#roadtrip2017 (5) / Point Reyes (hoogtepunt)

Het is bizar. Vraag mij om naar de Belgische kust te trekken, en ik zal niet meteen enthousiast reageren. Het is er te koud, er is te veel volk, blahblahblah.

Niet zo wat betreft Point Reyes. Ik reed met zo veel gigantisch plezier van Corte Madera terug naar Highway 1, terug naar die kust. Eerst naar het Visitor center, want daar beschikken ze altijd over de meest recente info. Daags voordien hadden we in de REI een paar veel te grote drinkflessen gekocht, die mij de ganse reis zouden blijven achtervolgen. Ik heb niet veel water nodig (ik ga gemakkelijk twee uur lopen zonder een slok water), maar Tessa en Henri hebben dorst. Zeker Henri. Als we gaan fietsen, zijn de twee 750ml-flessen die hij meezeult gegarandeerd op voor we terug thuis zijn, terwijl ik vaak nog een fles over heb. Maar goed, ik kreeg de ganse tijd te horen dat ik ook wel eens de drinkfles mocht dragen, vooral gezien ik toch een rugzak meedroeg. Dat laatste was niet mijn schuld, vond ik, en ik had als excuus dat ik de inhoud van de rugzak niet met condens van de drinkfles-gevuld-met-ijsblokken wou bevochtigen. Die uitleg werd vaak aanvaard.

20170825_pointreyes

Aan het Visitor Center bleek algauw dat de gemiddelde temperatuur in San Francisco veel te laag was. We zaten plots fluks boven de twintig graden, al was het nog niets in vergelijking wat ons landinwaarts zou te wachten staan. Voorlopig hield ik mijn lange broek aan. “Ik doe alleen een short aan als de temperatuur hoger is dan veertig of mogelijks dertig als ik ergens op vakantie ben en niemand kent mij.” Ik had het deze zomer nog met veel aplomb verteld aan een vriendin.

Point Reyes is groot en alles afwandelen was geen optie. We reden dus eerst naar Limantour Beach, in het westen (de Amerikanen gebruiken graag de windrichtingen), voor een flinke wandeling. Ik was er graag gebleven. Het was er niet echt warm, niet echt aangenaam, maar warm genoeg, en er viel vanalles te zien. De oceaan! Golven! Zout water! Zand dat overal tussen kroop! Van dat raar slingerachtig zeewier dat we overal zouden tegenkomen! Krabben! (Levende, dode en halfdode!) Meeuwen! Krabvermorzelende meeuwen! Duinen! Bomen! Heesters!

En dat was nog niets.

’s Middags reden we tot Inverness (neenee, geen Nessie te zien, dat is een ander continent) om er wat Clif Bars te eten, een gestrande boot te fotograferen en een duo kite surfers te bewonderen.

Het doel was Pierce Point Ranch. In het Visitor Center hadden ze ons gezegd dat er van daar een lange wandeling vertrok, naar het meest noordelijke (daar zijn we weer met die windstreken) punt van het park, Tomales Point.

We vertrokken vol goede moed, met een gevulde drinkfles en een voorraad Clif Bars. En toen ging het al een beetje fout. Na een half uurtje zag Tessa het al helemaal niet meer zitten, maar na kort beraad werd besloten dat ze alleen terug naar de wagen zou wandelen, en daar op Henri en mij zou wachten. Het zou lang wachten worden.

We zijn rond 15u samen vertrokken, en rond 19u waren Henri en ik terug bij Tessa.

Dat is lang wachten.

Er was geen stoppen aan. Ik heb geen andere verdediging. Henri en ik vielen van de ene verbazing in de andere. Er was een milde mist toen we vertrokken. Mild, in de betekenis dat we nog ruimschoots in de verte konden kijken. Toch ver genoeg on steeds verder te blijven gaan.

“Allez, we zijn er bijna.”

“We gaan nu toch niet stoppen.”

“Ge weet, dat als we nu stoppen, dat we achteraf gaan ontdekken dat het nog honderd meter was tot het einde?!”

