Godiva – Belgische Origine Belge

“Men belt”, zou Henri daarnet gezegd hebben –gesteld dat hij thuis was en niet aan een schoolbank vestgekluisterd zat. Men belt zelfs tweemaal, dacht ik erbij toen ik van het tweede naar beneden spurtte maar alsnog ingehaald werd door het ongeduld van de beller.

“Meneer…”, de man zoekt even op zijn afleveringsbriefje en kijkt mij dan verheugd terug aan, “…meneer Bruno Bollaert?”

Als ik instemmend knik, overhandigt hij mij een witte papieren draagtas, met daarop in gouden letters “GODIVA Chocolatier”. Erin zit een brief, en een halve kilo pralines.

You couldn’t come to the event,” vertelt de brief mij, “but we didn’t forget you: here is a small attention for you!”

Een ballotin van Godiva; with compliments en gesigneerd door Axelle Red

Als small had ik het zelf niet meteen omschreven. Als lekker wel, al durf ik niet verder dan de zichtbare verdieping heerlijkheden. De rest bekijk ik wel als Tessa straks thuis komt. Even vroeg ik mij af waar ze het meest jaloers om zou zijn: de pralines, of de handtekening van Axelle Red (zij is fan van Axelle) –om niks natuurlijk, want ze mag gewoon mee genieten! Wat ik geproefd heb is alvast heel erg lekker.

Verschrikkelijk sympathiek, van Godiva. Eerst al die lieve reactie van Ilse Wilmots, hun chef chocolatier, en nu dit. Dankuwel!

Voor niets

“Dus jullie zijn hier allemaal voor niets gekomen, vandaag”, besloot de juffrouw. “Enfin, toch niet geheel,” herpakte ze zich, “want ik zal jullie meteen allemaal een afspraak geven met mij voor opvolging, en dan krijgt u binnen enige tijd een nieuwe brief voor een nieuwe oriëntatiesessie.”

Kan gebeuren natuurlijk, maar het was toch beleefd geweest indien men ons daarvan op de hoogte had gebracht. Ik was zelf ook ziek, Tessa was –wegens de aan mij opgelegde vereiste daar op dat vroege uur present te geven– een uur later op haar werk, én we hebben opvang moeten voorzien voor Henri die amandelloos thuis zat. Anderhalf uur na aankomst stond ik opnieuw buiten, aan een kant van de stad waar echt niets te beleven valt. Voor niets, maar met een nieuwe afspraak donderdag om 15u voor begeleiding.

Voor niets is maar hoe ge uw tijd indeelt of opvangt natuurlijk, met een boek bijvoorbeeld waar ge u anders fragmentarisch doorheen zit te worstelen en waar nu tijd voor vrijkwam. Of hoe ik op heel korte tijd twee maal met ethologie werd geconfronteerd –iets van Tessa enerzijds, en de rattenstudie van Maarten ’t Hart anderzijds (niet het boek dat ik aan het lezen ben overigens). Of waardoor ik nu toch heb kunnen middagmalen.

Archè

Damn. Water, zo schrijft De Standaard, is een eerste vereiste om ruimtestations te bouwen. Had Thales i dan toch gelijk?

  1. Thales van Milete wordt beschouwd als de eerste westerse filosoof. Niet dat er iets concreets van hem is overgebleven, zijn filosofie bereikt ons enkel via testimonia. De oerstof, het gegeven waardoor en/of waaruit alles bestaat (ook bekend als de archè) is water, zo beweerde de man, die alras werd tegengesproken door Anaximandros, ook al uit Milete. Die heeft het dan weer over het apeiron –of onbegrensde. Redelijk vooruitstrevend, die Anaximandros, want –sterk veralgemeend– gaat zijn visie nog steeds op (inclusief Darwinistisch aandoende evolutietheorie). Hij wordt op zijn beurt evenwel tegengesproken door zijn eigen leerling, de iets minder inzichtelijke Anaximenes. Ook al uit Milete dus, en volgens hem is het lucht. Al dan niet gebakken.

Godiva

Normaal gezien zat ik nu in Brussel, ergens in de fabriek van Godiva waar ik met vier andere bloggers zou worden rondgeleid. De chocolade workshop is al afgewerkt, en zo meteen begint de privérondleiding in het –voor het publiek gesloten– Chocoloademuseum van Brussel. Achteraf is er een persconferentie bij Godiva Sablon, met Axelle Red, dankuwel alstublieft.

