de camera

“Hey,” vroeg het meisje aan de andere kant van de koffiekiosk, “didn’t you pass by earlier on taking pictures of that building?”

We waren op de terugweg, Henri en ik, van Pike Place Market, waar we onze wekelijkse portie vlees bij Don & Joe’s Meats hadden ingekocht. Ergens aan Pike Street en 6th passeren we telkens de Monorail Espresso bar, en ik had me al een paar keer voorgenomen te stoppen om de burnt creme latte te proberen. (Burnt creme staat inderdaad voor crème brulée, mocht u zich dat –zoals ik– afvragen.)

Ik antwoordde bevestigend, wat meteen een gesprek op gang bracht over fotografie, medium format, de film die ik gebruikte en het toestel zelf. Ze studeerde fotografie (vanzelfsprekend) en was verrukt toen ik haar door de lens liet kijken.

“So where are you from?”, was de volgende vraag, terwijl Henri even zielig kwam piepen om te zien waar zijn chocolademelk bleef.

“Belgium? So do you know Ggghhent”, vroeg ze, mijn thuisstad van een schraperig keelgeluid voorziend.

De wereld is klein, zeg ik u. Heel erg klein.

(Ze was in Nederland een tijd bij een vriendin verbleven, en Gent was de enige stad in België waar ze een tijdje had halt gehouden. Ze was er verzot op, en als ze ooit nog terug naar België keert, zal het zeker zijn om opnieuw Gent aan te doen. Ze hebben duidelijk smaak, hier in Seattle.)

olympisch

Grmpf. Ik had geen zin. It’s that time of the month/season, waarin de aften weer welig tieren, en dat wisselvallig seizoen doet er niet meteen goed aan. (Het heeft er precies van weg dat het in Seattle nog erger is dan in Gent, wat betreft de seizoenen, zo kon ik vergelijken aan de hand van het weekendverslag van het thuisfront.)

Maar goed, enig gegrom en gemompel verder begaven we ons toch te voet naar de andere kant van de stad, omgeving Belltown, vlakbij de Space Needle en een aantal andere attracties, om door het Olympic Sculpture Park te wandelen. Inclusief beachfront alwaar ik met genoegen langs de oever plaatsnam, tot de golven van een Noors cruiseschip bijna mijzelf en mijn apparatuur onder water zette –terwijl Tessa en Henri even gingen kuieren in het aangrenzende Myrtle Edwards Park.

we're in Seattle, baby

Edoch, we gingen (ook) om naar de sculpturen te kijken. (Voor de duidelijkheid: de bijhorende beschrijvingen etc. staan onder de foto.)

we're in Seattle, baby

Stinger van Tony Smith. Ik heb de pancarte niet gelezen, dus ik weet niet waar het over gaat, maar het is minimalistische kunst, zegt wikipedia.

we're in Seattle, baby

Seattle Cloud Cover, Teresita Fernández: onmogelijk om goed op foto vast te leggen, maar dat ‘afdak’ was doorzichtig, en in het (plexi- ?) glas waren wolken gebrand. Leuke gimmick, maar omdat –zoals u op de foto kan zien– de brandende zon in de namiddag van rechts komt, mist dat afdakje zijn doel een beetje, gezien het geen schaduw werpt op de mensen die eronder staan. Enfin, als dat de bedoeling mocht geweest zijn natuurlijk.

we're in Seattle, baby

Wake, Richard Serra. Ook al minimalistisch, maar dit vond ik wel heel mooi. Zeer aangenaam om tussen te wandelen, en te fotograferen. Erg rustgevend.

we're in Seattle, baby

Perre’s Ventaglio III, Beverly Pepper. Mega cool, in Henri-speak. Hier heb ik de pancarte wel gelezen, en het is de bedoeling dat de gaten opvallen, en de reflecterende delen opgaan in de omgeving. Wijs! Wikipedia is wat karig met informatie, maar ze heeft ook een eigen website.

we're in Seattle, baby we're in Seattle, baby

Tessa en Henri zitten in één van de Eye Benches I, II, III van Louise Bourgeois. Grappig, er stond nog een ander werk, Father and Son, waar Tessa een foto van mij en Henri heeft getrokken –maar dat filmpje moet eerst nog ontwikkeld worden.

we're in Seattle, baby we're in Seattle, baby

Eagle, Alexander Calder. Ik houd vooral van zijn (gigantische) mobielen, maar ook dit werk was heel fotogeniek.

we're in Seattle, baby we're in Seattle, baby

we're in Seattle, baby we're in Seattle, baby

we're in Seattle, baby we're in Seattle, baby

Split, Roxy Paine. Hij heeft iets gelijkaardigs staan in New York, maar ik houd wel van die glanzende objecten die bijna volledig in hun omgeving lijken op te gaan.