En we zijn er geraakt, aan dat einde. En het was godverdomme de moeite waard. We zijn twee meisjes tegengekomen, aan wie we dan toch gevraagd hebben of het nog ver was. “Nah, just a mile or two.” Lange mijlen. Heerlijke mijlen.

Point Reyes, CA

We passeerden de Elk Reserve, bij een vijver, waarrond een ganse kudde (mannelijke) elks (wapiti’s, kon ik via wikipedia vertalen) had postgevat. Onderweg hadden we er al een paar gespot, op ruime afstand, maar deze waren bij wijze van spreken binnen handbereik. En dan kwamen we eindelijk bij de unmaintained trail, vanwaar het niet ver meer mocht zijn, dachten we. En dan moesten we die meisjes nog tegenkomen.

Bij elke voetstap dachten we dat we er waren, maar elke heuvel bracht een nieuwe. Maar Tomales Point was zo de moeite.

We zagen een kustlijn die zo ruw was en tegelijk zo zacht, zo onherbergzaam en zo uitnodigend. Ik was er graag een paar uur blijven zitten, maar we wisten dat de tijd drong, en dat we nog ver terug moesten, en dat we terug moesten zijn voor het donker was. “I just want to get back to the car”, had een ander, bijna half huilend meisje ons verteld die we halverwege, lang geleden, waren tegengekomen.

En dus gingen we terug. Bijna twee uur lang. In een steeds dikker wordende mist, en afnemend licht. En toen…

En toen…

En toen gingen we een bochtje om, niet eens zo ver vanwaar Tessa was teruggekeerd.

En dan stond daar een ganse kudde van die elks. Pal op de trail die we moesten volgen om terug tot de auto te geraken. Eén mannetje voor een ganse kudde vrouwtjes. Het tart elke omschrijving (no pun intended).

Godverdomme.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=afzfI03-Dr4?rel=0&w=560&h=315]

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=gJYNpVdLHII?rel=0&w=560&h=315]

#roadtrip2017 (4) / Eindelijk onderweg

De bedoeling was om via Highway 1, langs de kust, naar Oregon te rijden, en een paar dagen in Portland te verblijven. Niet meteen een doel dat mij aantrok, want Portland was alweer een stad, en ik kwam voor alles wat daartussen lag. Edoch, Portland was nog ver.

Van het Vista Point aan de Golden Gate Bridge reden we tot Marin City, waar de Highway 101 zich vertakte naar Highway 1 (the Shoreline Highway). Eerste stop (nu reeds!) zou het Muir Woods Visitor Center worden. Tijdens de zomer gaat daar blijkbaar gigantisch veel volk naar toe, maar de schoolvakantie was net voorbij, dus dat zou wel moeten lukken. Niet dus. De kronkelende baan naar het Visitor Center was vlot berijdbaar het was gewoon even wennen aan de slakkengang waarmee de gemiddelde Amerikaan zich in het verkeer verplaatst. Iets waar we trouwens rap aan gewoon zouden raken, en wat we nu nog steeds ongelooflijk missen.

De parking van het Visitor Center was volzet. De parking een beetje verder ook, en die nog een beetje verder ook. En de volgende paar mijlen zou ook de kant van de baan vol staan met wagens. En net toen ik wou opgeven en doorrijden, vonden we een plaatsje, recht tegenover de Deer Park Fire Road. We hadden niets voorbereid, en evenmin waren we gestopt bij het Visitor Center om een plannetje te halen. We kwamen recht uit San Francisco, en wilden meteen de natuur in. De lokroep van de Deer Park Fire Road was onweerstaanbaar.

Drie mensen, zonder water, met een paar Clif Bars en gekleed in lange broek, hebben kilometers gewandeld (van 14.30 tot 17.30u). De Deer Park Fire Road liep parallel aan de Dipsea Trail, dat we gevolgd hebben tot ongeveer Lone Tree Spring. Die trails lagen eigenlijk net buiten het Muir Woods National Monument, maar de tocht bezorgde ons een eerste glimps van de Pacific Ocean. Via de Ben Johnson Trail zijn we dan toch naar het Visitor Center gewandeld, en zo uiteindelijk terug naar de wagen.

