Wij waren terug thuis, ergens rond 14u30 of zo, deze keer.
Ze gaan ons niet liggen hebben, dachten wij vanochtend, toen we onze treintickets kochten. We gaan gewoon voor eerste klasse. Groot was onze verbazing toen het perron nogal… leeg bleek toen we bovenaan de trappen bij spoor acht stonden. Twee minuten hebben we er gestaan, en toen dook Huug opnieuw op, en opnieuw hebben we onze reis gescheiden (van Huug dan) moeten verder zetten. Dju toch.
“Wij zijn wel met twee”, beet de man in eerste klasse mij toe, toen ik in de zetel tegenover hem plaats nam. Ik keek hem verbaasd aan: er waren immers vier zetels vrij.
“Dat treft,” haalde ik mijn beste glimlach boven, “wij ook.”
Rond half tien had ik Tessa tot bij de ambassade gebracht, en trok ik terug richting centrum. De Zavel had ik wel al gehad, en ik slenterde de Prinsengalerij binnen. Librairie Tropismes is maandag in de voormiddag gesloten, maar ik herinnerde mij Brüsel, van die keer dat ik er in de buurt een tentoonstelling van Hans ging bezoeken. Dat was ergens in de buurt van de Beurs, en dat kon toch niet zo ver zijn. Ik ben helemaal niet vertrouwd met Brussel, moet u weten. De Beurs ligt dichter bij waar ik mij bevond, dan het Centraal Station waar ik net vandaan kwam.
“Op een dag stond ik op,” had de man vanochtend tegen die andere man naast hem verteld, “en alles was weg. De helft van mijn appartement was leeg, alles had ze meegenomen. En dan kunt ge wil zeggen: ‘ander en beter’, maar we waren 34 jaar samen, ik ben 52, en dat gebeurt gewoon niet meer. Maar ik mag wel elke dag alleen gaan slapen en alleen opstaan, en elk ontbijt alleen over hetzelfde troebele brouwsel dat voor koffie moet doorgaan met mijn gazet hangen.”
Brüsel opent echter pas om 10u30, maar bijna vlak daarnaast ligt El Metteko, waar er een overvloed aan plaats is, en niemand op je vingers zitten te kijken (toch niet op dat uur). Een koffie en veertig bladzijden verder was Brüsel geopend, en ik vrees dat ik de Gentse middenstand even ontrouw ben geweest.
Ondertussen was het kwart na elf geworden, en hey: Tessa zal wel stilletjes aan haar visum hebben zeker? Snel terug naar het station, maar een koffie en een cola light later, hadden mij nog niet dichter bij Tessa gebracht. Bellen was geen optie, in de ambassade moet de GSM af. Stel u voor dat ge… dat ge… erm, ja, stel u voor dat ge… Enfin, zeg eens, wat kunt ge eigenlijk verkeerd doen met een GSM in zo’n ambassade? Dik drie uur later zag ik mijn geliefde pas terug, zonder zichtbare letsels, maar nog steeds ziek, en een beetje lastig van het lange wachten.
“Weet ge wat, heb ik hem toen gezegd,” ging de man door, nog steeds tegen die andere man naast hem, “als het u niet aan staat, dan ontslaat ge mij maar hé.” Hij zuchtte diep. “Ik was ervan overtuigd dat hij dat nooit ging doen. Tsja, anders zegt ge zo geen dingen natuurlijk, en ik betekende toen veel voor dat bedrijf, mon ami“, knikte hij, zijn wijsvinger schuddend in de lucht geheven.