verzamelleed

“Ge hebt hem al”, beweerde Tessa zondag toen ik in Popville met de derde doos Peanuts in mijn handen stond. Twee boeken zaten er in, met de strips van 1959 tot 1962.

“Maar neen”, antwoordde ik. “Ik heb er nog maar twee thuis, en dit is de derde.”

“Ge hebt hem al,” bleef ze volharden, “maar ge moet mij niet geloven natuurlijk.”

Geloven deed ik haar niet, en daarom heb ik hem toch maar gekocht. Al heb ik –want dat is het vervelende aan zo’n vrouwen– met de twijfel nu in mijn hart gewrongen, eerst gevraagd of ik hem desgevallend voor een andere mocht ruilen. Ik heb er immers twee, en er zijn er al drie, dus ik moest er zeker nog één hebben. Ruilen mocht.

Het was prachtig weer, dus ben ik de zware verzameldoos van de andere kant van de stad naar huis gewandeld. In het zweet des aanschijns, maar de inhoud van die doos was dat zeker waard.

Een snelle SMS-uitwisseling later bevestigde Paul-van-Popville dat het inderdaad geen probleem was om de verzameldoos om te ruilen. Dinsdag heb ik het zware onding meegesleurd naar het filmfestival, en ’s avonds had ik niet alleen delen 1 (1950-1954) en 3 (1959-1962), maar prijkte ook deel 2 (1955-1958) in mijn collectie. Deel vier komt er binnenkort aan, wisten ze mij te vertellen.

filmfestival 10/10

De dag van de cowboys en indianen, op het filmfestival. Vier van de vijf geplande films gezien, morgen is de filmplanning iets minder druk.

The Mark of Cain slaagt waar Sand and sorrow faalt: een moeilijke materie interessant genoeg presenteren zodat mensen blijven kijken. Waar Sand and sorrow al te realistisch en dus redelijk droog de materie presenteert, biedt The Mark of Cain een verhaal aan. In weze gaat het over de situatie in Irak, de Engelse aanwezigheid aldaar, en de folteringen. Er wordt weinig met de vinger gewezen, nog minder belerend of zwaar moraliserend tewerk gegaan, kortom, de toeschouwer behoudt de indruk dat hij voor vol wordt aanzien. Speelt nog op 11 en 13/10, en komt hopelijk daarna in de zalen terecht.

Auf Der Anderen Seite is de langverwachte film van Gegen die Wand-regisseur Fatih Akin. Het is een twee uur durend epos in drie hoofdstukken, dat eigenlijk net iets te lang is om goed te zijn. De andere kant wordt op drie verschillende manieren getoond: op cultureel vlak, tussen generaties, of in en uit de gevangenis. Interessante film, maar een beetje langdradig dus. Nog te zien op 12 en 15/10.

Niet alleen de titel van The Assassination of Jesse James by The Coward Robert Ford is ellenlang. De film duurt net geen drie uur, en dat zijn er twee te lang. Als de film van Atkin al iets te langdradig leek, dan s dit gewoon slaapverwekkend. Spanningsopbouw behoorde duidelijk niet tot de vaardigheden van de scenarist. De vertoningen op het filmfestival zijn uitverkocht, maar hij komt binnenkort in de zalen. U spendeert uw geld beter aan een andere film.

El Desierto Negro wordt vertoond zonder ondertitels. Mijn kennis van het Spaans is onbestaande, maar de dialoog in deze film is uiterst schaars, en eigenlijk van weinig belang. De beelden daarentegen, die zijn verschrikkelijk goed. Ik heb mij geen moment verveeld, al heb ik voor de vorm wel een paar keer bij het licht van mijn GSM de Engelse vertaling mee gevolgd die op een hand-out werd meegegeven. De film speelt nog op 12 en 13/10, en de kans is helaas heel erg klein dat hij in de Belgische zalen terecht komt.

