zoon, en ik spreek hem dan ook aan als ‘zoon’, of ‘Henri’ of met een troetelnaampje. En als hij flink geweest is, dan zeg ik tegen zijn moeder dat mijn zoon weer goed zijn best gedaan heeft. Als hij –vanzelfsprekend geheel uitzonderlijk– een beetje een ettertje is, dan moet ze dringend haar zoon onder controle krijgen. Als hij een medisch probleem heeft, dan zeg ik hem: “vraag dat aan uw mama”. Maar nooit zal ik Tessa zelf als ‘mama’ aanspreken.

Het is een tamelijk wijdverbreid gebruik, maar toch. Ik heb een moeder, het is een fantastische vrouw, maar ik zou mij niet op mijn gemak voelen in bed met een vrouw die ik als ‘mama’ aanspreek.

de andere kant

De laatste tijd veel mensen over de vloer gekregen –straks denk ik nog dat ik populair word ook. Gisteren kwam Frederik langs om zijn vers gekochte tweedehands Nikkor DX Fisheye 10.5mm f/2.8G fisheye lens af te halen.

De snoodaard heeft er maar meteen een foto van ‘de andere kant’ van mijn bureau mee genomen:

Brussels Jazz Orchestra (iii)

Dan maakt hij mij zot met zijn AFS DX 12-24 f/4G lens (gelukkig niet lichtsterk genoeg voor mij), en —to top it all off— kreeg hij nog een tekening van Henri op de koop toe.

Tsss. Er zijn grenzen aan gastvrijheid. (’t Is gelijk Michel die hier zomaar wireless bandbreedte van de buren kwam afsnoepen.)