[wijvenweek] mannen

God maat, mannen. Ik ga daar niet over beginnen. “Elke vrouw wilt een mannelijke man als ik het zo lees,” zei ik gisteren nog, vol van mij eigen spitsvondigheid, “en tegelijkertijd moet hij wel gans het huishouden doen.”

“Gelijk gij he schat,” kwam het snel, terwijl ze zich wulps in mijn armen sloot. Ach, ze kent mij zo goed. (En mannen zijn zo gemakkelijk te bespelen, laten wij vrouwen dan maar denken.)

Toen ik ongeveer zes jaar oud was zat ik in de Gordy Tips aan de Dendermondsesteenweg in Destelbergen, vlakbij de oprit van de R4, vlijtig in Suskes en Wiskes te lezen, terwijl mijn moeder gordijnstoffen uitkoos. Die strips lagen in een speciaal daartoe voorzien kinderhoekje, zodat de moeders op hun gemak konden rondkijken –marketing bestond reeds in de jaren 70. Bij mij in dat hoekje zat een meisje, dat natuurlijk –want zo zijn meisjes– net dát stripverhaal wou waarin ik aan het lezen was. Ik denk dat ik er een kusje voor heb gekregen.

Nadien heb ik nog vele meisjes leren kennen, maar geen enkel trachtte mij mijn stripverhaal afhandig te maken. Mijn cola, mijn ijsje, mijn t-shirt, mijn mobilette, mijn eigendunk, dat wel, maar ach, geen van die meisjes is mij eigenlijk bij gebleven –behalve dat meisje in de Gordy Tips.

Toen ik twintig was, stond ze daar opnieuw. Niet in de Gordy Tips, maar in een computerlokaal van het ARC (RekenCentrum van de RUG) stond een Bavomeisje in groen uniform met blonde poedelkrullen. “Dat is mijn vrouw,” flitste het door mijn hoofd, met een vanzelfsprekendheid waar geen enkele argumentatie tegenop zou kunnen. Nog geen half jaar later waren we samen, en dat zijn we –na 18 jaar– nog steeds, ik en dat meisje uit de Gordy Tips.

Lees meer wijvenblogs tijdens de wijvenweek.

[wijvenweek] shoppen

“Schat,” klinkt het vaak des zaterdags, “ik moet nog iets hebben uit de stad. Zullen we gaan ontbijten bij Bloch?” En als ze het zelf (zo) voorstelt, dan weet ik alras hoe laat het is.

Ik shop (niet) graag. Ik weet het niet. Echt niet. Ik vind dat kleren te veel geld kosten. Veel te veel. En dat iedereen naar mij staat te kijken als ik iets pas. En dat ik het een verschrikkelijk gedoe vind om de juiste maat eruit te halen, en daarbij dan nog het juiste model dat op de goede plaatsen wel aansluit en op nog betere plaatsen niet.

Ik volg de mode niet. Totaal niet. Geef mij maar een jeans of als het echt moet zoiets casuals, en dan een onderhemd, met een t-shirt in de zomer of een pull in de winter. Onderhemden (of (onder)lijvekes) zijn zeer belangrijk overigens. Een extra laag om de koude tegen te houden in de winter, een extra laag om zweet tegen te houden in de zomer.

Maar shoppen.

Een keer, hooguit twee keer per jaar stap ik zo een aantal winkels binnen om snel de schappen af te wandelen en niks te vinden. Of wacht, dat toch, of nee, daar ben ik nu wel serieus te oud voor geworden. En dan shop ik enkel voor mezelf. Hoogst uitzonderlijk shop ik met iemand mee. Want dan moet ik wachten en smiezen en plotten en zien of dat wel past of nee toch niet en dat is wel leuk maar dat is te duur en ik ga dat eerste nog eens proberen want dat was toch beter.

Nee, ik shop niet mee.

Tenzij het boeken zijn. Of strips. Of tijdschriften. En dat is leuk, want daarvoor moet ik geen zeven winkels aflopen, maar ik kan gerust een uur in dezelfde spenderen.

Of gebruiksvoorwerpen. Waarvoor ik dan eerst dagen, soms zelfs weken of maanden ga window shoppen op het grote internet. Of die specificatie wel klopt, en of ik dat nu echt nodig heb, die koekjesvorm, dat fototoestel, en waar ik nu de beste bloem kan halen en wanneer die verdomde iPhone nu eindelijk in België wordt uitgebracht om hem dan uiteindelijk toch niet te kopen.

