moe (alweder)

Vandaag gingen wij dus Mount Rainier beklimmen, en zover zijn we ook geraakt –enfin, niet tot de top natuurlijk, maar tot Paradise– en van zover zijn wij ook teruggekomen. Een fotoverslagje volgt later (ergens volgende week), het was zeer de moeite.

creative writing life is hard

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji PRO400H, 400ASA)

Volgende week is het gedaan met de leute –of de opeenstapeling van lessen W.O.– en krijgt Henri opnieuw wiskunde en taal en spelling. We kijken er al naar uit!

Eerst slapen.

over trainen. en zo

De laatste weken loop ik gemiddeld 7 miles per run. Wie op de link klikt zal zien dat het net iets meer dan 11 km is, en ik loop die in minder dan 55 minuten. Op zich allesbehalve wereldschokkend, behalve dan dat ik geen atleet ben, en dat ik een viertal –opgaande– hellingen genre Sint-Kwintensberg op mijn pad aantref (en een hele hoop vals-platten, zowel opgaand als aflopend gelukkig). Niet dat de prestatie daardoor evenwel wereldschokkend wordt.

Hoe dat hartslaggewijs zit, weet ik niet langer. Mijn hartslagmeter vertoont al een paar maand kuren. Eerst dacht ik dat het de batterijen waren –twee keer heb ik ze vervangen– maar gezien ik probleemloos een footpod met het uurwerkgedeelte kon connecteren, vrees ik dat er iets anders aan de hand is. (Geen nood, ik zie dat Garmin een nieuw speeltje uit heeft, dus we houden dat backup plan wat in de gaten.)

Maar ik vrees dat ik een beetje overtrain. Vier keer per week 7 miles is niet genoeg variatie, en door het bijna dagelijkse boodschappen doen (Henri zuipt melk bij de gallon), worden de noodzakelijke rustperiodes ook niet echt in acht genomen genomen. Twee uur per dag in de heuvels van Seattle rondstappen is geen uitzondering.

Vandaag had ik dan ook een broodnodige rustdag ingelast –niet na eerst 7 miles te zijn gaan lopen– en rond de middag trok ik op mijn duizenden gemakken downtown in (tóch weer stappen). Henri werd gisterenavond aan de goede zorgen van de schoonouders toevertrouwd, waardoor dit mijn eerste ‘ego’-dag van deze trip werd.

Morgen trekken we namelijk voor een dagje de bergen in, naar Mount Rainier. Een tube 55SPF zonnecrème hebben we al, maar mijn zonnebril(len) heb ik domweg thuis gelaten, en een hoofddeksel heb ik niet. En sinds onze rondreis in de blakende hitte van de National Parks vorig jaar, weet ik dat zulks geen luxe is. Niet dat we de Wonderland Trail zullen bewandelen (helaas niet), maar we zullen op zijn minst in Paradise vertoeven.

Liggen dus klaar: hoed, zonnebril, filmpjes en camera (analoog, ja, u zal even op de foto’s moeten wachten). En terwijl ik toch in de REI was, heb ik meteen ook het juninummer van de Amerikaanse Runner’s World meegebracht. En wat vind ik daarin?

Fit & fast. You, too, can achieve peak fitness buy training like the pros. Stay in shape year-round with our base program, then use these four-week plans to run your first 5-K or your best 10-K of half-marathon.

Het ziet er een veelbelovend schema uit (volledig artikel), en eindelijk eens eentje waarin meer dan twee-drie dagen per week wordt gelopen. Misschien dat ik tegen volgend seizoen dan ook eens aan zo’n loopwedstrijd kan deelnemen?

the tipping point

Het moeilijkste Amerikaanse concept vind ik de tips, de fooien die u wordt geacht na te laten wanneer u ergens gaat eten. Ik schrijf ‘geacht’, alsof de geste als geheel vrijblijvend kan worden beschouwd. Tippen is echter verplicht tegen een ratio van 15-20%, wie niet tipt, wordt beter geen regelmatige bezoeker van het restaurant in kwestie.

Restaurantpersoneel wordt onderbetaald, is de redenering, en moet grotendeels overleven op de tips die de restaurantgangers voor hen nalaten. Wat mij betreft is dat een verkeerde afschildering van de feiten. De restaurantbezoeker moet inderdaad voor de loonkost van het personeel opdraaien, maar niet rechtstreeks, als ‘extra’ aan het einde van de maaltijd. Als ik inkopen doe in de Safeway, betaal ik –onrechtstreeks– ook het personeel, maar die kost werd door het bedrijf in de productkost verrekend.

