Ze is weer weg. En hoewel ik nu weer ongehinderd mijn menige minaressen mag bespelen, is het spel toch niet hetzelfde. Zo nam ik vandaag Henri mee op mijn excessen, eerst voor de lunch, nadien voor een bijna drie uur durende wandeltocht in de Blaarmeersen. En terwijl hij schattig met groene gummi laarsjes de modder van het weggelopen water te lijf ging, kon ik er twee vervullen –de derde sputterde wat tegen. Van de modder ging het naar de top –waar ik sinds tijden van de skimat niet meer was geweest– en op de terugweg insisteerde hij haar te dragen, in ruil voor koffiekoeken.
“Quo vadis?”, vroeg ik hem op weg naar de bakker, “wat wil dat zeggen?”
“Waar gaat ge naar toe”, antwoordde hij breed lachend.
“Ah, naar de cinema.”
“Oh, en wat spelen ze”, veinsde hij geïnteresseerdheid.
“Quo vadis”, antwoordde ik onschuldig, “maar wat wil dat toch zeggen?”
We proestten het allebei uit.
“Dat is Latijn”, wou ik hem nog uitleggen.
“Ja, dat is de taal van de Romeinen, en net nu zit mama in Rome.”
Toen we met de koeken thuis kwamen, had hij geen zin meer om te poseren. Dus breng ik morgen maar twee in plaats van drie filmpjes bij de fotoman. (Ik moet dringend wat meer foto’s online zetten.)