vijf

Ons i. smijt, en ik vang dan maar op. Vijf dingen die u misschien liever niet over mij had geweten.

  1. Toen ik een jaar of twee was had ik –zoals het kinderen betaamt– de gewoonte alles wat ik tegenkwam in mijn mond te steken. Zo heeft mijn moeder mij betrapt toen ik op het grindpad kiezels probeerde te verorberen. “Stout, Bruno! Stout!” zei ze, als was ik Brekkie, onze hond. De kiezels kreeg ze gelukkig makkelijk uit mijn mond, maar voor grote stukken van de drie regenwormen die daartussen zaten gelogeerd, was ze te laat. Yummy.
  2. Toen ik zes was –zowat alles van jeugdig belang is bij mij gebeurd op zesjarige leeftijd, maar dat kan ik misschien wat verkeerd inschatten– had ik een pieruche (parkiet) en een steenrat. Om eerlijk te zijn heb ik er een aantal versleten, zowel parkieten als steenratten, maar ik was serieel erm monogaam, d.w.z. ik had er nooit meer dan één van elk. Bovendien heetten de steenratten allemaal Tom, en de pieruchen Flip; meerdere exemplaren op hetzelfde moment had mij voor een bijkomend probleem gesteld. Vanwaar die Tom kwam, weet ik niet meer, maar die Flip had vanzelfsprekend iets te maken met de papegaai van Jommeke. Al die (seriële) pieruchen waren ook tam –ik maakte ze tam door er een dag mee in onze keuken te spenderen (onze keuken was een voorschot groot)– en verschrikkelijk aanhankelijk. Op een dag was ik behoorlijk boos op mijn ouders –ontroostbaar boos zoals kinderen kunnen zijn– en had ik mij in de keuken teruggetrokken. Flip, de parkiet, draaide bezorgd rond mij heen op de keukentafel, maar mijn woede keerde zich al te gauw tegen hem. Toen herhaaldelijke keren ‘nee Flip, weg!’ roepen niks uithaalde, had ik er niets beters op gevonden dan met mijn vinger naar hem te knippen, zoals men een knikker wegschiet. Helaas voor Flip raakte ik daarbij zijn pootje, dat door mijn brute geweld brak. En nog bleef het beestje bij mij terugkomen, hinkend op één poot. De tranen bollen mij weer over de wangen terwijl ik dit tik. Ik heb sindsdien nooit geen dier meer kwaad gedaan. (Flip heeft het overleefd, al heeft hij een tijdje met een gespalkte poot moeten rondhuppelen.)
  3. De Millet-reportage van Jambers heeft grote indruk gemaakt op mij. Zo groot dat ik de diezelfde winter er ook als een Michelinmanneke bij liep. Van de ene dag op de andere was ik een snob, een begrip dat mij voor Jambers totaal vreemd was. (Al heb ik, zeer tot mijn trots, nooit toegegeven aan het ik-heb-meer-geld-dan-gij snobisme.) Ik heb dat, denk ik, een jaar volgehouden, daarna heb ik mij met veel meer overtuiging op de New Wave gestort, en daarna zeer kort op de Miami-Vicestijl zoals men die destijds in de Matinique in de Veldstraat vond. Dan ben ik overgeschakeld naar jeans en heb ik mij haar laten groeien (tot over mijn schouders). Ik was zowat de enige op school van wie dat getolereerd werd. (Ik ken er minstens drie die bij mevrouw De Rudder werden geroepen met het dringende verzoek hun haar tot acceptabele lengte te laten knippen.)
  4. Over lang haar gesproken: ik heb ooit één dag krullen gehad. Op een woensdag had ik een permanent laten steken bij onze –anders zeer schitterende– kapper in Lochristi. De volgende dag ben ik met een hoed op naar school gegaan, en ’s avond had mijn moeder al een afspraak bij Christian Marie in Gent (destijds zeer gerenommeerd en zeer duur) om de permanent eruit te laten halen. Daar hebben ze toen een uur of twee met bijtende producten mijn haar bewerkt –ik weigerde pertinent mijn haar te laten knippen– en dan heb ik een week of twee met haar zo broos als stro rondgelopen.
  5. Ge zoudt het misschien van mij niet vermoeden, maar ik bloos op de meest idiote momenten, en bij voorkeur wanneer het echt niet nodig is. Ooit bevond ik mij –met een medestudente– in de Victoria’s Secret in Boston, toen een van de verkoopsters mij aansprak. Ze had nog geen half woord gezegd, of ze verontschuldigde zich al: “Oh my, I’m really sorry, sir! Please feel free to ask when you need any assistance.” Mijn medestudente kwam niet meer bij van ’t lachen.