“Do go to Muir Beach Overlook”, raadden ze ons in het Visitor Center aan. “There are road works, but you should be able to get to the overlook.” Wie zijn wij om dergelijke tips te negeren?

Muir Beach Overlook

Er was al beslist dat we in een Best Western gingen overnachten, en de keuze was gevallen op Corte Madera. Een redelijke omweg, maar in Corte Madera was een REI vestiging, en we hadden nog wel wat dingen nodig om de tocht te overleven. (Zoals stapschoenen voor mij, gezien de zoon mij ‘oude’ had afgepakt voor zijn reis naar Noorwegen.) De REI lag in een soortement shopping center, en daar was meteen ook een Safeway (supermarkt, gelijk Delhaize of Carrefour), en… en… zeer belangrijk voor Henri: een burgertent (The Counter –ze hebben er ook veggie burgers). De rest van de reis kon alvast niet meer stuk.

Road Trip 25.08.2017

Muir Beach Overlook

#roadtrip2017 (3) / San Francisco (bis)

Ach, San Francisco was mijn ding niet.

Ik was eerst van plan om een stap-voor-stap verslagje te schrijven van wat we daar allemaal gedaan hebben, maar dat is maar weinig boeiend om te lezen. Natuurlijk hebben we er de gebruikelijke bezienswaardigheden bezocht, en zijn we tot slot van dat (eerste) deel van de reis over de Golden Gate Bridge gereden. Northbound moet er trouwens geen tol betaald worden, enkel Southbound, omdat men dan de stad binnen rijdt. Dat lijk mij een zeer te verantwoorden regeling.

Maar San Francisco zelf? Totaal mijn ding niet.

San Francisco stinkt. In elke stad hangt wel een geurtje van veel te dicht op elkaar gestapelde mensen, maar de geur in San Francisco is veel opvallender en penetranter dan in om het even welke stad waar ik al ben geweest. En ik heb het niet over een stadsdeel –al is in het in sommige delen merkbaar erger (zoals Downtown bijvoorbeeld). De geur is er één van verderf en afsterven en opgave.

Er waren vanzelfsprekend mooie gedeeltes en leuke ervaringen, maar San Francisco is vooral overhypet. We hebben Tartine Bakery & Cafe bezocht. Natuurlijk hebben we Tartine bezocht. Ik maakte al brood zoals Chad Robertson, nog voor De Superette opende in Gent, totaal gebaseerd op het model van Robertsons Tartine.

Tartine was een enorme ontgoocheling. De mensen staan er niet alleen tot buiten aan te schuiven, het is er bovendien piepklein, en wie er iets wil eten, moet hopen dat er ergens een plaatsje vrijkomt tegen de tijd dat er is afgerekend en men zich bedremmeld met het voedsel in de handen een weg zoekt. Het eten zelf is absoluut overpriced, en beantwoordt helemaal niet aan de verwachtingen.

Een beetje verderop was er gelukkig het Dolores Park Cafe, met een uitgelezen selectie aan (betaalbaar) eten en met een heleboel lekkere vegetarische opties. Ik kwam er weer helemaal tot rust.

Nee, San Francisco was mijn ding niet.

De 23e had ik gereserveerd in Foreign Cinema. Tessa en ik waren een jaar getrouwd, en dat moest vanzelfsprekend gevierd worden. Foreign Cinema stond aangeschreven als een van de Top 100 Restaurants (door de San Francisco Chronicle), en was beslist de moeite waard. Toen we ons na het hoofdgerecht over de dessertkaart bogen, werd ons een “Watermelon granita with strawberry basil sorbet” van het huis gebracht, met daarop een kaartje “Happy Anniversary” (ik had bij de reservatie in het vakje “Is this a special occasion?” dat het onze huwelijksverjaardag was). Een zeer mooie geste! Een aanrader –maar u brengt best wel een gevulde portefeuille mee.

