tijdverdrijf

Soms is het echt wel bezigheidstherapie, de lessen die ik aan Henri geef/moet geven. De wiskunde vliegt erdoor, en ook als ik –met de moed der wanhoop– veralgemeende spellingsregels wil beginnen uitleggen, ontbreekt hij me door heel monotoon de regel in kwestie af te dreunen. Of liever nee, hij kent de regel meestal niet uit het hoofd, maar biedt ter illustratie een toepassing aan. En voor ik kan zuchten –half van opluchting, half van verwondering– heeft hij zijn werkboek al op de goede pagina geopend en de helft van de oefeningen opgelost.

Hij is soms wat slordig –daar heb ik eerder al over bericht– maar ik denk dat ik een manier heb gevonden om daar in zekere mate aan te verhelpen. “Ge hebt uw kladboekje”, dreig ik dan, wijzend naar zo’n ouderwets cahier de brouillon met dat vuilbruinig gerecycleerd papier van weleer, “en daar prutst ge in, zoveel ge wilt. Bij de volgende doorschrapping in uw werkboek, herschrijft ge uw woordje tien keer. Bij het volgende woordje vandaag, wordt dat twintig keer. Enzovoort.” De eerste keer, vorige dinsdag, kwam daar bijna een traantje bij (zowel bij hem als bij mij), donderdag nam hij vanzelf zijn kladschrift om het woordje in kwestie tien keer over te schrijven. Hij kan net zo goed zichzelf lesgeven.

Alleen bij creatief werk hoor ik wel eens een klageriger gezucht. “Ik kan niet tekenen” of “ik wil geen verhaal schrijven”, terwijl hij ex-curriculair loopt te fantaseren (en tekenen) dat de stukken er vanaf vliegen. Neem nu dit onderdeel van de lessen taal: Een wortel kletst met een radijs, een stripverhaal waarin de leerlingen de dialoog tussen een wortel en een radijs moeten aanvullen, gebaseerd op de emoties die in de prentjes afgebeeld worden. Drie reeksen van telkens drie prentjes, en een vierde reeks, waarin niks staat: noch tekstballonnen, noch tekeningen. Het begin verloopt wat stroef –en sterk tegen zijn zin– waarbij hij al duidelijk laat blijken dat hij enorm opziet tegen het laatste stuk waar hij zelf moet tekenen. Tot het zover is, en dan krijg ik dit resultaat:

we're in Seattle, baby

Niet alleen heeft hij al het voorgaande in de nieuwe reeks betrokken, hij heeft ook de personificatie verder doorgetrokken, door zowel Wortel als Radijs uit de grond te halen en voeten te geven. Bovendien heeft hij ook de lessen wiskunde in de lessen taal meegenomen –het ging over afstanden. Én hij heeft zonder de minste aarzeling de oriëntatie van het blad gewijzigd omdat zulks in de afbeelding van het verhaal beter uitkwam. Ik vond dat ongelooflijk.

(Mijn kind, schoon kind, ik weet het. En we hebben veel geluk met Henri. Maar dat betekent niet dat ik er mij niet over mag verwonderen, of dat ik mij daarvoor moet verontschuldigen.)

het regende

Het regende in Folembray. En in Lille. En in Saint-Quentin. En in alle andere plaatsen tussen Gent en het circuit.

Goed. We onthouden:

  1. Zelfklevers met het deelnemersnummer die er bij droog weer net zo makkelijk afgaan als ze erop gingen, lossen niet meer na een dag regen.
  2. Mijn regenjas (type: overall, die je over je leren outfit aantrekt) is wel degelijk waterdicht. Geen spatje regen kwam erdoor.
  3. Misschien moet ik er maar eens aan denken gelijkaardige regenhandschoenen aan te schaffen. Doorweekte leren handschoenen zijn koud met een gemiddelde snelheid van 100 en een topsnelheid van 170 (omdat ik te lui was uit derde naar vierde op te schakelen) op circuit. In de regen.
  4. Remmen om van 170 naar 80 terug te komen op een nat wegdek in 25 of zo meter lukt. Met kloppend hard hart.
  5. Een slippend achterwiel bij het terugschakelen hoeft niet erg te zijn. Zolang je maar genoeg vertraagd bent om met voldoende vertrouwen alsnog de bocht in te kunnen duiken.
  6. Alle 149 pk in een keer op een glad wegdek loslaten wanneer je een chicane uitkomt, is niet zo’n best idee.
  7. Een korte schuiver van het wiel door bovenstaand manoeuver hoeft niet noodzakelijk tot valpartij of highsider te leiden. Het verdient evenwel geen aanbeveling.
  8. Ik heb meer vertrouwen om te rijden op (klets)nat wegdek.

Ongevallen: 1 x grindbak, 1 x gras en 1 x bosjes. De motorrijder kwam er zelf telkens zonder schade vanaf.

De bosjesman had wel hoofdpijn. En een redelijk gehavende motor. Zijn valpartij was dan ook bijzonder spectaculair: volle snelheid (150?) het gras in, omhoog gewipt terug op de tarmac, over kop op in de grindbak, en vervolgens de bosjes in. De motor rechtdoor, de berijder naar links.

Grindbakman heb ik voor mijn ogen gewoon rechtdoor het grind zien binnenrijden, en zijn motor zien ingraven. Verder geen schade.

De grasmachien keek in de bocht de verkeerde kant uit, stevende recht het gras op, en had de koelbloedigheid niet te remmen, maar de koppeling in te trekken en zich te laten uitbollen, waardoor hij met zeer trage snelheid alsnog onderuit ging. Schade: veel modder, en een gebroken pinker.

Voorwaar een geslaagde opleiding.

270 / 20 / 15

Geen totaal onbelangrijke cijfers, hierboven.

Vandaag heb ik de tank van de motor met bezine gevuld (een noodzakelijk kwaad). Iets minder dan vijftien liter ging erin, en daarvoor mocht Shell Wetteren iets méér dan twintig euro van mijn bankrekening halen. Mijn Triumph beloont mij dan weer wel door er zo’n 270 km met mij voor af te leggen. Wat het verbruik stelt op 5,5 liter per 100km. Dat lijkt mij nog net aanvaardbaar.

(Binnenkort gaan we overigens weer voor een opleiding –op 29 mei vindt u mij in Folembray.)