Ekko heb ik voorlopig verruild voor een succulente Steak Rossini in de Martino. Uitstel is geen afstel voor Ekko, en als u die Rossini in de Martino nog niet hebt geproefd, dan moet u er deze week dringend langs!

filmfestival 09/10

Minder emotie, meer kwaliteit, was het thema vandaag op het filmfestival. Drie films stonden er op het programma, maar ik heb er maar twee van gezien.

La León, van Santiago Otheguy, is een bevreemdende film. Het is een tranche de vie, wat betekent dat er eigenlijk geen inleiding en ook niet echt een slot in zitten, maar dat je ergens middenin wordt gedropt, en dat je zonder veel uitleg ook ergens uit wordt weggerukt. De film is geheel in zwart-wit –en dat draagt zeker bij tot de impact van deze prent. Er heerst van begin tot eind een beklemmende sfeer, opgebouwd door een bijna tastbare spanning tussen twee mannen, Alvaro en El Turu. Verwacht u evenwel niet aan een thriller, en al zeker niet aan een actiefilm, maar dit is wel het soort film dat nog even zal nazinderen. Speelt nog op 12 en 16/10 –aanrader voor de kwaliteitszoeker.

Die Fälscher van de regisseur van Anatomie (1 én 2), Stefan Ruzowitzky, was één van de openingsfilms vanavond, en meteen ook een film waar al door velen reikhalzend werd naar uitgekeken. En terecht, zo mocht blijken. Die Fälscher is een vakkundig gemaakte film die boeit van begin tot eind. Dit is niet uw typische oorlogsfilm over jodenvervolging en de afschuw van de concentratiekampen, al zit het er allemaal subtiel in verwerkt. De nadruk ligt op het verhaal, en daardoor word je als kijker veel nauwer bij de film betrokken. Alweer een aanrader, nog te bezien op 10 en 15/10.

En dan was ik eigenlijk van plan nog naar Meet the Robinsons te gaan kijken. Maar gezien Henri net op bosklassen was vertrokken, en ik eigenlijk met hém naar die film wil, heb ik hem gewoon aan mij laten voorbijgaan. U hebt nog een bespreking van mij te goed. Ergens rond de kerstperiode waarschijnlijk.

Unimatrix One

“Hij kan niet denken,” kijkt Henri ons beteuterd aan. “Ik doe www punt donaldduck punt be,” zegt Henri, terwijl hij zijn laptop net niet omkeert, “maar hij doet niks.”

Tessa had Henri’s laptop naar Brussel meegenomen om er haar presentatie te geven. Toen hij al drie dagen niet uit de computertas was gekomen vond zoonlief het welletjes. “Wanneer mag ik nog eens op internet?”

“Doe maar jongen,” zei ik hem toe.

De computer kwam de tas uit, Henri tikte een poos, en verdween vervolgens onder de bureautafel. “De stekker van de voeding zat nog niet in het stopcontact,” zei onze technicus die opnieuw op het toetsenbord tokkelde.

“Hij kan niet denken”, volgde er een tijdje later. Want hoewel Tessa’s Macbook draadloos te gebruiken is, ligt de Dell nog aan een ethernetkabel gekluisterd.

Een Stark Trek fan in wording?

Zie ook: The Borg, Connectionism en Neural network

filmfestival 08/10

De grote emoties meteen, vandaag bij de press previews op het filmfestival.

In Sicko stelt Michael Moore het Amerikaanse model van de ziekteverzekering aan de kaak. Enfin, aan de kaak is veel gezegd: hij vergroot een aantal rampverhalen uit, trekt de ziekenzorg tot in het belachelijke, en stelt het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk als typevoorbeelden van hoe het wel moet. Geen subtiliteit, op zeer Amerikaanse leest geschoeid, en zal daar waarschijnlijk veel makkelijker weerklank vinden. Als dat de bedoeling is dan is hij daar waarschijnlijk in geslaagd, maar voor een Europees publiek is deze ‘documentaire’ te ééndimensioneel. Een acteel onderwerp, dat wel, nu Bush zijn veto alweer heeft gesteld (wat is dat toch met mensen die menen veto’s te moeten stellen).