Maar toch: San Francisco was mijn ding niet.

Ik was dan ook enorm opgelucht toen we op dag 3 terug naar de luchthaven trokken om er onze auto op te halen. Zelfs al moest ik 50 minuten aanschuiven voor het aan mij was. De man achter de balie wist er mij niet van te overtuigen mijn reservatie om te wisselen naar een BMW X5 (voor 30USD per dag extra), maar ik zwichtte uiteindelijk wel voor een Lincoln Navigator (bijna gratis, want in de door mij gereserveerde categorie waren er bijna geen wagens meer over).

Een Lincoln Navigator is gigantisch. Het ding is zo lang als een kleine bestelwagen bij ons, maar met een veel krachtiger motor en voorzien van alle denkbare technische snufjes, van (vanzelfsprekend) een open dak, en (al even vanzelfsprekend) een camera achteraan om te kunnen parkeren, tot niet alleen verwarmde zetels, maar ook airco gekoelde zetels. Dat zou geen overbodige luxe blijken, later op de reis.

Het was even wennen maar tien minuten later (ik had tenslotte al eens met een Chevy Tahoe gereden in Newport) waren we al bijna over de Golden Gate brug, op weg naar het avontuur. Eindelijk!

San Francisco

San Francisco / Golden Gate Bridge

#roadtrip2017 (2) / San Francisco

De consensus (twee tegen drie en ik zat in het andere kamp) was dat we ook toch minstens één keer in een stad zouden blijven hangen. Bij het begin van de reis bijvoorbeeld, werd daarbij geopperd. Dus brachten we drie nachten en twee volle dagen in San Francisco door. Een wagen hadden we dan nog niet nodig, daarvoor gingen we op de derde dag met BART terug naar de luchthaven om die op te halen.

Room With A View

Dag 1 (22.08)

De eerste dag viel eigenlijk nog zeer goed mee. We hadden op voorhand beslist niet in het hotel te ontbijten, en Tessa was samen met Henri door een waslijst opties gegaan om de stad te verkennen. Ons eerste ontbijt in de VS was bij Réveille Coffee aan Columbus Ave. Meteen zeer geslaagd: spiegeleitjes, tomaat, avocado, gebakken aardappelen en als vreemde eend in de bijt wat aardbeiconfituur. En een lekkere cappuccino. Een uitstekende gewoonte trouwens, van die Amerikanen, om het ontbijt meteen stevig te maken. Misschien moeten we dat hier thuis ook invoeren. Het zou op reis in elk geval een constante worden, waarbij we dan vaak het middagmaal inruilden voor een energiereep of twee. Maar ik loop vooruit op de zaken.

20170822_pier39

De rest van de dag wandelden we naar de Piers, van 1 tot Fisherman’s Wharf, met ertussen het übertoeristische Pier 39 met de ‘world famous sea lions‘. En ja, er werd vis gegeten aan Fisherman’s Wharf, op bankjes temidden bijzonder boude meeuwen, die zo rap als tellen een stuk vis uit Tessa’s handen kwam plukken, toen die er te lang over deed om het in haar mond te steken (drie seconden of zo). Hilarisch.

Vlak daarbij is er het Musée Mécanique, gevuld met mechanische arcade spelletjes uit de vorige eeuw (en een paar elektrische/digitale ook), waar Henri heel gretig een stapeltje quarters erdoor heeft gejaagd.

Ietsje verder bezochten we de Historic Ships en de Aquatic Park Pier (deel van het San Francisco Maritime National Historical Park), en kochten we onze Annual Park Pass. Zo’n pas kost 80 USD, maar daarmee krijg je een jaar lang gratis toegang tot zowat alle parken onder het beheer van de National Park Service en meer dan 2000 andere parken. Niet voordelig als je maar één park bezoekt, maar op onze road trip kwam dat veel voordeliger uit (zo hadden we de vorige keer al becijferd).

