Fray Bentos Pie

Are you a fan of corned beef?”

Tijdens onze dagelijkse conversatie over ‘tea‘ beweert collega Martini dat hij enkel voedsel uit blik eet. “I don’t eat it if it doesn’t come from a tin.” Bovendien blijkt dat hij regelmatig ook Spam tot zich neemt. Ik hem al meermaals vergeleken met een kat die rond de whiskas draait.

Bruno,” zo vraagt hij, “have you ever tried Fray Bentos Pie? It’s delicious!” Hij klikt meteen zijn browser aan. Terwijl hij zich eerst een weg door Google zoekt, en vervolgens ook flickr, brengt hij ecstatisch uit: “you take the lid of and then you simply bake it in the oven. Look! Look here! Doesn’t that look devine?!

Heerlijk proza vond ik nadien in een recensie bij de pie-man:

Fray Bentos do not appear to have an official website – certainly we can’t find one. We suspect this is partially because Fray Bentos pies appear to magically sell themselves without extra publicity, and partially out of sheer shame.

[…]

Admittedly, Fray Bentos pies were never much to write home about, not even on a postcard if you used really big writing to fill up the space.

Niet dat collega Martini zich daaraan zou storen. “I had a tin of rice pudding for dessert yesterday,” zei hij daarnet. “And let me tell you: there is no substitute!

Johan (bis)

Welk een spontane sympathie voelde ik wellen bij het lezen van Knor-Knor. Niet dat ik meteen een hardcore fan ben van varkens; zelfs mijn pakjessoep is van dat andere merk. Edoch. Naast zijn berookte zelf, beschikt stagiair Johan over de verschrikkelijke eigenschap op de meest onvoorspelbare momenten zijn mond twee-drie keer te openen en te sluiten, wat steevast gepaard gaat met smekkende geluiden.

Smek. Smek. Smek.

Alsof het water hem in de mond komt bij een constante gedachte aan voedsel. Of het moet zijn dat hij zoals een rund herkauwt. In elk geval lijkt het alsof er zich een klef-klevende brij in zijn mond bevindt, die op al te geregelde tijdstippen moet worden losgeweekt.

Smek. Smek. Smek.

Waarschijnlijk is hij er zich niet eens van bewust, want hij gaat onverstoorbaar verder met werken. Zelden komt daar wel eens een zucht tussen kijken, maar steeds weer komt dat gesmek terug.

Collega Martini is reeds lang opnieuw naar boven gevlucht (sinds vorige week donderdag), en weigert pertinent nog een stap in mijn bureau te zetten zolang Johan aanwezig is. Dus steek ik regelmatig een verdiepje hoger mijn neus eens binnen in mijn oud bureau. (Dat werd overigens opnieuw ingedeeld, met drie ruime bureautafels, en een kleine ronde vergadertafel voor het bezoek.) Als troost haalt hij me telkens een kopje koffie.

He’s still there? Man, you need to get rid of him. I know people!” bezweert hij mij waarbij hij een wenkbrouw wenkbrauw optrekt en een vinger aan zijn neus houdt.

misselijk

Wat het is, weet ik niet, maar de laatste drie weken heb ik me nog geen dag goed gevoeld. Fysiek dan, want psychisch is alles in orde (behalve dan dat mij madam weg is, en dat ze maar beter snel terugkomt).

Vanochtend opnieuw opgestaan met iets wat lijkt op een milde migraine. Misselijk, hoofdpijn, duizelig, en een trillend ooglid aan de linkerkant. Dat laatste is niets nieuws, want die trilling gaat ook al zo’n drie weken mee. Toch maar iets gegeten, na eerst twee motillium instant naar binnen te hebben gewerkt. Kleine dingetjes, gelukkig. “Ge moet dat onder uw tong laten smelten”, had mijn lijfarts mij aangeraden.

Na een kwartiertje heb ik dan een croissant doorgespoeld met twee tramadols, onder de geïnteresseerde blik van collega Martini, die ondertussen de werkplaats had bereikt, en gelukkig opnieuw een broek had aangetrokken. “How many people in this office, do you think, are not on prescription drugs“, vroeg hij zich af terwijl hij twee bruistabletten in een glas water liet vallen.

gezwollen

De ganse dag zit ik al met een gezwollen gevoel. Nee, niet mijn nek; nee ik heb geen last van winderigheid; en nee, ook niet die zwellichaampjes —waar zit u met uw gedachten, vraag ik mij dan af.