In plaats daarvan lig ik hier mijn virussen, bacillen en andere bacteriën tot mijzelf te houden. Want zeg nu zelf, ik kan juffrouw Red –zeg maar Axelle, hoor ik haar al in mijn oor fluisteren– toch moeilijk met de Mexicaanse griep opzadelen. Zelfs als die griep een banalere luchtweginfectie zou blijken.

Een fantastisch schilderij van Lady Godiva door John Collier

Ach, ik zal mij nog even aan Lady Godiva zelf vergapen dan. In de versie van John Collier als dat mag, met evenzeer van dat weelderig mooi rood haar.

Het schilderij hangt in the Herbert Art Gallery and Museum, Coventry, achter glas en met een luxueus kader errond.

Uit de context

Als je het moet hebben van politici die denken dat ze de wereld kunnen verbeteren door met iedereen een kopje thee te drinken, ben je echt ver van huis.

Het citaat komt uit De Groene Amsterdammer (in hun dossier De kloof tussen autochtoon en allochtoon), en is van Rita Verdonk, van de partij Trots op Nederland en ex-minister van Vreemdelingenzaken. Het kopje thee drinken verwijst naar Marius Job Cohen, burgemeester van Amsterdam, en lid van de PvdA, waartoe ook Verdonks gespreksgenoot, Lodewijk Asscher, behoort. Cohen is overtuigd dat praten werkt (gelijk KBC), we niet overhaast tewerk moeten gaan, en dat men dus beter eerst een kopje thee drinkt alvorens tot actie over te gaan. Hij wordt verweten dat hij een Een theedrinkende knuffelaar is, die altijd maar [wil] praten, theedrinken en op de lange baan schuiven. De softe Cohen staat geheel in tegenstelling tot de bikkelharde Verdonk, die wel eens wordt omschreven als IJzeren Rita (cfr. Margaret Thatcher).

Het theedrinken van Cohen verwijst voornamelijk naar de softe aanpak van het incident met de El Tawheed-moskee in Amsterdam, die in 2004 ervan werd verdacht (illegale) radicaal-islamitische informatie te verspreiden, en dat die moskee gesponsord werd door een Saoedische sjeik, lid van de Moslim Broederschap en in direct contact met Osama Bin Laden. Eén van die boeken was Fatwas of Muslim Women, dat o.a. de besnijdenis en mishandeling van vrouwen zou propageren. (Het onding is in een verschrikkelijk slechte Engelse vertaling te downloaden als u de titel in Google ingeeft.)

Ziek (x3)

We zijn hier met drie ziek. Op één of andere manier is de mogelijkheid niet geheel uit te sluiten dat Tessa deze keer door de nabijheid van mijn persoon bij de hare ziek is geworden (deze verklaring is geen bekentenis en doet geen afbreuk aan mijn rechten), dus ligt zij hier net zozeer te zieltogen als ikzelve. Enfin, toch bijna, want zij verkeert in een vroeger stadium.

En terwijl ik gisteren ergens anders zat te doen wat ik doen moest, werden bij Henri de amandelen uit zijn keel gehaald. Ik vond het niet nodig om daarbij te zijn want ik kan daar toch niets doen. Om allemaal geheel logische en uiterst begrijpelijke redenen, wordt mij de toegang overal geweigerd, dus blijf ik liever weg dan de nagels van mijn vingers af te kloven. Temeer dat Tessa doctor-arts is, en van die zaken veel meer afweet dan ikzelf. Met als resultaat dat alles goed verlopen is, en de jongen thuis bij ons in bed ligt. Om hopelijk niet datzelfde virus als zijn ouders op te lopen –waarvan het overigens niet uit te sluiten is dat hij de verspreider is.

Ziek

Voor het eerst in járen ben ik ziek. Echt ziek: ferme hoofdpijn, nekpijn, keelpijn, en een stevige neusverkoudheid erbij. Waarschijnlijk viraal, al doe ik voorlopig nog niet mee aan Mexicaanse-grieppsychose. Normaal gezien zou ik in mijn bed blijven liggen, maar de komende twee weken zitten geheel volboekt. Ik zal proberen niet op u te niezen.