Ghirardelli Square (chocolade) mocht niet ontbreken, en terug naar het hotel ging via Fort Mason naar Lombard Street, de befaamde kronkelige en steile straat, en geloof mij, die straat is wel degelijk steil. De kronkel kwam er op suggestie van de (destijds) eigenaar van de straat, die op die manier de voor wagens onoverkomelijke hellingsgraad van 27% toegankelijk wou maken. Aan de andere kant van de heuvel blijft het bijzonder stijl, zo stijl dat wagens er haaks op de rijrichting moeten parkeren i.p.v. parallel.

Onze laatste stop was Bob’s Donuts, waarvan Henri had ontdekt dat het de beste doughnuts van San Francisco waren. Het werd meteen ons avondeten. Om dat een beetje uit te balanceren, hebben we ’s avonds nog uitgebreid gebruik gemaakt van het zwembad (Tessa en Henri) en de gym (Henri en ikzelve).

Put a fork in it

The sun! The sun!

Fort Mason

Oakland Bay Bridge

#roadtrip2017 (1) / Off we go!

Een maand geleden vertrokken we naar de VS.

Zeven en negen jaar geleden hadden we al eens drie maanden aan een stuk doorgebracht in dat gigantische land (Tessa ging daar ervaring opdoen/uitwisselen in gereputeerde hematologische ziekenhuizen). De eerste keer bleven we drie maanden in Seattle, met een klein uitstapje hier en daar, naar Mount Rainier en Snoqualmie bijvoorbeeld (Snoqualmie kent u van de waterval uit Twin Peaks). De tweede keer brachten we eerst even in Houston door, vlogen we vervolgens naar Las Vegas om een huurauto op te pikken en naar Seattle te rijden. Toen onze tijd daar op was, huurden we opnieuw een wagen, om van Seattle naar Houston te rijden, vanwaar onze vlucht naar huis vertrok. Tijdens die ritten bezochten we telkens een hoop natuurgebieden, de fantastische National Parks in de VS.

Zeven jaar hebben we op die ervaringen zitten teren, maar dit jaar gingen we opnieuw een paar weken naar de natuur trekken. En onderwijl een paar steden aandoen natuurlijk. We zouden naar San Francisco vliegen, daar een paar dagen blijven, en vervolgens de kust naar boven of naar beneden rijden –dat was nog niet helemaal beslist. Beslissen zouden we wel op het moment zelf doen, we wilden ons niet laten vastpinnen door al te veel plannen.

Een paar maanden voordien had ik zeer betaalbare vluchten kunnen boeken (met Lufthansa), en we vertrokken op 21 augustus, eerst naar München, en dan van daaruit rechtstreeks naar San Francisco. Economy op lange afstand is altijd een beetje horror, maar geld voor business was er niet –wat er was staken we liever in het verblijf en de reis zelf. Die economy viel trouwens nog best mee. We zijn met drie, en ik had telkens een rij drie zitjes kunnen boeken, met daarnaast het gangpad of het raam, zodat we op ons gemak zaten.

We kwamen dezelfde dag nog in SFO aan, en via de BART (Bay Area Rapid Transit, openbaar vervoer) zaten we in de vooravond reeds in het hotel (dat op twee blocks van een BART stop lag). Net zoals bij de vluchten, had ik ook voor Hotel Nikko geruime tijd op voorhand een goede deal gevonden. Het hotel heeft zeer stille kamers, en beschikt over een binnenzwembad en een uitgebreide gym.

Henri ging meteen slapen, maar Tessa en ik gingen nog even een hapje eten. Na een korte wandeling kwamen we uiteindelijk terecht in Bartlett Hall, schuin tegenover ons hotel. De Shishito Peppers (een soort Pimientos de Padrón) waren voortreffelijk! Erg laat hebben we het ook niet gemaakt, want op 21 augustus waren er blijkbaar meer dan 24 uren in één dag.

Herfstvakantie in Bouillac

Laat ons in de herfstvakantie naar Bouillac trekken, had ik tegen de zoon gezegd. Eigenlijk was ik sowieso van plan om te gaan, met of zonder gezelschap. Tessa had haar wachten tijdens die week, dus dat betekende (nog) lange(re) werkdagen en slapeloze nachten. De zoon moest ook wat leren, maar het grote plan was om ook daar te leren, en om tegen het midden van de vakantie terug naar huis te keren (ik had donderdag en vrijdag immers vergaderingen).