Een geslaagd uitje (met dank aan mijn doktertje) om mij zacht tot deelname te dwingen. Al moet het gezegd dat de terugreis met de bus mogelijks erger was dan de voetreis er naar toe. Maar dat is stof voor een andere post.

coffeecoffee buzzbuzzbuzz

Geen nieuws van het koffiefront. Vanochtend toen ik ging lopen trok ik vol moed de deur open, enkel om nog steeds geen pakje op de brievenbus te vinden. Óp de brievenbus, want zo’n pakjes passen natuurlijk niet ín die very cute maar niettemin very small Amerikaanse brievenbussen. Straks als ik terugkom, dacht ik vol goede moed.

Gisterenavond, net voor ze gretig begon te snurken en ik dus de slaap niet kon vatten, had Tessa immers nog voorspeld: “ik heb het gevoel dat er morgen een pakje gaat zijn.” En dan mag u daar gerust het uwe van denken –dat doe ik normaal gezien ook– Tessa’s voorspellingen zijn hier in Seattle al allemaal uit gekomen. Ze heeft er nog maar twee gedaan (die van dat pakje inbegrepen), daar kan het ook aan liggen, maar toch, toen ze dinsdagochtend naar het werk vertrok, had ze voorspeld dat ik die dag iets over mijn fototoestel zou horen, en voorwaar, later die dag kwam inderdaad het verlossende telefoontje.

Maar helaas, ook toen ik van het lopen terugkwam, lag er geen pakje.

Noch toen ik met Henri inkopen ging doen, noch toen we van die inkopen terugkeerden, was er een pakje te bespeuren.

Kirby (u mag zijn naam gerust weten, ik heb tenslotte zijn adres –dat eventjes het onze is– op het internet gezet) had ons gisteren verteld dat hij een sleutel van zijn garagepoort had laten bijmaken, en dat we dus vanaf vandaag ook zijn fietsen konden gebruiken (we worden hier nogal in de watten gelegd). Toen we van de boodschappen en de lunch terug thuis kwamen was Henri niet meer te houden. “Op voorwaarde dat we daarna koffie gaan kopen”, was mijn flauwe tegenvoorstel, want dat doet hij maar al te graag.

Edoch!

Laat ik even een pause dramatique inlassen.

Wat stond er ons óp de brievenbus op te wachten, toen we van ons fietstochtje terugkeerden? Een pakje! Voor Henri. (Blijdschap en droefnis tegelijk.)

Edoch!

Wat stak er ín de kleine brievenbus? Een pakje! Voor mij! (Blijdschap alom.)

we're in Seattle, baby we're in Seattle, baby

Mijn Grote Dank en Erkenning gaat dan ook naar Els P. uit het verre Gent die gehoor heeft gegeven aan mijn smeekbede. Vanochtend had ik het laatste beetje min of meer deftige Seattle koffie gemalen, maar de Misore van de Mokabon heeft hier toch zijn gelijk nog niet gevonden. Ik heb maar een fractie van de hoeveelheid Amerikaanse koffie nodig om het haar op mijn armen recht te laten staan. Heel erg bedankt, het smaakt fantastisch.

En dank aan oma N. van Henri voor de boeken, zo staat hij op mijn rug te mokeren.