Het ergste is waarschijnlijk dat ik nog een tijdje kan doorgaan met dergelijk confessies. Gelukkig mocht ik bij vijf stoppen.

Doorgeven? In elk geval aan Het Radiofonisch Instituut (die het al van Michel én van Lien kreeg), Joke (misschien heeft ze wel meer te vertellen over die tandenborstel), Patricia, en ook Sara mag er niet aan ontsnappen hé. Het Instituut is in goed gezelschap.

Wilson

Toen ik met Henri de Raketstraat in stapte –ik was mooi op tijd om hem van school op te halen– hield een druk GSMende vrouw ons staande.

“Meneer, meneer,” sprak ze buiten adem, “weet u soms het Wilsonplein zijn?”

– Tuurlijk mevrouw, glimlachte ik, maar dat is wel een eindje hier vandaan. Dat is de Zuid.

Ze keek me fronsend aan. “Nee, nee, nee, meneer. Dat is hier ergens in de buurt.”

– Toch niet hoor, mevrouw. Het Wilsonplein, dat is de Zuid. U kan het beste de tram nemen.

De vrouw gesticuleerde druk in haar GSM en hield vol. “Het Wilsonplein is hier ergens in de buurt. Vlakbij de Elisabethlaan.”

– Het spijt me, mevrouw, maar dan kan ik u niet helpen.

Enigszins verbolgen stapte ze verder.

– De Elisabethlaan is die kant op, wees ik nog. Maar ze stak enkel haar hand op, zonder zich nog naar mij om te draaien. Tsja.

Fray Bentos Pie

Are you a fan of corned beef?”

Tijdens onze dagelijkse conversatie over ‘tea‘ beweert collega Martini dat hij enkel voedsel uit blik eet. “I don’t eat it if it doesn’t come from a tin.” Bovendien blijkt dat hij regelmatig ook Spam tot zich neemt. Ik hem al meermaals vergeleken met een kat die rond de whiskas draait.

Bruno,” zo vraagt hij, “have you ever tried Fray Bentos Pie? It’s delicious!” Hij klikt meteen zijn browser aan. Terwijl hij zich eerst een weg door Google zoekt, en vervolgens ook flickr, brengt hij ecstatisch uit: “you take the lid of and then you simply bake it in the oven. Look! Look here! Doesn’t that look devine?!

Heerlijk proza vond ik nadien in een recensie bij de pie-man:

Fray Bentos do not appear to have an official website – certainly we can’t find one. We suspect this is partially because Fray Bentos pies appear to magically sell themselves without extra publicity, and partially out of sheer shame.

[…]

Admittedly, Fray Bentos pies were never much to write home about, not even on a postcard if you used really big writing to fill up the space.

Niet dat collega Martini zich daaraan zou storen. “I had a tin of rice pudding for dessert yesterday,” zei hij daarnet. “And let me tell you: there is no substitute!

rustig (bis)

De rust op het werk staat haaks op de drukte in de Nieuwstraat (Rue Neuve voor de Vlamingen). M.a.w. het was geen goed idee om –de woensdag voor Kerstmis– tijdens de lunchpauze snel even de Media Markt binnen te stappen. De zeven zaken die ik zocht heb ik gevonden, maar netjes teruggeplaatst toen ik de kassa’s naderde.

