vijf maal f-cked up

Vijf redenen waarom deze kerstperiode helemaal f-cked up is.

  1. Er is amper kerstdecoratie. Zelfs in de winkels lijkt het mee te vallen. Euh, OK, toegegeven, ik tracht winkels te vermijden tijdens de kerstperiode. Maar dan nog: de decoratie is bescheiden. En kerstbomen zijn al helemaal uit de mode!
  2. Het is niet koud. “Excuseer, Bollaert, gij zijt nog niet buiten geweest zeker?” Toch wel, en ik zeg u, het is niet koud. Ik zweet mij te pletter met amper een trui en een winterfrak, en ik kan u verzekeren, ik ben nen kouwelijken mens.
  3. Er is geen sneeuw gevallen. “Bollaert, maat, dit is België. De Vlaanders zelfs. Daar valt geen sneeuw.” Ewel, maat, vorig jaar sneeuwde het zelfs al in november!
  4. Er zijn verschrikkelijk weinig kerstspecials op TV. En kinderfilms en zo. Ofwel kijk ik naar de verkeerde zenders.
  5. En als toppunt: ik heb nog geen enkel cadeau gekregen waar ik niet helemaal content mee was. Kerstmis is echt niet meer zoals vroeger.

vijf

Ons i. smijt, en ik vang dan maar op. Vijf dingen die u misschien liever niet over mij had geweten.

  1. Toen ik een jaar of twee was had ik –zoals het kinderen betaamt– de gewoonte alles wat ik tegenkwam in mijn mond te steken. Zo heeft mijn moeder mij betrapt toen ik op het grindpad kiezels probeerde te verorberen. “Stout, Bruno! Stout!” zei ze, als was ik Brekkie, onze hond. De kiezels kreeg ze gelukkig makkelijk uit mijn mond, maar voor grote stukken van de drie regenwormen die daartussen zaten gelogeerd, was ze te laat. Yummy.
  2. Toen ik zes was –zowat alles van jeugdig belang is bij mij gebeurd op zesjarige leeftijd, maar dat kan ik misschien wat verkeerd inschatten– had ik een pieruche (parkiet) en een steenrat. Om eerlijk te zijn heb ik er een aantal versleten, zowel parkieten als steenratten, maar ik was serieel erm monogaam, d.w.z. ik had er nooit meer dan één van elk. Bovendien heetten de steenratten allemaal Tom, en de pieruchen Flip; meerdere exemplaren op hetzelfde moment had mij voor een bijkomend probleem gesteld. Vanwaar die Tom kwam, weet ik niet meer, maar die Flip had vanzelfsprekend iets te maken met de papegaai van Jommeke. Al die (seriële) pieruchen waren ook tam –ik maakte ze tam door er een dag mee in onze keuken te spenderen (onze keuken was een voorschot groot)– en verschrikkelijk aanhankelijk. Op een dag was ik behoorlijk boos op mijn ouders –ontroostbaar boos zoals kinderen kunnen zijn– en had ik mij in de keuken teruggetrokken. Flip, de parkiet, draaide bezorgd rond mij heen op de keukentafel, maar mijn woede keerde zich al te gauw tegen hem. Toen herhaaldelijke keren ‘nee Flip, weg!’ roepen niks uithaalde, had ik er niets beters op gevonden dan met mijn vinger naar hem te knippen, zoals men een knikker wegschiet. Helaas voor Flip raakte ik daarbij zijn pootje, dat door mijn brute geweld brak. En nog bleef het beestje bij mij terugkomen, hinkend op één poot. De tranen bollen mij weer over de wangen terwijl ik dit tik. Ik heb sindsdien nooit geen dier meer kwaad gedaan. (Flip heeft het overleefd, al heeft hij een tijdje met een gespalkte poot moeten rondhuppelen.)
  3. De Millet-reportage van Jambers heeft grote indruk gemaakt op mij. Zo groot dat ik de diezelfde winter er ook als een Michelinmanneke bij liep. Van de ene dag op de andere was ik een snob, een begrip dat mij voor Jambers totaal vreemd was. (Al heb ik, zeer tot mijn trots, nooit toegegeven aan het ik-heb-meer-geld-dan-gij snobisme.) Ik heb dat, denk ik, een jaar volgehouden, daarna heb ik mij met veel meer overtuiging op de New Wave gestort, en daarna zeer kort op de Miami-Vicestijl zoals men die destijds in de Matinique in de Veldstraat vond. Dan ben ik overgeschakeld naar jeans en heb ik mij haar laten groeien (tot over mijn schouders). Ik was zowat de enige op school van wie dat getolereerd werd. (Ik ken er minstens drie die bij mevrouw De Rudder werden geroepen met het dringende verzoek hun haar tot acceptabele lengte te laten knippen.)
  4. Over lang haar gesproken: ik heb ooit één dag krullen gehad. Op een woensdag had ik een permanent laten steken bij onze –anders zeer schitterende– kapper in Lochristi. De volgende dag ben ik met een hoed op naar school gegaan, en ’s avond had mijn moeder al een afspraak bij Christian Marie in Gent (destijds zeer gerenommeerd en zeer duur) om de permanent eruit te laten halen. Daar hebben ze toen een uur of twee met bijtende producten mijn haar bewerkt –ik weigerde pertinent mijn haar te laten knippen– en dan heb ik een week of twee met haar zo broos als stro rondgelopen.
  5. Ge zoudt het misschien van mij niet vermoeden, maar ik bloos op de meest idiote momenten, en bij voorkeur wanneer het echt niet nodig is. Ooit bevond ik mij –met een medestudente– in de Victoria’s Secret in Boston, toen een van de verkoopsters mij aansprak. Ze had nog geen half woord gezegd, of ze verontschuldigde zich al: “Oh my, I’m really sorry, sir! Please feel free to ask when you need any assistance.” Mijn medestudente kwam niet meer bij van ’t lachen.