U ziet twee blije mensen in die spiegel. Maar als u het mij vergeeft, ik ga even mijn tweede kop koffie zetten. Ik heb heel wat schade in te halen. (Dankuwel Els!)

recuperatie

Zoals verwacht tracht ik het hier redelijk rustig te houden, vandaag. Labour Day mag dan wel pas plaatsvinden in september, hier in de USA, ik lig op mijn gemak in de zetel een boekje te lezen. Veel meer kan ik ook niet doen, want mijn hoofd bonkt, mijn benen willen niet mee, en mijn ogen vallen dicht. Niet dicht genoeg om Henri geen les te kunnen, jammer genoeg voor hem –maar hij heeft gisteren een vrije dag gehad. En we houden het –zoals vermeld– rustig.

(Al heeft de telefoon nog niet stil gestaan, vandaag. Volgende week vertel ik u daar meer over, maar ik heb duidelijk minder schroom dan thuis om mensen op te bellen.)

De combinatie van een uur te lopen + bijna onmiddellijk daarna meer dan 7 km (uphill) te wandelen, blijkt niet meteen voor herhaling te zijn. En vanavond gaan we in het kielzog van gastheer K. wat gallerijen bezoeken, dus ik sluit nog even de ogen.

Grand Opening

Toen we bij Photo-tronics mijn camera gingen ophalen, waren we eigenlijk vlakbij de Space Needle. Henri wou er maar al te graag heen, maar ik zag het op dat moment niet meteen zitten, omdat we reeds redelijk wat achter de rug hadden, maar dat er ons eigenlijk nog een heleboel meer te wachten stond. “Voor het einde van volgende week gaan we ernaar toe”, beloofde ik hem.

Het protest viel mee, waarschijnlijk (hopelijk) omdat hij weet dat ik van mijn woord ben. Of we dan eens tot aan het water konden gaan? Een straat of twee verder zagen we Lake Union schitteren in de zon, en het lag niet eens ver uit de weg om er langs te gaan. Toen we het water bereikten was de hemel nog rdelijk zwaar bewolkt (zie foto hieronder), maar toen we dat brugje waren over gelopen, brak plots de zon door.

we're in Seattle, baby

Aan de overkant wachtten ons een heleboel mensen, en een grote pancarte maakte ons duidelijk dat het Lake Union Park uitzonderlijk open was vandaag tussen 11.00am-1.00pm. Het eerste deel van een geplande verbouwing (opening in 2010) was afgelopen, en werd door burgemeester en notabelen plechtig ingehuldigd. De brug, waarlangs we zopas het water waren overgestoken, was luttele minuten voordien geopend.

we're in Seattle, baby

Er waren allerlei festiviteiten aan de gang, met free food and drinks, waarvoor de rijen ons echter iets te lang leken om aan te schuiven. Er werd zalm gerookt, er werden boottochten georganiseerd, er was een Bubble Man (zeepbellenblazer), en we mochten overal vrijelijk in en uit.

we're in Seattle, baby we're in Seattle, baby

Zo ook op het stoomschip Virginia V, waar Henri ijverige de rugzak-met-wieletjes mee naartoe rolde. Een beetje verder zagen we overigens het FHCRC liggen, maar Tessa vertoefde dan nog in het UW Hospital voor de rondes.

Maar ik denk dat hij het leuk vond.

we're in Seattle, baby

we're in Seattle, baby

we're in Seattle, baby

we're in Seattle, baby

kuddegeest

“Liefje, dat vind ik gewoon óngelooflijk”, begon Tessa. En als ze zo begint, dan volgt er meestal niet veel goeds.

Ze stond diep in de ijskast gebogen, zo’n dikke Amerikaanse kast om u tegen te zeggen, en waarin op één schap gemakkelijk drie gallons melk en vier flessen van 64 fl. oz. cranberry juice kunnen. Haar hoofd kwam er net niet bevroren terug uit, en in haar ene hand hield ze één van die 64 fl. oz. flessen, in het andere had ze een koppel ijsblokken die zo’n ijskast met regelmaat uit haar diepste binnenste spuwt in een vergaarbak. Die vergaarbak moet regelmatig geleegd worden, gezien wij nog niet zo’n grote ijsblokverbruikers zijn, want anders belanden die op de bodem van de diepvries alwaar wij er een paar hadden ontdekt toen we de kast bij onze aankomst in gebruik hebben genomen. Wij hadden er toen nog absoluut geen idee van waar die dingen vandaan kwamen. Blijkbaar is de kast dus ook op de waterleiding aangesloten.