Het zal voor volgende week in Oostakker zijn. ’s Morgens in de vroegte.

Johan (bis)

Welk een spontane sympathie voelde ik wellen bij het lezen van Knor-Knor. Niet dat ik meteen een hardcore fan ben van varkens; zelfs mijn pakjessoep is van dat andere merk. Edoch. Naast zijn berookte zelf, beschikt stagiair Johan over de verschrikkelijke eigenschap op de meest onvoorspelbare momenten zijn mond twee-drie keer te openen en te sluiten, wat steevast gepaard gaat met smekkende geluiden.

Smek. Smek. Smek.

Alsof het water hem in de mond komt bij een constante gedachte aan voedsel. Of het moet zijn dat hij zoals een rund herkauwt. In elk geval lijkt het alsof er zich een klef-klevende brij in zijn mond bevindt, die op al te geregelde tijdstippen moet worden losgeweekt.

Smek. Smek. Smek.

Waarschijnlijk is hij er zich niet eens van bewust, want hij gaat onverstoorbaar verder met werken. Zelden komt daar wel eens een zucht tussen kijken, maar steeds weer komt dat gesmek terug.

Collega Martini is reeds lang opnieuw naar boven gevlucht (sinds vorige week donderdag), en weigert pertinent nog een stap in mijn bureau te zetten zolang Johan aanwezig is. Dus steek ik regelmatig een verdiepje hoger mijn neus eens binnen in mijn oud bureau. (Dat werd overigens opnieuw ingedeeld, met drie ruime bureautafels, en een kleine ronde vergadertafel voor het bezoek.) Als troost haalt hij me telkens een kopje koffie.

He’s still there? Man, you need to get rid of him. I know people!” bezweert hij mij waarbij hij een wenkbrouw wenkbrauw optrekt en een vinger aan zijn neus houdt.

rustig

Vrijdag begint hier het ‘verplicht’ jaarlijks verlof. Die dagen worden niet van ons ‘normaal’ verlof afgehouden, maar zijn extra dagen (wij beschikken dus over 28 dagen + de periode tussen kerst en nieuw + de wettelijke feestdagen). Veel mensen hebben een aantal verlofdagen opgespaard om vlak voor of na de kerstperiode een paar extra dagen op te nemen, waardoor het hier stillaan ook leegloopt. We werken zelfs al niet meer op halve kracht, en morgen zal ik een van de weinigen zijn die nog op het kantoor opdaagt. Ook op 2 januari belooft het hier stil te worden. “Don’t tell me you’re coming back on the second“, vragen mijn collega’s mij vol ongeloof.

Zitten er rond u nog veel collega’s momenteel?

de draak (vii): de vierde sessie

Tijd voor The Grand Finale: de schubben.

(Zie ook deel I, deel II, deel III, deel IV, deel V & VI)

Tessa ging pas een pak later komen, maar Henri bleef bij de grootouders slapen, zodat we achteraf nog naar de Martino snel een hapje konden eten. Vreselijk lang zou het niet duren, dacht Tanne, maar toen we ongeveer een derde hadden ‘beschubd’, was het plots al een uur later. We zouden de volle drie uur nodig hebben om mijn arm tot rauw vlees te kietelen.

Draak, sessie 4 (i) Draak, sessie 4 (ii)

De schubben waren ook een soort schaduwwerk, waardoor Tanne opnieuw gebruik maakte van de ‘kam’. De pijn is daardoor zeer dragelijk, maar door de hoeveelheid huid die wordt bestreken (of ‘gekamd’), had het voor mij toch niet veel langer moeten duren.

Nu staat de draak er dus (zo goed als) volledig op. Kort na nieuwjaar moet ik nog één keer terug, om kleine dingetjes bij te werken. De schubben zijn iets donkerder dan de rest van de tattoo op de foto’s, omdat de inkt pas was gezet. Maar ondertussen zijn ook de schubben een weinig verbleekt, zodat ze perfect bij de rest van de inkt passen.