Het ergste is waarschijnlijk dat ik nog een tijdje kan doorgaan met dergelijk confessies. Gelukkig mocht ik bij vijf stoppen.

Doorgeven? In elk geval aan Het Radiofonisch Instituut (die het al van Michel én van Lien kreeg), Joke (misschien heeft ze wel meer te vertellen over die tandenborstel), Patricia, en ook Sara mag er niet aan ontsnappen hé. Het Instituut is in goed gezelschap.

Aaargh!

Dat was de kreet die ik vanochtend voor de spiegel slaakte. En neen, ik schrik niet elke dag zo van mijn eigen spiegelbeeld. Rewind.

Des zondags scheer ik mijn haar. Ik gebruik daartoe een tondeuse, sorry: eem trimmer, die ik al in mijn bezit heb sinds ergens 1995. Toen had ik nog lang haar, maar ik gebruikte het ding om te experimenteren met baardgroei. Ergens in de lente van 1996 heb ik mijn lange lokken laten verwijderen bij de kapper op de hoek van Hoornstraat. Mijn ‘paardenstaart’ ligt hier nog altijd ergens in een vershoudzakje in een of andere schoenendoos.

Van die dag aan gebruik ik de trimmer niet louter voor de baard, maar tevens om op geregelde tijdstippen mijn broskop kort te houden. Begin deze eeuw heb ik geprobeerd om mijn haar toch weer wat langer te laten groeien, maar ik ben ervan overtuigd geraakt dat kort the way to go is, in mijn geval. De laatste twee-drie jaar trim ik dus elke zondag mijn haar bij op de lengte die bepaald wordt door stand 2 op mijn Braun trimmer. (Voor mijn baard gebruik ik stand 1, en dan nog lijkt die steeds langer dan het haar bovenop mijn hoofd.)