We vertrokken vrijdag –te laat om op een deftig uur aan te komen, een half uur te vroeg, zo zou blijken, om reeds ontbijtkoeken te kunnen kopen. We waren net voor vier uur ’s nachts bij ons huisje, en passeerden om half vier de Tourtes de la Nauze in Belvès, waar de winkel om vier uur opent. We waren te moe om daarop te wachten. Ik vind dat overigens best ontspannend, zo ’s nachts rijden. De zoon slaapt, en ik tel vooral niet de streepjes op de baan.

20161029_bouillac01

’s Ochtends –bijzonder vroeg, rekening houdend met het uur waarop we in ons bed waren gekropen– trokken we naar Monpazier om daar de beste ontbijtkoeken van de regio te kopen. Voor eventjes toch, want na zondag zou geen enkele bakker nog open zijn, voor de rest van de week –behalve die Tourtes de la Nauze, en het is toch niet meteen het fijnere gebak, wat men daar verkoopt.

20161101_bouillac05

De ochtenden waren schitterend. Een beetje koud, rond het vriespunt (!!), maar tegen dat het goed en wel tien, elf uur was, was de temperatuur bijna dertig graden de hoogte in geschoten! Meer dan warm genoeg om onze lunches buiten in de zon te nuttigen –brood en sla en tomaat, meer moet dat niet zijn om te genieten.

Processed with VSCO with e7 preset

De dagen draaiden rond de fiets, boeken, haardvuur en een fenomenale sterrenhemel. Op zondag zijn we wijselijk op het domein gebleven. November is jachttijd, en het waren geen champagnekurken die we rond ons hoorden knallen. Op dinsdag –een feestdag en dus werden die schietgeweren bovengehaald– passeerden we een ganse troep jagers die langs de weg hadden postgevat en het wild afwachtten, dat hun drijvers hopelijk hun richting uitstuurden.

Naast de sterrenhemel waren het vooral ook de zonsopgangen die bijzonder genietbaar waren. Combineer lage zon met mist en herfstkleuren, en het kan niet meer stuk. Volgend jaar doen we dat opnieuw –afhankelijk van de verlofdagen van de zoon die dan aan de unief zal studeren. Maar ondertussen overwegen we al tijdens de krokusvakantie te gaan ook –als het niet nog al té koud is.

Processed with VSCO with e2 preset

Processed with VSCO with 9 preset

Processed with VSCO with e5 preset

Processed with VSCO with e5 preset

Processed with VSCO with 9 preset

Processed with VSCO with e8 preset

Processed with VSCO with e7 preset

Processed with VSCO with 9 preset

Vacances à Bouillac

Een paar keer per jaar gaan wij naar Bouillac, ergens in het zuiden van de Périgord (Dordogne), zowat op de grens tussen de Périgord Noir en de Périgord Pourpre. Vorig jaar hadden we prachtig weer tijdens de paasvakantie, maar gezien Pasen dit jaar vroeger viel, was het weer net iets minder. Minder bleek in elk geval goed genoeg, om een broodnodige ontspannende vakantie te krijgen.

Minpuntje: ik had mijn sopraansax mee, en nadat ik er een uurtje op geoefend had, bleek ik mijn lippen helemaal de vernieling in te hebben geblazen. Geef mij maar de tenor —size matters, alvast wat de combinatie mijn lippen en mondstukken betreft. Resultaat: ik sta vol aften, ben helemaal uitgeput, en krijg met moeite iets over de lippen.

Dat mocht ginds de pret niet drukken –ik speelde pas op dinsdag, en de aften zetten zich pas donderdag echt door, en toen waren we al op weg naar huis.

Bouillac en die ganse Dordogne regio is een prachtige streek, vol rust en natuur (duh). En het internet is er lamentabel (joepie!).