Ik keek haar vragend aan en trachtte het beetje spanning dat in mij opwelde te verbergen. “Ongelooflijk?”, vroeg ik haar, er nog net in slagend mijn stem niet te laten overspringen. Ik werkte schijnbaar achteloos verder aan de computer. Dergelijke strategie werkt in zulke gevallen langs geen kant, zo heb ik al ondervonden, maar een mens blijft zich instrictief vastklampen aan die ene strohalm waarvan hij vermoed dat die hem een overlevingskans biedt. Hoe breekbaar dan ook.

“Ah ja,” klonk het, “ik kan er niet van over dat ge hier de eieren in de koelkast bewaart.”

In België bewaren wij onze eieren netjes in het karton, náást de ijskast. In de Delhaize worden ze immers evenmin in de koeling aangeboden, en ook de verse dioxine-eieren die wij van mijn schoonvader krijgen worden lauw ergens uit de kip gestuwd en verder bij kamertemperatuur bewaard. In Amerika worden de eieren –in verpakkingen van 6, 12 en 18– enkel in de koeling aangeboden.

“Maar het staat op de verpakking,” probeerde ik voorzichtig, “keep refrigerated!”

“Euh, ja, en sinds wanneer houdt dát u tegen?”

Ze had gelijk, dacht ik, en terstond veerde ik van mijn stoel recht –waardoor het nu haar beurt was om een terloopse en ongegronde spanning te verbergen– begaf mij manhaftig naar de ijskast, en haalde er de 14 eieren uit om ze met een net op tijd ingehouden smak op het aanrecht te plaatsen. De koelbloedigheid zelve zette ik mij terug achter de computer, en het snel gemurmelde “het zal wel zijn dat ik mij daar niets van aan trek” kon nog even op de beoogde bewondering rekenen voor ze zich naar boven begaf om Henri naar bed te brengen. Zij leest hem eerst nog een verhaaltje voor, en nadien kom ik nog eens met mijn hand door zijn haren warren, waartijdens hij zich steevast verbeten aan mij vastklampt alsof morgen geen 12 uren maar 12 weken van ons weerzien was verwijderd.

Amper waren ze de trap bestegen, of ik sloop recht, er nauw op lettend dat ik vooral geen lawaai maakte, om voorzichtig de eieren opnieuw in de ijskast te zetten. Misschien hebben ze andere kippen in Amerika, of leggen ze hier eieren op een gans andere en vooruitstrevende manier. Want ze gaan dat er toch niet voor niets op zetten, die keep refrigerated?

een rustige zaterdag

Eindelijk een rustige zaterdag, zo mag u wel zeggen. Op het gemak opgestaan, met groeiende blijdschap de zon aanhoudend zien klimmen en de lucht warmer voelen worden. De voormiddag grotendeels op het terras vooraan doorgebracht, om dan toch maar –lui als we waren– uit eten te gaan. McMenamins Six Arms op Pike Street had –voor 10 USD per persoon (incl. tax en tip)– echte hamburgers (vs McDonaldsnonsens) en complimentary refills voor mijn diet coke. Op de terugweg koffiekoeken, koffie, en bagels voor het avondeten opgepikt, en wat cd’s waaronder de nagelnieuwe Rabo de Nube (Charles Lloyd Quartet) & Brad Mehldau Trio Live.

De rest van de namiddag hebben we dan doorgebracht op het terras achteraan, met voornoemde koeken en koffie, en de 4 pound verse aardbeien die we gisteren in huis hebben gehaald. Zopas is de zon achter de einder gezakt, en heeft Henri zijn nachtzoen gekregen. Als u het mij niet kwalijk neemt, ik ga verder naar mijn cd’s luisteren.

Prettig weekend!

we zitten op (een) schema

Terwijl Henri bezig was met zijn les spelling (het is niet allemáál dictee), heb ik alle lessen waarvan wordt verwacht dat hij ze voor de eindtoetsen nog doorneemt, eens in een melklijst gestoken. Het is van 2006 geleden dat ik die melklijst nog eens had gebruikt, zo ontdekte ik, maar mijn account was nog steeds geldig. En ze hebben een –weliswaar betalende– interface voor de iPhone (dank u, maar neen, dank u).