Vanochtend ging ik duchtig aan de slag, zoals elke zondag. Regelmatig moet ik de trimbeurt onderbreken om het haar dat in het toestel wordt vergaard, boven de vuilnisbak te verwijderen. Het toestel gaat af, het maatsysteem wordt eraf geschoven, het haar gaat eruit, en we gaan door. Al bij al een handeling van maximum twee seconden.

Bij de derde keer, vind ik plots dat er –te horen aan het geluid dat de trimmer maakt– toch opnieuw veel haar wordt verwijderd van een plek waar ik al een paar ben overheen gegaan. En jawel: de trimmer staat niet op 2, maar op stand 1. Ongeveer de helft korter, van wat al ultrakort is. Net niet kaal, over een behoorlijk gebied van de rechterkant van mijn hoofd.

De titel is niet gespeeld, ik denk dat ze mijn gil tot aan het station hebben gehoord. Tessa kwam verontrust de badkamer ingestormd, met een bezorgdheid die al heel snel plaats ruimde voor een schaterlach (ik kan haar geen ongelijk geven). Mijn suggestie om de rest toch maar op stand 2 af te werken werd resoluut afgewezen (“ge ziet er juist uit gelijk nen hond met schurft”), waardoor ik dan maar over de ganse hoofdhuid halfkaal ben geschoren, sorry: getrimd. “Het staat u wel,” was het verdict, “maar ik ben natuurlijk gewoon van de mensen zo te zien op het werk.” Juist.

Een weekje overslaan en we zitten terug op de goede lengte, hoop ik.

breng mij niet in verleiding

Eigenlijk heb ik geen enkel probleem om aan snoepgoed, chips, nootjes, canapés, en al die andere verderfelijke dingen te weerstaan. Maar zet zo’n schaal chips in mijn buurt, of studentenhaver, of Ferrero Rochers, Bouchées (muisjes), of godbetert een pak Double Lait, en de inhoud verdwijnt in minder dan geen tellen in mijn mond. Ik zal niet rusten voor de schaal leeg is, het multi-pack Bouchées geplunderd, en elke reep Double Lait afgebroken.

Let wel, als ik naar de GB (Carrefour) of Delhaize om boodschappen ga, heb ik geen enkel probleem om door de rayons snoepgoed te wandelen, of ze over te slaan. Mijn kar bevat aan de kassa niets wat mij thuis in verleiding zou kunnen brengen. Want de wil is sterk, zeer zeker, maar het vlees is zwak. Heel zwak. Het is trouwens niet dat ik mij iets ontzeg, ik heb er eenvoudig geen behoefte aan. Maar als het er is, dan moet het op. Weg met dat verderf, naar de cloaca ermee om zo snel mogelijk te worden gerecycleerd.

Sinterklaas is niet mijn favoriete periode van het jaar.

een typische dag

6u15: de wekker loopt af. Nu ja, niet de wekker, maar de Palm Tungsten die Tessa ooit heeft gekocht en nooit echt voor iets anders is gebruikt. Ik spurt naar de badkamer, waar ik de noodzakelijke ochtendlijke handelingen verricht.

6u40: terwijl ik mij verder aankleed kijk ik rap eens na of er geen urgente e-mails zijn, en of het internet misschien niet is ontploft.

6u50: boterhammen mee, schoenen aan, deur dichtgetrokken, op weg naar het station

6u59: aankomst station

7u08: vertrek naar Noord, tijd om Tessa haar krant te lezen (DM)

7u56: aankomst Noord, celementijnen kopen

8u03: inklokken op het werk, koffie halen, ontbijten.

Laten we er gemakshalve even vanuit gaan dat dit een vrije dag is, en dan gaat de dag verder als volgt:

8u15: eigen weblog nakijken; Het Project nakijken; e-mails lezen; mails vanop redactiemailbox van Het Project doorsturen naar de mailing lijst.

9u00: eerste item schrijven, dagplanning opstellen voor Het Project

9u30-15u45: meer zaken voor Het Project: teksten redigeren, foto’s bewerken, van networking doen. Onderwijl onderbroken door pauzes om te eten, tekst(en) voor eigen weblog schrijven; dat alles gepaard met de nodige research.

