Over sommige produkten valt eigenlijk niks te vertellen. De Nike+ Sportband is er zo één. Dat ding zit rond mijn pols, en per loopsessie moet ik er vier keer op drukken, en één keer in de computer steken. Mijn kilometers worden geteld, net zoals mijn tijd en mijn calorieverbruik –na het ingeven van mijn gewicht, wat tegenwoordig een guesstimate is, want ik heb mij in bijna geen jaar gewogen, denk ik.
Het zit gemakkelijk rond de pols, weegt niks, is eenvoudig te bedienen via één knop, die zich naast het afleesscherm bevindt. Let wel, voor de fanaten zitten er zelfs twee knoppen aan het toestel. De tweede knop zit langszij, en daarmee kan je tijdens het lopen switchen tussen afstand, tempo (pace), tijd en calorieverbuik; standaard toont het scherm tijdens het lopen de afgelegde afstand. Ik gebruik dat niet, ik kijk zelfs uiterst zelden naar het ding terwijl ik loop, maar duw gewoon op start bij de aanvang en stop bij het einde (zelfde knop).
Zo’n Sportband is meer dan voldoende voor wie –zoals ikzelf– recreatief loopt, en eigenlijk gewoon de afgelegde afstand en tijd wil bijhouden. Wie dat via Nike+ doet krijgt er overigens gratis nog schone grafiekskes en een steeds ontluikende gemeenschap bij. Wreed handig overigens is ook dat je de Sportband aan meer dan één sensor kan linken. Ik had nog een tweede sensor rondslingeren, en loop met twee paar schoenen, maar hoef niet langer de sensor te wisselen als ik van schoenen verruil.
Het ding is niet spotgoedkoop (maar veel goedkoper dan Suunto’s of Polars). Ik heb de mijne gekregen van Nike, maar ik heb mij laten vertellen dat hij te koop is voor net iets minder dan 60 euro. Perfect voor de recreatieve loper (het grootste deel van de lopers zijn recreanten, vermoed ik). Leutig vind ik dat, als zo’n product ongemerkt zijn ding kan doen.