Draak, sessie 4 (iii)

En de draak is al lang een deel van mijzelf geworden.

(Foto’s: Tessa)

treinglijden (bis)

Het scheelde hooguit een paar minuten, maar ondertussen sta ik al vijf minuten vroeger op (6u10 ipv 6u15) om de trein van 6u53 te halen. Ik ben dan wel veel te vroeg in Noord, maar dan heb ik tenminste tijd om op mijn gemak een voorraad clementijnen in te slaan, en toch nog (iets) voor acht uur op het werk te zijn (vroeger op het werk toekomen heeft geen nut, want de uren tellen maar vanaf acht).

Extra pech natuurlijk sinds gisteren, met de brand in het tractieonderstation van Brussel. Mijn trein had toen ongeveer tien-twintig minuten vertraging, en vanochtend was het al niet veel beter. De 6u53 naar Maastricht vertrok uit Gent Sint-Pieters met 17 minuten vertraging –en dan mag ik al blij zijn dat hij überhaupt reed; er werden maar liefst 19 piekuurtreinen afgeschaft. De betreffende trein zat dan ook stampvol —als sardienen in een blik was wel heel erg van toepassing– en sommigen hebben het daar wel heel lastig mee.

Verschrikkelijk grappig: voor een keer stond ik op de goede plaats te wachten, pal aan een deur toen de trein stopte. Helaas weigerde net die deur dienst, waarop ik in schaterlachen ben uitgebarsten. Een ongewoon gevoel voor humor, want rondom mij werd meer gevloekt en gezucht dan meegelachen. Ik diende mij zelfs niet te verplaatsen, want ik werd gewoon meegezogen met de stroom mensen die, eendrachtig als een school vissen, naar de deur van de andere wagon vloeide.

De uiteindelijke vertraging viel (voor mij dan toch) best mee, want om 8u05 was ik op het werk ingelogged en wel. De trein is altijd een beetje reizen, toch?

(Blijkbaar worden er ook vanavond treinen afgelast, maar op de site van de NMBS is daar niks over terug te vinden. Weet iemand meer?)

volgestoken

Het ideale weekend is voor mij een weekend waarin niets gebeurt, de ideale vakantie is voor mij een strandvakantie op een zonovergoten eiland met zo min mogelijk mensen en zoveel mogelijk boeken (liefst dan nog pulp fiction) rond mij. Ik ben een mens die van rust, kalmte en stilte houdt.

Gisteren werd ik –naar onhebbelijke jaarlijkse gewoonte– gevierd, met een dag die ik uit eigen beweging volledig vol had gestoken. Uitslapen (helemaal tot 8 uur), gevolgd door ontbijt, computerprutsen en het onvrijwillig te kort trimmen van mijn haar, het ontvangen van een aangenaam maar te kort blitzbezoek (wijze cadeau!), lunch in de Sirena (de beste kaaskroketten van Gent, de beste minestrone volgens Henri), een misgelopen –wegens volzet– optreden van Lady Linn in de Vooruit, een koffie met taartje bij Févery, de aankoop van een braadpan bij Katherine Bouckaert (grotendeels gefinancierd met een cadeaubon van de schoonouders), een koffie met wafel in Caffè Caffee, een bezoekje aan de Poort, en een wandeling naar huis.

Om daar ijlings weer weg te vluchten naar Tuur voor een concert van Tuur Florizoone, Michel Massot, en Marine Horbaczewski. Er zat flink wat volk bij Opatuur, en met reden. Een van dé Opatuurconcerten van het voorbije jaar! Tessa was wreed content dat ze het meegemaakt heeft, en Tuur (F. –van Opatuur zelf wisten we dat al) blijkt in ’t echt net zo beminnelijk te zijn als hij eruit ziet. Verslag volgt.