Op een (hypothetische) werkdag zou dat ’s avonds betekenen:

16u02: vertrek naar Noord

16u14: trein naar Sint-Pietersstation, tijd om een boek te lezen

17u00: aankomst in Gent, Henri van school halen

17u20-?: huishoudelijke taken zoals Henri’s dagelijkse trompetoefeningen, eten maken; toch maar even mail etc checken; een poging ondernemen tot het spenderen van quality time met de zoon; concert of film meepikken of tv-kijken; internettoestanden; (eigen) foto’s bewerken; etc. Enfin, veel te divers om een poging tot systematiek in te kunnen ontdekken.

Tuurlijk is bloggen geen dagtaak. (Maar ik wil toch maar zeggen: het zijn fantastische tijden, bij Het Project.)

(En, hoe ziet uw dag er uit?)

gouden tips (bis)

Als “mens-die-regelmatig-persberichten-mag-lezen” (ervaringsdeskundige!) geef ik u vandaag een paar gouden tips mee.

  • Een goed persbericht begint voor ik de mail open: maak gebruik van uw subject line. Duid uw onderwerp!
  • Kom terzake. Journalisten, of mensen die persberichten behandelen, krijgen dagelijks hopen van die dingen te verwerken. Als ze eerst een halve mail moeten lezen voor ze weten waarover het gaat, kan u net zo goed geen persbericht rondzenden.
  • Stuur geen (half-)lege mail met enkel een PDF. Uw subject line zal al verdomd interessant moeten zijn alvorens een journalist uw PDF/Word Document opent om uw persbericht te lezen. Stuur op zijn minst een samenvatting mee in de mail zelf.
  • Beperk uw attachments tot een absoluut minimum. Stuur geen bestanden mee van ettelijke megabytes groot. Dat wekt alleen maar wrevel op. In het slechtste geval crasht de mailbox van de journalist in kwestie, en dan hoeft u niet meer op veel goodwill te rekenen. Wel goed is om een (directe) link mee te sturen, vanwaar meer informatie kan worden gedownload.
  • Zet uw contactgegevens duidelijk in de e-mail.
  • Antwoord op de vragen die de journalist u per kerende stelt. Niet morgen, niet straks, maar binnen een redelijke termijn.

Ik weet het: dit zijn echt wel basisregels, waarvan men verwacht dat ze gekend zijn en toegepast worden. Helaas.

gouden tips

Als “mens-die-regelmatig-vrijkaarten-mag-uitdelen” (ervaringsdeskundige!) geef ik u vandaag een paar gouden tips mee.

  • Als er bij de opgave staat: ‘gelieve “x y z” in de subject line te vermelden’, doe dat dan. Beschouw het als een intelligentietest. Mensen die de toekenning van dergelijke prijzen beheren, krijgen hopen mails binnen. Vaak staat er een filter op die subject line. Hebt u een andere subject line, dan houden uw kansen daar al meteen op.
  • Gebruik uw echte en volledige naam. “Groot Beerken” of “Lief knuffelkonijntje” maken bij mij geen schijn van kans op een vrijkaart, en “Frans Hotmail”, “Mieke”, “A.”, “X. Van de Kasseien”, of “L33t c00l” al evenmin.
  • Ga er niet van uit dat u gewonnen hebt. “Yo! Bedankt voor de vrijkaart, man!”, helpt u geen zier vooruit. Integendeel. Een vriendelijk “Hierbij mijn deelname aan x y z”, gevolgd door pakweg “Groetjes”, kan nooit geen kwaad. Zelfs een grapje wordt op prijs gesteld. Arrogantie niet.
  • Stuur geen lege e-mail als deelname. Lege e-mails verdwijnen hier automatisch in de spambak.
  • Vermeld dus toch nog maar eens uw volledige naam in de body van de e-mail. Bij voorkeur ook uw e-mail adres, dan moeten wij niet op 27 plaatsen gaan knippen en plakken.
  • Als er staat: “maak kans op 1 vrijkaart”, vraag er dan vooral geen twee. Uw kansen op zo’n vrijkaart houden ook daar op. Hebzucht is één van de zeven hoofdzonden.

