De titel is het antwoord op een vraag die mij een hele tijd geleden –telefonisch– werd gesteld. Dat antwoord maakt voor u niets uit (behalve misschien wanneer u de persoon bent waarmee ik toen converseerde), en de vraag eigenlijk nog veel minder. Maar er werd op dat moment een ‘ja’ of een ‘nee’ van mij verwacht, en in een poging –eerder dan gewoon mijn eigen gedacht te zeggen– te raden of de vraagsteller een ‘ja’ dan wel een ‘nee’ van mij verwachtte, bleef mijn antwoord even uit.
“Zeg dan iets”, volgde dan ook sneller dan ik (voor)bereid was te antwoorden, waarop ik dan weer niets originelers kon bedenken dan “iets” te antwoorden. (U mag stoppen met lachen. Of huilen. Bij mij zou het eerder dat laatste zijn, bij het lezen van een dergelijk cliché.) Waarmee ik maar wil duiden hoe weinig bij de pinken ik was. De rest van het gesprek verliep gelukkig zonder merkbare hinder van dat antwoord.
Het punt dat ik tracht te maken, is dat ik waarschijnlijk niet meteen de meest geschikte mens ben om (over bepaalde zaken) op telefonische wijze een snel én doordacht antwoord van te krijgen. Het liefste van al zet ik mijn gedachten op papier, kauw er nog een keer of tien op, en spuw ze dan in uw mailbox of op dit weblog of in een schrift (dat u dan weer niet te zien krijgt, maar enfin). Of ik ontmoet u graag voor een gesprek.
Hoe zit dat bij u? Staat u wel vaker met uw mond vol tanden? Of bent u een flapuit en ondervindt u daar maar weinig hinder van? Is telefoneren uw favoriete manier van communiceren? Of spreekt u de mensen ook liever zonder elektronische tussenkomst?