Op Slog, het Seattle Blog, lezen we in het artikel The Eternal Question, daarover het volgende:

Tipping makes no sense.

You have to tip everyone all the time, except when you don’t. If they’re trendy or if you’re in a fancy restaurant, you have to tip more even though the server has great earning potential. If the server is old and kinda rough looking or if you’re in a cheap chain restaurant you tip less, even though the server needs it more. There are no negative consequences to you for not tipping, but you do it because you feel like you have to. The entire US restaurant industry runs on the honor system, yet people still don’t think to turn off their cellphones. It makes no sense.

In the UK, the price on the menu, the price on your check and the amount you leave on the table are all the same. What a concept.

En daar hebt u het. Wie vroeger (?) naar Italië op vakantie ging, herinnert zich waarschijnlijk nog dat zowat alles werd aangerekend, van brood tot couverts, van tax tot bediening. Ik weet niet of dat nog zo is –het is eeuwen geleden dat ik nog eens naar Italië ben geweest. In België was het tot voor kort helemaal niet de gewoonte om fooien achter te laten, maar ik merk dat die verfoeilijke gewoonte ook bij ons steeds meer ingang begint te vinden.

Ik kén het argument, dat het personeel niet genoeg verdient, maar dat is een specifiek probleem voor de sector, dat moet worden aangepakt. Het is hoogst vervelend wanneer de klant daarvoor rechtstreeks moet opdraaien. Moeten de prijzen omhoog, dan moeten ze omhoog. Maar het is een verschrikking om aan het einde van een heerlijke maaltijd een rekenmachine te moeten bovenhalen om te bereken hoeveel we bij de rekening moeten opleggen om met opgeheven hoofd naar buiten te durven stappen. Stel u voor dat ge al uw aankopen zo moet afrekenen.

Lente

Spring

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Heidosmat-Rolleinar 1, Fuji PRO400H, 400ASA)

Ook in Seattle is het lente. En vanaf morgen gaan de temperaturen richting 30 graden –maar de weergoden zullen eerst toch nog veel wolken mogen wegblazen.

Roze versie:

Spring (pink or purple)

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji PRO400H, 400ASA)

SAM

Na Henri’s lessen en een korte trip naar Capitol Hill 60 Minutes Photo om mijn ontwikkelde filmpjes af te halen, begaven wij ons in de druilerige regen naar Pike Place Market. We hadden er met de schoonouders afgesproken in Seattle’s Best, één van de vele koffieshops (niet in de Nederlandse betekenis van de woord) die Seattle rijk is.

Laat ons naar het Seattle Art Museum (SAM) gaan, met zulk een weer, hadden we allen gedacht. We gaan eerst rap iets eten, en hoewel we van plan waren om opnieuw naar die heerlijke Italiaan te gaan vlak bij Pioneer Square, strompelden we –totaal uitgewaaid en -geregend– het restaurant van het museum binnen: TASTE at SAM. Betaalbare prijzen, lekker eten, en porties die net groot genoeg zijn om te vullen, maar niet overladen: zo hoort het.

skyline skyline

Bovenstaande foto’s hebben niets met het museum te maken, het is het zicht vanop ons balkon, overdag en ’s nachts (duh).

Het museum is zeer ruim opgevat, maar de getoonde collectie is (daardoor?) eerder beperkt. Ze bevat Australische/Oceanische, Afrikaanse, Amerikaanse, Asiatische, Europese, Native ’traditionele’ kunst, en hedendaagse kunst. Weinig verbazingwekkende items, maar toch zeer de moeite om als overzicht onder ogen te krijgen.

Het meest opvallend aanwezig was het werk van John Covert, waarvan ik nog nooit had gehoord, en waarover ook Wikipedia heel karig is met informatie. Weinig van die Amerikaanse ‘modernistische’ kunstenaars kwamen bekend voor. Wat betreft die moderne kunst hing er een lelijk iets van Georgia O’Keeffe, een Pollock, een stuk of twee Warhols, en een werk van Do-Ho Suh, een Koreaan waar op het naamplaatje nadrukkelijk stond bijgeschreven works in America –alsof dat een vereiste was voor de appreciatie.

