haar! haar!

The most important thing a woman can have – next to talent, of course – is her hairdresser.” was het Leitmotiv deze week. Dingske met het verse kapsel startte de zelfverklaarde kleine hetze met een korte coupe, Tessa boekte in Wakko, maar Sandra ging eerst en verliet als herboren de kapperstafel.

Tessa gaat naar de kapper

Zo lang was Tessa’s haar tot ergens 16u30 vandaag, toen de sympathieke kapper met weidse gebaren aan de snit begon.

Tessa gaat naar de kapper

Ik mocht het zaakje fotografisch vastleggen –de enige voorwaarde die ik had gesteld– terwijl Henri de kindvriendelijkheid van Wakko op de proef stelde. Ik kreeg een zeer professionele indruk van de zaak –de meneer wist duidelijk waar hij het over had, en Tessa had dan ook al gauw voldoende vertrouwen om hem zijn gang te laten gaan.

Tessa gaat naar de kapper Tessa gaat naar de kapper

Nog even een snelle voor en na –ik doe morgen nog wel eens een korte photoshoot met film.

Tessa gaat naar de kapper Tessa gaat naar de kapper

vrouwen

Vrouwen hebben niet veel nodig om samen te spannen, en al zeker niet als het over haar gaat. “The most important thing a woman can have – next to talent, of course – is her hairdresser“, zo besloot Patricia haar artikel, Kort met een split rechts (bij Het Project). Veel meer dan dat had de helft van het Gentblogt vrouwenkransje niet nodig.

Haar! schreef mijn madam, alsof ze gans haar leven al met niks anders worstelt. En dan mocht ze mijn nog episch met de omschrijving mijn lief op mijn gevoel trachten te werken, tegelijkertijd droomt ze nu niet alleen hardop van een vertrouwenskapper, ze heeft het bovendien ook op haar blog aangekondigd. Ik zou het, net als Patricia, fantastisch vinden om een kapper binnen te kunnen stappen en te kunnen zeggen: ‘Doe uw goesting. Verras mij. Maak er iets schoons van. Ik vertrouw op u.’ Lap. Geen weg terug.

Waarop bovendien deze mevrouw haar via e-mail gretig bijsprong: “ik ga mee!” En ook deze juffrouw laat zich van haar meest vrouwelijke kant zien: Ik ga precies identiek hetzelfde doen als Patricia, iets dat ik trouwens nog wel al gedaan heb: “beste meneer de kapper, gelieve mijn haar te doen. er mag een heel stuk af.”

*zucht*

En wie ben ik dan om tussen een vrouw en haar haar te staan. Zolang ik achteraf tenminste de foto’s mag vrijgeven…

just do it

Are you a hands-on kind of guy?” was een vraag die ik een tiental jaar geleden kreeg voorgeschoteld tijdens een job interview. Ik had net een half decennium als zelfstandige achter de rug, en het was het moment vlak voor de dot-com bubble zichzelf met een stille zucht van opluchting opblies. Mijn kennis van de Engelse taal was ook toen al behoorlijk, maar de zenuwen van het lot dat mij voor het komende decennium leeg tegemoet staarde, maakten mij voorzichtiger dan ik had moeten zijn.

“Erm, why yes, sure”, stotterde ik uit, en in de woordenbrij die daarop volgde, trachtte ik John –zoals mijn toekomstige baas toen reeds insisteerde dat ik hem aansprak– uit te leggen dat ik wel degelijk van aanpakken weet, maar daarom nog niet onbezonnen te werk ga. Tot vandaag geloof ik nog steeds dat dit antwoord zwaar heeft doorgewogen in hun beslissing om mij aan te nemen. Dat, en er waren toen gewoon zo goed of geen mensen met mijn ervaring die bovendien bereid waren in loondienst te treden –in België toch niet.

Weinig van wat ik toen heb verteld was overigens gelogen –hooguit hier en daar lichtjes bijgekleurd. Ik ben geen manager, en ik hou nog steeds niet van ellenlange zogenaamd probleemoplossende vergaderingen. Ik hou wel van de stille kracht die vaak ondanks alle hinderpalen gewoon blijft doordoen en uiteindelijk vooruit geraakt waar anderen ter plaatse blijven trappelen door –met de beste wil van de wereld– via heelder theorieën en het afwegen van opties te blijven zoeken naar de beste invalshoek.