Het gaat wel degelijk om een ferm aantal lessen. Ik heb het in een publiek toegankelijke lijst gesmeten, dan kan het thuisfront ook meevolgen. SP staat voor spelling; TA voor taal; en WI voor wiskunde, maar dat had u wel al door.

Voor wiskunde verwacht ik weinig of geen problemen, voor de rest eigenlijk ook niet, al is het wel heel erg duidelijk waar zijn voorkeur naar uitgaat (wiskunde). Het grootste probleem, zo heb ik onderhand al ontdekt is niet zijn kennis, maar wel zijn slordigheid. Hij heeft geen enkel probleem om de meest complexe bewerkingen op te lossen, maar hij leest soms (nu ja, eerder zelden, maar toch, het valt voor) gewoon de opdracht niet goed. Als er staat optellen, durft hij bijvoorbeeld wel eens de getallen van elkaar af te trekken, maar ik ben vastberaden aan dat euvel te verhelpen. Het gegeven komt mij immers maar al te bekend voor.

een heer in het verkeer

Ieeeeeeep.

Soms slaan ze de remmen hier wel heel hard toe. Er hoeft zich maar een voetganger in de buurt van een oversteekplaats te begeven, of de auto’s stoppen als bij toverslag. Ge zoudt er de hand van Tita Tovenaar in vermoeden.

“It’s typical for Seattle”, vertelde A. toen ik opmerkte dat de automobilisten zich toch wel heel gedisciplineerd en hoffelijk gedragen tegenover de voetgangers. “It’s nice as a pedestrian, but just a tad more worrying for the driver”, voegde hij er glimlachend aan toe. “Not that I mind though.”

Ze stoppen echt bijna allemaal. En als ze u al eens uit het oog waren verloren, dan verontschuldigen ze zich zeer uitgebreid met vriendelijke handbewegingen. Onderwijl gsm’en ze evenwel zorgeloos verder, want rijden en telefoneren gaat hier probleemloos samen. De barbiejuffrouw die achter het stuur van haar dure Crossfire in haar met Swarovski beklede gsm zat te praten, nodigde me met een vriendelijke hoofdknik uit tot oversteken. Als er geen problemen zijn, worden er geen gemaakt.

Niet dat ze allemaal ook effectief stoppen natuurlijk, maar toch wel 90% van de automobilisten. Het valt op dat de waarschijnlijk verder vriendelijke donkerkleurige medemens veelal niet stopt –dringend street cred voor de homies aan het opbouwen– en dat ook hier de Johnny’s met uitgebouwde BMW –om diezelfde streed cred waarschijnlijk– het niet zo nauw met de lokale gedrags- en verkeerscode neemt. Uitgebouwde BMW, jawel, want BMW is zowat dé pimp car van Seattle. Bij voorkeur in zwart koetswerk, en bevolkt door blitse jeugd met hoodies en zonnebrillen –of de zon nu schijnt of niet. Wandelende clichés van zichzelve.

Not to worry, de overgrote meerderheid hoffelijke mensen laat u deze insignificante uitzonderingen meteen en zonder de geringste wrevel vergeten.

Ook de politie is uw vriend. Het voetpad op de drukke E. Madison St. die we moeten oversteken om in de Safeway onze inkopen te doen, was door wegenwerken in ongebruik geraakt. In zulke gevallen voorziet de stad telkens een politieagent (*) om een oogje in het zeil te houden. “Damn,” dacht ik, “nu mogen we twee blokken uphill om aan de lichten over te steken.”

Niets van. De agent had ons al zien aankomen, en gebaarde ons even te wachten. Hoewel er geen enkele andere voetganger in de buurt was, en de baan op dat tijdstip behoorlijk druk was, hield hij eerst de wagens van de ene kant tegen, zodat we ons veilig op een middenberm konden opstellen, en vervolgens het verkeer van de andere kant. Hij glimlachte vriendelijk, wij zwaaiden vrolijk terug, and all was well in Seattle. Dat lukt ons geen tweede keer, dacht ik. Edoch, toen wij beladen met onze boodschappen terug huiswaarts keerden, hielp hij ons op net dezelfde, vriendelijke, manier de straat over. “You two have a nice day now!”, wuifde hij ons uit. “Same to you, Sir”, glimlachten we, “same to you.”