Leuke collectie, maar niet iets om speciaal voor naar Seattle te komen. Dan was het Olympic Sculpture Park interessanter. Wel blij dat ik het gezien heb –en die Amerikanen weten precies ook wel goed hoe ze iets moeten tentoonstellen.

mailboxes

Dat was het zowat. ’s Avonds heb ik voor het bezoek een steak gebakken (vlees in Amerika blijft een weldaad) en Belgian Brownies gemaakt. Morgen (vandaag reeds voor u) gaan we ergens watervallen bezoeken. De schoonouders hebben een wagen gehuurd, en die gaan we maximaal benutten!

De foto hierboven toont de brievenbussen aan ons huis. Dat gele briefje plakt op de onze.

tijdverdrijf

Soms is het echt wel bezigheidstherapie, de lessen die ik aan Henri geef/moet geven. De wiskunde vliegt erdoor, en ook als ik –met de moed der wanhoop– veralgemeende spellingsregels wil beginnen uitleggen, ontbreekt hij me door heel monotoon de regel in kwestie af te dreunen. Of liever nee, hij kent de regel meestal niet uit het hoofd, maar biedt ter illustratie een toepassing aan. En voor ik kan zuchten –half van opluchting, half van verwondering– heeft hij zijn werkboek al op de goede pagina geopend en de helft van de oefeningen opgelost.

Hij is soms wat slordig –daar heb ik eerder al over bericht– maar ik denk dat ik een manier heb gevonden om daar in zekere mate aan te verhelpen. “Ge hebt uw kladboekje”, dreig ik dan, wijzend naar zo’n ouderwets cahier de brouillon met dat vuilbruinig gerecycleerd papier van weleer, “en daar prutst ge in, zoveel ge wilt. Bij de volgende doorschrapping in uw werkboek, herschrijft ge uw woordje tien keer. Bij het volgende woordje vandaag, wordt dat twintig keer. Enzovoort.” De eerste keer, vorige dinsdag, kwam daar bijna een traantje bij (zowel bij hem als bij mij), donderdag nam hij vanzelf zijn kladschrift om het woordje in kwestie tien keer over te schrijven. Hij kan net zo goed zichzelf lesgeven.

Alleen bij creatief werk hoor ik wel eens een klageriger gezucht. “Ik kan niet tekenen” of “ik wil geen verhaal schrijven”, terwijl hij ex-curriculair loopt te fantaseren (en tekenen) dat de stukken er vanaf vliegen. Neem nu dit onderdeel van de lessen taal: Een wortel kletst met een radijs, een stripverhaal waarin de leerlingen de dialoog tussen een wortel en een radijs moeten aanvullen, gebaseerd op de emoties die in de prentjes afgebeeld worden. Drie reeksen van telkens drie prentjes, en een vierde reeks, waarin niks staat: noch tekstballonnen, noch tekeningen. Het begin verloopt wat stroef –en sterk tegen zijn zin– waarbij hij al duidelijk laat blijken dat hij enorm opziet tegen het laatste stuk waar hij zelf moet tekenen. Tot het zover is, en dan krijg ik dit resultaat:

we're in Seattle, baby

Niet alleen heeft hij al het voorgaande in de nieuwe reeks betrokken, hij heeft ook de personificatie verder doorgetrokken, door zowel Wortel als Radijs uit de grond te halen en voeten te geven. Bovendien heeft hij ook de lessen wiskunde in de lessen taal meegenomen –het ging over afstanden. Én hij heeft zonder de minste aarzeling de oriëntatie van het blad gewijzigd omdat zulks in de afbeelding van het verhaal beter uitkwam. Ik vond dat ongelooflijk.

(Mijn kind, schoon kind, ik weet het. En we hebben veel geluk met Henri. Maar dat betekent niet dat ik er mij niet over mag verwonderen, of dat ik mij daarvoor moet verontschuldigen.)

en toen

Toen stonden de schoonouders hier. Nadat hun eerste vlucht –vanuit Zaventem– vertraging had opgelopen, en ze niet via Frankfurt maar via Schiphol werden herboekt. Met een extra valies, die voor drie vierde alhier werd uitgeleegd voor ze –een paar uur later– richting hotel vertrokken.

we're in Seattle, baby

9 boeken voor Henri; 11 blokken Gianduja van Côte d’Or; 5 blokken Noir de Noir chocolade van Côte d’Or; een doos met 48 Bouchées ; Gianduja pralines van Leonidas; nog meer snoep en chocolade; een staaltje van de allerbeste koffie van de wereld van de grootschoonouders; en anderhalve kilo misore (mokabon koffie) voor mij –en nee, dat is niet te veel koffie (er is nog minstens één pakketje onderweg, heb ik uit goede bron).