De beste manier om iets te doen, is eraan te beginnen. Dat is niet hetzelfde als zich als een kip zonder kop nietsontziend in een avontuur storten, maar dat betekent wel ondernemen. Of zoals John het verzuchtte toen ik voor te veel van mijn ideeën zijn toestemming verzocht: “You’ve got the ball; now run with it!”

sloefkes, een lepel, en koffie

Eigenlijk wou ik de rode, maar (1) ze hadden ze niet op voorraad en ik wou ze onmiddellijk, en (2) ze leken mij bij nader inzien toch iets té seizoensgebonden. Dus ben ik met de zwarte naar huis gekomen. Ze blijven lelijk, vind ik, maar ze zitten wel verschrikkelijk comfortabel. En warm. Tessa en Henri waren eerder al zeer enthousiast over de crocs, mijn oude sloefkes waren net kapot, en die crocdinges zien er redelijk onverslijtbaar uit (als de vulling zou verslijten, kunnen ze nog altijd zonder gebruikt worden).

Een week (of twee) geleden had ik al een eerste verjaardagscadeau gekregen. Tessa had in de Standaard boekhandel aan de Kouter De Zilveren Lepel in promotie gevonden, en daarmee hebben we dan ons kookboekenbudget voor 2007 afgesloten.

En tot slot was er nog die (lege) doos. Daar zijn we gisteren –in de buurt van de Zuid– mee op de tram gestapt. Een gelukkig grotendeels lege hermelijntram, zodat ik zonder al te veel manoeuvreren het pakket veilig naast ons op een zetel kon neerpoten. Erin zat een koffiemachine, dat we onszelf hebben cadeau gedaan voor mijn verjaardag/onze kerstdag/nieuwjaar. Onszelf, jawel, want Tessa –voorheen gekend als juffrouw ik-drink-niet-graag-koffie– is tegenwoordig verlekkerd op cappuccino. Vandaar ook dit redelijk volautomatisch en onderhoudsvriendelijk systeem dat met een druk op de knop (en zonder accessoires) schitterende cappuccino maakt.

Nu vooral opletten dat ik weer niet overdrijf met die koffie.

17 december: feest

Op 17 december, tijdens een woeste sneeuwstorm waarin geen levende ziel zich durfde te wagen –waardoor mijn arme moeder na haar verlossing geheel alleen met kraamkoorts lag verscholen onder tien dekens waarin net genoeg ruimte was gelaten zodat ze de ijsbloemen op het raam van het hospitaal, waarheen ze op eigen kracht was getrokken, nog net kon zien aandikken– welnu, tijdens die storm, en wel om zeven uur des avonds heb ik voor de eerste keer het levenslicht gezien. Kunstlicht evenwel, want op 17 december om 19u is het –zoals u zelf kunt constateren– aardedonker.

Het feest gisteren had daar alles mee te maken. Ik houd er nu eenmaal van mijzelf in een keuken te kastijden en –onder het mom van versheid– de dagmaaltijd onvoldoende voor te bereiden. Op voorhand had ik vanzelfsprekend een aantal kookboeken doorbladerd, maar het was pas eergisteren dat ik mij de moeite had getroost om een halfslachtige lijst met ingrediënten op te stellen.

Zaterdagavond heb ik een brood gebakken –ik bericht u eerstdaags over mijn toch wel fijn gevonden broodrecept (of heb ik dat recent nog gedaan?)– waarvan ik een aantal getoaste sneden heb gebruikt bij de amuse-gueule, in combinatie met een streepje gazpacho en guacamole.

Het tussengerecht was Ravioli all’ osso buco, het recept waarvan zich bevindt op pagina 374 in de Nederlandstalige editie van Giorgio Locatelli’s Made in Italy. Qua tijdsbestek had ik daaruit enkel “en laat hem daar een uur staan” onthouden (daar zijnde de oven), ware het niet dat de oven was bezet door het veeltijdige hoofdgerecht, én dat men –alvorens het sedentaire uur waarvan sprake– eerst ongeveer nog over een uur dient te beschikken voor de voorbereidende arbeid, en nadien nog over een dik half uur (lees: drie kwartier) voor de afwerking.

De groenten dienen te worden gesmoord (niet: gekleurd, zo waarschuwt het recept), de kalfsschenkels in een braadpan goudbruin aangebakken, vervolgens bijgeplaatst bij de gesmoorde groenten, om de braadpan met een halve liter witte wijn te blussen. Gezien de oven was bezet, bleef de bereiding gedurende het daartoe voorziene uur op het vuur doorpruttelen (controleer elke 10 minuten om te zien of het niet te hard borrelt –anders wordt het vlees taai en droog).