Maar nu u daar toch zit, collega Martini is met vakantie. Dat betekent geen dubieuze woordspelingen (daar hebt u meteen de associatie met voorgaande gedachte) op het werk vandaag –want stagiair Johan wisselt enkel sigarettenrook en bacillen uit. Collega Martini reist vandaag naar Schotland, alwaar hij op een Scottish wedding werd uitgenodigd. Tenminste, zijn vriendin werd daarop uitgenodigd, en hij neemt maar al te gretig de kans te baat om een extra dag verlof aan te vragen. Flexitime zo heet dat bij ons, waardoor zijn werkuren volgende maandag op ongeveer min 7u55 komen te staan. Collega Martini gaat uiterst flexibel met zijn werkuren om.

De uitnodiging voor plechtigheid ging gepaard met een dringend verzoek tot naleven van een dress code. U raadt het al, collega Martini loop vandaag in een rok rond. “It’s a kilt!“, insisteerde hij nog, gisteren. Juist, ja.

Het gezwollen gevoel dus, met als enige symptomen dat mijn oorring vast zit (ik schep er groot plezier in dat ding rond te draaien als ik denk) en ik mijn ring niet van mijn vinger krijg (gelijkaardige uitleg). Heb ik al gezegd dat ik een hypochonder ben?

gemist

Om tien voor tien kwam collega Martini ons kantoor binnengewandeld. “Oh man, I can’t begin to list the things you missed last week.

Benieuwd kijk ik op. Veel gemist?

Hell yeah! Let’s see, we had… erm… there was… erm and then that fella… erm.. well nothin’ really. But I bet you had an interestin’ week hangin’ with your head down the loo and all.

Johan

Na afwisselend gezelschap, deel ik mijn kantoorruimte opnieuw met collega Martini. Eerst zou het duren tot zijn bureau –mijn oud bureau– heringericht werd, maar de laatste tijd vernemen we dat hij tot januari hier zou blijven. Wat niet noodzakelijk betekent dat hij in januari terug naar boven verhuist.

Ondertussen krijg ik ook nog steeds allerlei stagiaires in mijn bureau geduwd, al is de meest recente tot mijn –en Martini’s– teleurstelling een man: Johan. Een van de eerste taken die hij van het management moet ontvangen hebben, was ongetwijfeld Martini en mijzelf naar huis sturen. Johan is ziek.

Niet geestelijk ziek natuurlijk, hoewel sommigen het zouden aandurven dat in twijfel te trekken. Johan houdt immers van Metal, niet alleen als luisteraar, maar hij speelt in minstens één zelf opgerichte Metal band. Een beetje zoals Martini –ik heb toch al verteld dat Martini gitaar speelt in een of andere underground Britpop rockband? Zelf heb ik noch met het een noch met het ander genre een probleem, maar ik heb hier al mensen zuinigjes één wenkbrauw zien optrekken (meestal de linker) toen ze van de extracurriculaire activiteiten vernamen.

Maar goed, Johan is ziek. Een amechtige verkoudheid, die verder gepaard gaat met gesnotter, gekuch en een keelpijn die hij ondertussen reeds aan collega Martini heeft doorgegeven. Ik zweer ondertussen nog steeds bij mijn clementijnen om mij van de nodige vitaminen te voorzien. Voorlopig helpt het, want in een door Calvinisme ingegeven hardnekkigheid weigert Johan ziekenverlof op te nemen.

Johan is tevens een verstokt roker. Niet dat hij zich op het werk bezondigt aan zijn kankerkwekende gewoonte, dat is immers niet toegestaan, noch door de werkgever, noch door de Belgische wet. Maar elke ochtend als hij hier buiten adem toekomt, en elke middag, na zijn lunch die hij steevast buitenshuis neemt, brengt hij een walm met zich mee, waarvoor een astmapatiënt ettelijke dagen recuperatie zou nodig hebben. Toen wij er hem over aanspraken, beloofde hij zonder meer beterschap, maar dat bleken tot nog toe holle woorden.