20160402_bouillac-001

20160403_bouillac-002

20160403_bouillac-004

20160404_bouillac-005

20160404_bouillac-006

20160404_bouillac-007

20160406_bouillac-008

Newport 2014

Naar (ondertussen bijna) jaarlijkse gewoonte, trok ik eind juli naar Newport, om er het gelijknamige jazzfestival mee te maken. Het weekend ervoor vond het folkfestival plaats, waarvan men steeds vertelt dat er op de hoofden kan gelopen worden. Voor het jazzfestival is dat wel iets anders, zelfs voor deze verjaardagseditie (60 kaarsjes, hoera!). Daar tegenover staat dan wel weer dat het publiek, zoals dat wel meer het geval is in de jazzniche, heel erg als die hard kan omschreven. Dat kan je wel stellen natuurlijk, als de massa die voor de Fort Stage (het hoofdpodium) heeft plaatsgevat, nauwelijks verpinkt tijdens de hevige regenval die het festival dit jaar mocht ondervinden.

20140730-0806_newport07

Het programma besloeg dit jaar drie volle dagen, inclusief een aantal exclusievere concertmomenten ’s avonds. De eerste festivaldag heb ik volledig aan mij moeten laten voorbij gaan, ik ben ’s ochtends opgestaan met migraine –iets wat mij aldaar nog niet was overkomen. Die vrijdag was nochtans een bijzonder interessante dag, met o.m. John Zorn’s Masada Marathon (die trouwens werd aangekondigd door Bertrand Flamang, de organisator van de Gent Jazz en Jazz Middelheim festivals). Verschrikkelijk jammer ook dat ik Rudresh Mahanthappa’s Charlie Parker Project gemist heb, en Mostly Other People Do The Killing. De volgende dagen heb ik gelukkig wel volledig kunnen meemaken. Zaterdagavond was er trouwens het Foundation Gala, dat altijd plaats vindt in één van de gigantische mansion langs de kustlijn. Met een aantal verrassingsoptredens, van o.a. een hele resem jazz artiesten, maar ook The Milk Carton Kids (die heel erg zoals Simon & Garfunkel klinken). En Bill Cosby kwam een paar grappen vertellen –de man blijft bijzonder ad rem. Hij werd naar het podium geleid, want hij ziet niet zo heel erg goed meer.

Ik spaar u het verhaal over netwerking, sympathieke artiesten, mede-festivalorganisatoren en agenten, en schuif meteen door naar de ontspanning.

20140730-0806_newport10

20140730-0806_newport01

Zoals steeds hadden we een bescheiden wagen gehuurd, een Kia. (De K900, 5 liter V8 met 420 pk, full option, maar hey, het was een Kia.)

20140730-0806_newport02

De eerste dag (de dag voor het festival) was het trouwens schitterend weer. Deze surfers troffen we aan tijdens de (voor mij toch) traditionele cliff walk.

20140730-0806_newport04

We, dat zijn Bertrand en ik dus.

20140730-0806_newport03

20140730-0806_newport05

20140730-0806_newport06

Maar tijdens het festival regende het. Heel hard, somtijds. En daarna was het weer schitterend weer.

20140730-0806_newport08

20140730-0806_newport09

20140730-0806_newport11

20140730-0806_newport12

Ermahgerd Fencing

20140119_schermen01

Wij trokken zondag naar Kapellen (ergens in de Antwerpse gouw) voor een robbertje schermen. Hierboven ziet u de drie degenschermers opwarmen –geen nood, voor de competitie hadden ze wel degelijk een degen in de hand. Het was zijn tweede tornooi sinds hij van floret op degen is overgeschakeld, en hij zat bij de jongsten van de samengestelde categorie (cadet + junior, ofte van 14 t.e.m. 20 jaar). Om maar te zeggen dat hij niet bovenaan geëindigd is, hoewel hij goed vooruit ging. In de eerste poule was hij 20e, in de tweede was hij 5e –dat levert in het eindklassement een 16e plaats op, in een berekening waar ik nog niet helemaal uit ben.

Het volgende tornooi is ergens in februari.