(Niet in mijn bed blijven liggen druist overigens verschrikkelijk zwaar tegen mijn eigen principes in.)

Toespraak

Hebt u het al gelezen, dat essay waarover ik het gisteren had? De tekst is een toespraak die William Morris hield voor de Hampstead Liberal Club in 1884 in Londen. Er waren blijkbaar nogal wat clubs in Hampstead, zoveel zelfs dat men in 1925 beweerde dat er geen enkel deel van London zo dichtbehuisd is met clubs voor sociale en intellectuele doeleinden.

Edoch. Morris vaart nogal uit tegen de consumptiemaatschappij –al benoemt hij ze niet zo. Hij beschrijft hoe er drie klassen van mensen zijn, de rijken die geen zak uitvoeren; de middle class die er op het eerste gezicht hardwerkend uit zien, maar zich eigenlijk alleen maar bezig houden met manieren te zoeken om zichzelf te verrijken;

And all these we must remember have, as a rule, one aim in view; not the production of utilities, but the gaining of a position either for themselves or their children in which they will not have to work at all.

en ten slotte de working class, de mensen die door de andere klassen bijna als lijfeigenen worden uitgebuit.

Interessant is ook hoe –in wat Morris dus niet omschrijft als consumptiemaatschappij maar het duidelijk wél is– die maatschappij getoond wordt als verplicht ze de leden van working class om dingen te maken –en vervolgens ook te kopen– die ze eigenlijk zelf niet wilt; meest opvallend nog de goedkope en kwaliteitsloze afkooksels van wat de rijkere klasse heeft.

Nay, the workers must even lend a hand to the great industrial invention of the age – adulteration, and by its help produce for their own use shams and mockeries of the luxury of the rich; for the wage-earners must always live as the wage-payers bid them, and their very habits of life are forced on them by their masters.

Er moet meer arbeidsvreugde zijn, en daarom moeten we de arbeid zelf gevarieerder maken. Een mens kan gemakkelijk drie stielen leren, en dan kan hij bijvoorbeeld stoelzitwerk afwisselen met werk op den akker. Goed voor geest én lichaam, zo suggereert hij.

Bovenal moet de arbeidersklasse echter onderwezen worden. Hun onwetendheid zorgt er immers voor dat ze ‘overklast’ worden. Volksverheffing, opvoeding en mogelijks zelfs ontvoogding, daar moeten we naar streven. En niet uit winstbejag. Want tegenwoordig is alles te veel afgestemd op commercie, vindt Morris, zelfs de opleidingen.

At present all education is directed towards the end of fitting people to take their places in the hierarchy of commerce – these as masters, those as workmen. The education of the masters is more ornamental than that of the workmen, but it is commercial still; and even at the ancient universities learning is but little regarded, unless it can in the long run be made to pay.

Tsss. U moest toch ook lachen met die doldwaze opvattingen uit 1884. Want daar trappen we tegenwoordig niet meer in, 125 jaar later, anno 2009.

Paul is dead: het belang van tijdgeest

Ze hadden gewoon de tijdgeest mee, dát is het argument waarmee Bart Steenhaut, coördinator van de muziekredactie bij De Morgen, het belang van The Beatles in één pennentrek tracht te minimaliseren. Het opiniestuk dat woensdag 16/09/2009 in De Morgen verscheen, windt er van bij het begin geen doekjes om: Waarom The Beatles overschat zijn. Een bijna interessante titel, en in vroeger tijden zou het zelfs dapper geweest zijn om zich aan zo’n uitspraak te wagen. Vandaag getuigt ze echter hooguit van een gebrek aan inzicht.

Ach, ik ging er vanalles over schrijven. Dat de man gelijk niet door enige voorkennis wordt gehinderd. Dat het toch een klein beetje van belang is om cultuur in een (historische) context te kunnen kaderen. Dat ook Marie-Antoinette slachtoffer was van de tijdgeest. Dat er eigenlijk niet bijster veel gebeurt zonder tijdgeest. Tsja.

(Grappig overigens, dat Steenhaut schrijft: Kortom, time was on their side. Ik vraag mij af of hij weet wat en wie hij citeert.)