Succes!

uitkijk

Dingen waar ik naar uitkijk, in de komende negen dagen (chronologisch):

  • zaterdag 11: BRT Big Bang (jaja, ’t is Radio 1, ik weet het)
  • zondag 12: Oorsmeer
  • maandag 13: een vrije dag. Ter compensatie van 11/11 tijdens het weekend.
  • maandag 13: hoe dwaas het kan klinken, een persmoment naar aanleiding van het archeologisch onderzoek bij het begin van ‘de’ werken aan de Korenmarkt
  • maandag 13: de maandelijkse vergadering voor Het Project. ’t Zal een lange worden, denk ik.
  • dinsdag 14: Carlo Nardozza Quintet in de Vooruit in het kader van de JazzLab Series (moet mijn persplaats nog aanvragen)
  • woensdag 15: een geheime afspraak (haha!)
  • vrijdag 17: een etentje van Het Project (in de Progrès). Wederom: ’t zal laat worden, vrees ik.
  • zaterdag 18: Tricycle en een heleboel andere zaken in de Bijloke
  • zondag 19: Carlo Nardozza bij Tuur!

(Donderdag staat er niet bij, dat klopt. Dan moet ik naar de tandarts. En het is volgende week zondag nog iemands verjaardag ook.)

eindwerk

“Ge hebt het zitten”, zei Tessa niet zonder leedvermaak toen we net plaats hadden genomen op een bankje aan het Emile Braunplein, om er even van de warme herfstzon te genieten.

Een goedlachse meneer met een witte regenjas kwam op ons afgestapt. “Dag meneer, hebt u even tijd om een paar vraagjes te beantwoorden voor de camera? Het is voor een eindewerk van een hogeschool.” Wie mij een beetje kent weet dat ik mijzelf niet onmiddellijk de meest geschikte persoon vind om te worden geïnterviewd. Maar de man was zo vriendelijk, en het was voor een eindwerk, en ik had stiekem een beetje ontzag voor het feit dat hij het aandurfde zomaar een wildvreemd manspersoon die vraag te stellen. Dus ik kon niet weigeren. Hooguit een beetje tegenpruttelen, om niet geheel uit mijn eigen decorum weg te vallen.

Het interview werd evenwel niet afgenomen door de goedlachse meneer, maar door een minstens even aimabele mevrouw, die bij deze aanspreektitel dermate verbaasd opkeek, dat ik mezelf maar gauw naar ‘jongedame’ corrigeerde. Waarvoor ik met een verlegen glimlach en een blos op de wangen werd beloond.

Het onderwerp was mij niet echt op het lijf geschreven. “Bent u tevreden met uw werk?”, was de openingsvraag. Gevolgd door “stel dat u van werk zou veranderen, hoe zou u dat dan aanpakken?” Vier, vijf dergelijke vragen werden op mij losgelaten, en van bij de eerste was ik al blij dat de goedlachse man mij had verzekerd dat het interview enkel binnenskamers zou worden vertoond of bekeken. “Man met kort haar en blauwe sjaal”, noteerde de jongedame in haar notitieboek, voordat ze mij uitvoerig bedankte voor mijn tijd.

“Het is niet te doen hoe gij daarop voorbereid lijkt, op zo’n vragen,” beweerde Tessa toen het drietal een ander slachtoffer had gevonden, en we terug op het bankje plaatsnamen. “Allez, ge hebt genoeg gezegd, en toch zijt ge zo verschrikkelijk discreet gebleven.”

Van een nood een deugd maken zo luidt het spreekwoord, geloof ik.