Sand and Sorrow van Paul Freedman met de commentaarstem van George Clooney mist dan weer een beetje van de punch die Moore al te rijkelijk opgiet (of uitdeelt, afhankelijk hoe u het woord vertaalt). Uiterst schrijnend, de genocide, maar hoe kan je de mensen meer betrokken maken bij het onderwerp. Alweer, het lijkt wel voornamelijk op een Amerikaanse markt te zijn gericht.

Closing the Ring, van Lord Richard Attenborough bevat zonder twijfel de slechtste acteerprestatie van Christopher Plummer uit diens lange, lange carrière (meer dan 160 films). De film is op zijn best een soort zeer sterk verwaterde doorslag van Pearl Harbor. Peter Woodward leverde een totaal inspiratieloos script, dat bol staat van clichés, en daar kunnen zelfs de borsten van Mischa Barton niet aan verhelpen, vrees ik.

Maar wel veel emoties dus. Uw (on)rechtvaardigheidsgevoel wordt sterk aangesproken in Sicko; uw afkeer van de menselijkheid in Sand and Sorrow; en uw driestuiverromangevoel in Closing the Ring. Hoogvliegers zijn het niet, maar het filmfestival is dan ook nog niet echt begonnen.

herfst

“W of B”, vroeg ik vanochtend toen we opstonden. Twee paar ogen keken vragend terug. “Het zal waarschijnlijk weer heel mooi zijn om rond de Blaarmeersen te lopen, met al die mist’, legde ik uit. “En als we er lang genoeg over doen, zien we hem waarschijnlijk geleidelijk wegtrekken.”

Het eerste rondje, waartijdens Tessa en Henri respectievelijk meeliepen en -fietsten, volstond niet natuurlijk, maar een tweede wel, en tegen de tijd dat ik dat had afgelegd voelde ik me zo goed, dat ik maar aan een derde ben begonnen. De juffrouw met het vuurrode herfsthaar en het van inspanning gelijkgekleurde gezicht, die mij wel drie of vier keer in tegengestelde richting is gepasseerd, glimlachte bij onze laatste ontmoeting voorwaar even breed als ik zelf. (Al wist ze toen niet dat het onze laatste ontmoeting was, dus daaraan kan het niet gelegen hebben –ben ik u even voor.)

De zon die door de takken verstrooid op het looppad werd geworpen, het zeldzame groen dat al vlug in bruin en rood en allerlei tinten daartussen overgaat, de kilte die niet koud is, de mist die voor de warmte plaats maakt, en de rijp die van het schaarse bladerdak in dikke trage droppen op de paddestoelen valt. Het is herfst, een echt seizoen, en ik heb er veertien kilometer van genoten.

autoloos

“Ze hebben niet eens een auto!”

Buurman was zo gauw of tellen zijn trappen afgestormd toen hij de politieman-met-zwaailicht voor de deur zag. Schijnbaar achteloos maar geheel buiten adem pretendeerde hij verrast te zijn de agent te zien.

“Hoe bedoelt u, meneer”, vroeg de agent vriendelijk.

“Ze laten hier altijd maar auto’s wegtakelen voor hun deur, maar eigenlijk hebben ze zelf niet eens een auto”, legde buurman behulpzaam uit. En ze weigeren halsstarrig mijn cliënteel voor hun poort te laten parkeren, dacht hij er verbolgen bij.

“Dat zal ik meteen even controleren, meneer”, verzekerde de agent, terwijl buurman de straat overvluchtte en in zijn wagen wegkroop. De agent belde aan.

“Dag meneer”, zei hij nog steeds heel vriendelijk, terwijl hij beslist de poort binnenkeek, alwaar hij een wagen ontwaarde. “Is dat uw voertuig?”

“Hier in de garage, bedoelt u? Jawel hoor.”