Gelukkig is ook collega Martini fan van frisse lucht, en werken wij met het raam op een ruime kier geopend. Dat helpt niet alleen om de sigarettenwalm zo snel mogelijk te verluchten, maar tevens hopen wij daarmee de ziektekiemen zo weinig mogelijk kans te geven. En terwijl wij beiden vrolijk kwinkslagen uitwisselen, zit Johan onder twee pulls koppig te bibberen. Het lijkt me niet makkelijk, dat calvinisme op je schouders te torsen.

what’s for tea?

What’s for tea?” het is bijna onze dagelijkse begroeting. Sinds de tragische exit van collega A. deelt Martini opnieuw mijn bureau. Hij is van het negende naar het achtste afgezakt, en zit eigenlijk op exact dezelfde plaats, maar dan alleen een verdieping lager. Net zoals ik, in januari eerder dit jaar.

Tomato soup and baked beans. From a tin of course“, was het gevatte antwoord vanochtend, “don’t want any of that healthy stuff!” En met een brede grijns voegde hij eraan toe: “so what are you havin‘?”

Gestoofde wortelen, en kippeborst, en misschien ook bruine basmatirijst. Maar voor ik goed en wel het concept van ‘stoven’ kon uitleggen in het Engels, had hij me ontfutseld hoe thuis een ragout klaargemaakt werd.

De ingrediënten variëren, maar er zat zeker lamsvlees in (bas-côtes) en aardappelen, en look, en rapen, en als het even kan ook wortelen en spruiten. En dan dacht ik dat ik een savooikool had liggen –of ‘die flink uit de kluiten gewassen spruit’ zoals Henri ernaar verwees. Aardappelen had ik ook, en wortelen, en ajuinen, en look. Geen rapen, maar het lamsvlees kon ik bij de slager halen, waar ik op dinsdag toch langs ga om het bio-fruipakket op te halen.

Dus stonden al gauw een stukje lamsschouder (gemarineerd), twee mergues (ook al lam), en drie boerenworsten een uurtje op een laag vuur te pruttelen, vergezeld van voorvermelde groenten. Waarvan de helft wordt bewaard voor morgen —it tastes even better te next day zo had ik Martini verzekerd.

at both ends

Ohhhhh. But you can’t burn the candle at both ends like this, Bruno“, zei collega Martini daarnet.

Dat ik donderdag vroeg ging slapen, zei ik onlangs nog. En eigenlijk was dat niet gelogen. Het wás vroeg, toen ik in bed kroop, vanochtend. Ergens kort na drie uur.

U zal vandaag niet mijn gewone spitante zelf aantreffen. (Ik ben ten andere mijn brillendoos met daarin mijn bril en mijn USB stick met portable Thunderbird thuis vergeten. Geen e-mail en veel hoofpijn zullen mijn deel zijn.)

gossip

Kijk eens, we loggen in het Engels. Want dit had mijn Engelstalige collega, die we Ian Martini zullen noemen in een feeble attempt zijn naam te maskeren, te vertellen over een recente shopping trip met zijn dochtertje, errmm… Olive.

This Sunday morning –it was still early– I had to do some shopping so I went to Delhaize with Olive in the pushchair. As I was minding my own business, getting some fruit, all of a sudden there was this old lady addressing me in English holding up her hand saying:

“I hear your child is coughing. You’ll want to give her some of these white pears to eat. After half an hour she will shit, but the coughing will stop.”

I did the rest of my shopping and then when I got to the till and I’d paid for my shopping, this old lady was at the end of the till with a troley full of these pears just to show me that they had lots in the shop. (Is what she told me.)

I left the shop, which was a bit awkward, not only because I had to carry the groceries and push the pushchair out at the same time, but also because there seem to be people who think that the persons entering the shop take precedence over those leaving, so I had some real difficulties getting out. That plus there is no ramp and I had to get the lot off the stairs –which I managed effortless thank you.

When we got back home I gave her some juice, and two of those pears. There would have been some carrots too but as I forgot to buy them in Delhaize and I don’t trust the Iranian shop –as a matter of fact I don’t know if they sell veggies anymore– well, there simply weren’t any carrots. And half an hour later, Olive crouched down, said “poo” and pointed at her nappy. And boy did it stink.

But the coughing did stop.