(*) Een politieagent verdient precies niet slecht, hier in Seattle.

Belgian Brownies

Ik ga naar Amerika, en ik maak: Belgian Brownies, inderdaad. Het recept komt van Le Pain Quotidien, de Belgische franchise die ook in de USA een aantal winkels heeft. Het recept verscheen in een column in de LATimes, is daar echter uit de archieven is verdwenen, maar werd herpost door The Wednesday Chef: Le Pain Quotidien’s Belgian Brownies. Het werd elders omschreven als een ideaal Pesachdessert, en dat komt goed uit, want we zitten momenteel middenin die Pesach (of Passover). En ik weet dat alleen omdat alle grote New-Yorkse fotowinkels –die zich klaarblijkelijk in Joodse handen bevinden– momenteel gesloten zijn.

Niettemin: “ik heb goesting in koekskes”, zei mijn doktertje daarnet, nadat ze eerst een zelfgemaakte hamburger naar binnen had gespeeld. Het vlees is hier verschrikkelijk lekker. Eén keer per week ga ik naar de slager in Pike Place Market, de daaropvolgende twee avonden eten we vlees. Onglet, eyebone, gehakt, het smaakt hier allemaal naar méér, en het is goedkoper dan bij ons (zelfs zonder rekening te houden met de goedkope dollar).

Maar Tessa wou koekskes. Ce que femme veut, dieu le veut, dus toog ik aan het werk. Mijn cupcakes van de vorige keer kon ik niet opnieuw maken, omdat de zure room van de eerste portie een paar dagen later in een tweede batch was opgebruikt. Laat ons eens bij Smitten Kitchen kijken, dacht ik. En voorwaar, bij de zoetigheden vond ik er het recept voor Belgian Brownies (samen met Penne à la vodka overigens).

Ondertussen ben ik ook een beetje van mijn vorig standpunt teruggekomen, en dat heeft veel te maken met het gereedschap dat ik in de schuiven van mijn (afwezige) gastheer heb aangetroffen: cupmaten (nee, niet van dat soort) in 1, 1/2, 1/3, 1/4 en idem voor tablespoons. Niet getreurd, ik zet ze om naar het metrisch systeem (zie ook de tools bij Smitten Kitchen), én ik pleur er wat iPhone foto’s bij.

we're in Seattle, baby

Benodigdheden

Voor 14 brownies —which kinda sucked, want in één cupcakevorm kunnen er 6. De rest van de pot heb ik uitgelikt. En ja, dat was nog veel.

  • 250g (9 ounces) donkere chocolade (minstens 60% cacao)
  • 250g (1 cup plus 2 tablespoons) boter, in kleine stukjes verdeeld
  • 5 eieren, met een vork losgeklopt
  • 175g (1 1/3 cups) fijne suiker
  • 45g (3 tablespoons) bloem

we're in Seattle, baby

Zo gemaakt

Breek de chocolade in stukjes. Of koop chocoladedruppels. De Lindt chocolade in Amerika is zo dun verpakt dat hij zeer gemakkelijk in stukjes te snijden is. Plaats het in een kom, en voeg de boter eraan toe. Verwarm dit tot de chocolade en de boter gesmolten zijn. Dit kan traditioneel au bain marie, maar net zo goed in de microgolf, of op een warmhoudplaat. Als het maar een laag vuur is. Meng goed.

Meng de suiker en bloem, en roer die in het chocolademengsel. Voeg ook de (licht opgeklopte) eieren toe, en meng dit zeer goed. Dek af, en laat een half uurtje op kamertemperatuur rusten. Het beslag zal dan ook wat dikker worden.

we're in Seattle, baby

Verwarm de oven voor op 165°C (325 F).

Plaats papieren cupjes in een muffin vorm. Lepel in elk vormpje wat beslag tot het ongeveer 2/3 gevuld is. Bak dit gedurende 30-35 minuten, en laat dan afkoelen. De brownies moeten vanbinnen nog vochtig zijn, en zullen wat inzakken tijdens het afkoelen.

Smakelijk!