Na het uur gaat het vlees eruit om heel even af te koelen, en wordt het kookvocht (naast de wijn zat er ook een ruime liter kalfsfond in) gezeefd en opzij gezet. Het vlees, van het meeste vet ontdaan, wordt samen met het merg en de groenten grof gepureerd, en in de koelkast geplaatst.

Ondertussen had ik ook al pastadeeg gemaakt (zie bladzijde 330 van Made in Italy), en ik moet zeggen, dit is het beste pastadeeg dat ik ooit al heb gemaakt. Twee eieren, één eierdooier, 250g bloem, en wat natte vingers. Een uur (uit de koelkast!) laten rusten, en dit deeg liet zich fantastisch bewerken.

Maak de ravioli’s, warm ze op in kokend water, en overgiet met de ondertussen wat ingekookte en met boter opgedikte saus. Heerlijk! Zonder overdrijven.

Het hoofdgerecht heb ik gepikt vanop het internet. Toen ik vorige week ziek te bed lag, was ik op Vitaya bij Gene Bervoets en Geert Van Der Bruggen in het programma stoofpotjes terecht gekomen. Het recept dat toen mijn aandacht trok was Estouffade volgens de Lijsterbes –draadjesvlees, zo verwees Van Der Bruggen er in het programma naar. Bernard, mijn slager (van Natuurvlees Dobbelaere in de Handbalstraat hier om de hoek), wist meteen waar ik het over had, en haalde zonder dralen anderhalve kilo onversneden stoofvlees voor mij uit zijn ijskast.

Drie uur heeft de bereiding in mijn oven –mijn roterende oven, die onder het gewicht van mijn ovalen Creuset en haar inhoud evenwel niet meer aan roteren toekwam– op een gezapige 160°C staan stoven. Zonder deksel, maar –net zoals ik in het programma had gezien– wel met een geïmproviseerd deksel van bakpapier.

Dit vlees was mals. Dit vlees was sappig. Dit vlees smolt bij aanraking, en werd nog beter –ik hield het niet voor mogelijk, maar toch– met de saus die er volgens het recept moest worden bij geserveerd.

Edoch! Jammerlijk mislukt waren de twee bijgerechten bij dit fantastische recept.

Witte bonen, zo u ondertussen mogelijks reeds elders hebt vernomen, moet twaalf uur weken voor gebruik. Tessa had er zaterdag de halve stad voor afgezocht, en hoewel de verpakking het wel degelijk vermeldde, had ik verzuimd de nodige weektijd uit te trekken –wie leest er nu ook een handleiding. Eén uur volstaat dus niet. Maar goed, misschien maak ik binnenkort wel eens witte bonen in tomatensaus. Of chili con carne (dat dan wel weer met rode kidneybonen moet worden gemaakt, maar hey, ik heb nu witte bonen in huis.)

Ook de gnocchi zagen er niet meteen uit zoals op de televisie. Ze smaakten wel heel lekker, maar het was meer een prakje dan vaste vormpjes. Het recept op de Vitaya-site was behoorlijk summier –veel meer dan een opsomming van de ingrediënten was het niet– en ik had er niet aan gedacht om er even Locatelli of de Zilveren Lepel op na te slaan (jawel Koen, ik heb hem ook voor mijn verjaardag gekregen).

Het dessert, ten slotte, was mijn tarte tatin, met voor de helft Goudrenetten, en voor de andere helft Granny Smiths. Mijn schoonvader –taartenmaker bij uitstek– was behoorlijk onder de indruk.

bloggen is gemakkelijk

“Mama, gelijk gij blogt is dat wel gemakkelijk hé. Het enige wat gij eigenlijk doet is op uw weblog opschrijven wat ik zeg.”

Ik tracht mijn schaterlach te bedwingen. Tessa kijkt geamuseerd.

“En hoe weet gij dat zo goed?”, vraagt ze met plagerig. “Wie laat u mijn weblog lezen?”

“Mamaaa!”, verzucht hij alsof hij de meest evidente dingen steeds weer moet uitleggen. “Dat zit gewoon in mijn bookmarks natuurlijk.”

“Oh!” kijk ze verrast, “en wie heeft dat daar dan wel in gestoken?” Onderwijl werpt ze nog gauw een blik in mijn richting.

“Maar nee, mama,” ontkracht hij meteen haar suggestie, “ik heb dat wel zelf gedaan hé. Die van papa zit er ook in, en die van Gentblogt ook. Tsja, ik moet toch op de hoogte blijven…”