“Mag ik even de papieren van het voertuig zien, alstublieft meneer? Men heeft mij namelijk verteld dat u niet over een wagen zou beschikken.”

De agent nam snel de papieren door en verontschuldigde zich. “Nee meneer, ik mag niet zeggen wie dat heeft beweerd”, verkondigde hij, daarbij heel subtiel in de richting van buurmans huis kijkend. “Maar ik laat meteen de takelwagen komen. Nog een prettig weekend, meneer.”

kinders

Een mooie roste zit al een tijdje in onze tuin. Ik denk dat ze van een van onze buren is, maar helemaal zeker ben ik het niet. Ze klimt op het dak van ons achterhuis, lacht gemelijk naar onze gecastreerde kater, en acht zich de koningin van haar lusthof. Een lusthof was het wel degelijk, want een tijdje geleden ontwaarden wij een kluwen van kinders en een angstig gepiep dat uit de takkenverzamelplaats in onze tuin opsteeg, telkens wij het al te dicht benaderden.

Gedurende een tweetal weken zitten er twee kleine katjes in de tuin, dartel met elkaars voeten spelend. Een rostje en een grijsje, en hoewel ik die laatste wel naar de correcte Gentse school kan sturen, weet ik begod niet waar die andere heen moet. Niet dat ik ze zou kunnen grijpen overigens, want bij de minste vreemde aanwezigheid spurten ze ofwel de takkenbossen in ofwel onder de haag. Geen mens die daar bij kan.

Vanochtend troffen wij het rostje aan, langs de kant van die buur, met opengereten gezichtje en dito ribbetjes.

De moeder, die we de afgelopen week niet veel meer hadden gezien, is vanmiddag de tuin terug in gekomen. Ze zit op een paar blokken hout, vanwaar ze de tuin overschouwt, haar grijsje beschermend tussen haar poten getrokken. En zoekt daar, aandachtig maar met bloedend hart en zacht geweeklaag, haar lusthof onophoudelijk af.

nieuw speelgoed

Ach, hoe lang overwoog ik al niet om studiolicht aan te schaffen. Nu de 5D nog steeds uit mijn arsenaal is verdwenen, en de Hasselblad meer en bij voorkeur gecontroleerd licht nodig heeft, heb ik (een tijdje geleden) de stap dan toch maar gezet. Een beetje aarzelend, want vanzelfsprekend is dat niet, dus voorlopig ben ik er nogal gerust in dat ik niet aan die kunstlichtgemakken gewoon ga raken.

Zoals steeds heb ik het internet afgeschuimd op zoek naar informatie, en uiteindelijk ben ik bij het aanbod van het Zwitserse Elinchrom beland. Schitterende zaken hebben ze daar, waaronder de betaalbare D-Lite 4 To Go set. Twee flitsen van elk 400 wattseconden, telkens met een modelling lamp, softbox, en statief, en kabels.

Bij licht hoort een lichtmeter, maar zo’n Gossen Sixtar kunt ge helaas niet gebruiken om flitslicht te meten. Dus hebben we in een nieuwe, hypermoderne lichtmeter geïnvesteerd. Zo een die ge voor de rest van uw leven kunt blijven gebruiken, en voor zowat elke mogelijke lichtsituatie kunt inzetten (in dit geval de Sekonic L-785D). Ik heb hem al meegesleurd (want hij is groot) naar Jazz in ’t Park, waar hij al uitstekende diensten heeft bewezen.

Gisteren kreeg ik van Henri te horen dat er foto’s moesten gemaakt worden voor zijn verjaardag, en op drie minuten tovert ge dan zo’n dingen tevoorschijn (langer dan drie minuten hield ik het niet vol, met dank aan de migraine):

Henri Henri Henri

(Canon EOS 40D, ISO 200, EF 16-35mm f/2.8 L II USM @ 20mm, 1/250s, f/8)

Er kan nog veel aan verbeterd worden, ik weet het (zowel technisch als creatief). Dringend tijd om eens wat te experimenteren.