Eens zien hoe lang onze lever dát uithoudt.

Op de voorgrond een dampende tas versgemaakte Belgische koffie –en mijn lichtmeter, die ik thuis was vergeten, bijna anderhalve maand geleden.

pillendokter

“Ik heb zo wreed last van krampen”, verklaarde ik onaangekondigd toen ik op een ochtend wakker werd.

Tessa keek veelbetekenend richting toilet.

“Nee, niet dat soort,” verzuchtte ik, “maar spierkrampen. Ik ben vannacht zeker drie keer wakker geworden omdat mijn onderbeen verkrampte toen ik me uitrekte in mijn slaap.”

Ze knikt zwijgzaam, zoals een dokter dat hoort te doen wanneer die een anamnese afneemt. Ik neem het op als een aanmoediging en ga door.

“Ik heb daar nog wel last van gehad, maar het neemt precies toe sinds we hier zijn. Misschien omdat we dat stappen op al die heuvels niet gewoon zijn?” Zal ik gewoon zelf de diagnose stellen, schiet het even door me heen, maar die idiote gedachte verdwijnt al even gauw als ze bij me opgekomen was. “En ook omdat ik niet gewoon ben om te lopen in dit heuvelachtig gebied.” Ik leg een extra nadruk op lopen, om duidelijk te maken dat ik mijn tweedagelijkse runs bedoel, en niet langer het gewone wandelen van en naar de verschillende plaatsen waar ik met Henri boodschappen doe.

“Magnesiumtekort”, klinkt het oordeel. “We zullen volgend weekend eens kijken wat ze allemaal hebben in de Wallgreens.”

we're in Seattle, baby

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Heidosmat-Rolleinar 1, Fuji Reala, 100ASA)

Op onze ontbijttafel staat nu dus een doosje magnesiumpillen, waaraan ik zelf een doos vitaminecomplex heb toegevoegd. Nu nog pillen voor de gewrichten (glucosamine + chondroitine), een omega-3 concentrate (visolie), en ik kan elke ochtend een écht Amerikaans ontbijt naar binnen werken.

Die magnesiumpillen hebben echter wel het beoogde effect –al neem ik ze niet elke dag– maar met die vitaminen ben ik gestopt –ik heb de indruk dat ze de opstoot van mijn aften verergerden. En dan mis ik liever die overdosis vitamines in mijn dieet. “Allez, ge moet zien wat ge hier allemaal levendig vers klaarmaakt, elke dag”, verantwoordt de dokter mijn keuze. “Ge hebt die vitaminepillen voor niets nodig.” Die dokters weten ook álles.

ondertussen, in België

a mild day

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Zondag was het hier goed weer, en maandag ook. Tessa was dan wel ziek, maar wij waren er –voor de zoveelste keer– redelijk van overtuigd dat de lente ook hier in Seattle was doorgebroken. Zeg nu zelf, twee volle dagen zon na elkaar.

Helaas. Dinsdag was het opnieuw kouder, gisteren was het koud, en de zeven dagen die mijn weersvoorspeller mij voorhoudt, tonen een temperatuur die de 15 graden –celcius, gelukkig– niet of amper overstijgt. Het ziet er toch al niet langer regenachtig uit, dat is al iets. Geen grauw donker wolkendek, maar een uniform saai grijze hemel. En ik die zo naar zomer en zon verlang. Zouden ze niet ergens op een warme plaats een hematoloog zoeken?

we're in Seattle, baby

Op deze double exposure keken ze nog recht in de zon, de hand beschermend boven de ogen. In België is het weer veel beter, zo heb ik vernomen. En in Gent zijn er veel jazz-concerten, dat ook.

Maar wat de echte aanleiding was voor deze post: hoe zit het met de regering? We hebben toch een regering? Want op dat vlak begint het hier stilaan wat op te klaren.