Of tassen. Ge kunt er niet genoeg hebben. Een boekentas van Texier, een rugzak van Haglöfs, een tweede van Jack Wolfskin (voor op de motor), een schoudertas van Hedgren, een van Offermann, een van Manhattan Portage, een rugzak van LowePro en een Billingham Hadley Pro voor het fotomateriaal, en nog een schoudertas van Tumi.

Euh, sorry. Er wordt gebeld. Dat zal de Crumpler Leather Daily Limited Edition zijn die ik via ebay nieuw heb kunnen kopen.

Lees meer wijvenblogs tijdens de wijvenweek.

[wijvenweek] mijn manlijf

Bon, ik zie niet in waarom de wijvenweek exclusief aan het vrouwelijk geslacht zou moeten worden voorbehouden. Emancipatie, meneer, mevrouw, en wettelijk gezien moeten alle vacatures beschikbaar zijn voor zowel mannen als vrouwen. Dus ik doe mee. Nèh.

/trekt aan Huug zijn mouw

Het onderwerp van vandaag is het lijf (m/v), en terwijl sommige vrouwen dat naar de letter nemen, beginnen anderen al meteen met productjes en crèmes te goochelen. Wij doen mee.

Dat lijf, ja, dat is er. En het is er al in vele maten en gewichten geweest. Op mijn zwaarst zat ik rond de 78 (ik meet één meter tachtig), heden zweef ik tussen de 65-67. Ik heb er nooit wreed mee ingezeten, tot ik op een bepaald moment voor een levensverzekering een fietstest moest afleggen bij de dokter. “Ge zijt net geslaagd,” was het verdict, “enfin, eigenlijk net niet, maar ik zal het door de vingers zien. Verzekeraars zijn uitzuigers.”

Voor mij klonk er toen een luid waarschuwingssignaal, en ik ben daags nadien met een dieet begonnen. Een echt dieet was dat niet, ik ben gewoon gestopt met snoepen. Op een kleine twee maand ben ik toen een achttal kilo’s kwijt gespeeld, tot een mooie ronde 70. Na de eerste maand ben ik ook wel meer op mijn voeding beginnen letten: ’s morgen Special K met banaan, ’s middags een ruime portie groenten met wat brood, en ’s avonds een warme maaltijd.

Eigenlijk ben ik daar toen iets te ver in gegaan, en op een bepaald moment woog ik net geen 64 meer. Ik heb ten andere nog steeds een broek uit die periode, eentje van Sisley, die we op reis in Portugal hadden gekocht, en waar ik nadien nooit meer ben in geraakt. Nu zit ik op een gezond gewicht, en omdat ik regelmatig loop hoef ik niet echt verschrikkelijk te letten op wat ik eet. (En op de dagen dat ik niet loop, doe ik nog wel een stuk of wat crunches en pruts ik wel eens met kleine gewichten.)

Bof, ik heb niet echt te klagen. Niet dat alles perfect is (verre van, en dat hoeft ook niet), maar ik heb er niet meteen complexen over. Maar hey, ik ben een man van den ouden stempel, ben nooit bij de scouts geweest, dus ge zult mij niet snel in een korte broek zien rondlopen. Euh, behalve om te hardlopen dan, maar dat doe ik als het koud is zelfs in tights. Oh, en dienaangaande: beste juffroukes, mijn gezicht, dat bevindt zich zo’n halve meter hoger.

Lees meer wijvenblogs tijdens de wijvenweek.

foto

Daar klinkt mijn GSM, opgewonden van de twee SMSjes die hij mocht ontvangen. Heb je die foto van henri gekregen?, en een tweede sms die mij uitnodigt om die MMS online te bekijken. Raar, want mijn GSM kan nochtans MMS aan.

Ik ga kijken op de site van mijn GSM provider, geef de code in die ik ontvangen heb, en laat dit naar mijn inbox doorsturen:

mijn eerste mms

Aanschouw: mijn eerste MMS. De techniek staat voor niets, zeg ik u.

Amai da’s straf

Toen ik een jaar of acht-negen was, had ik straf gekregen van de prefect. Totaal onverdiend, dat hoeft niet gezegd. De straf hield in dat ik een blad of twee-drie moest volschrijven met teksten uit het klasreglement, een taak waar ik –en met mij de buurtvriendjes– enorm tegenop zag. Maar hoe ik mijn zaak ook bij mijn moeder bepleitte, zij bleef onvermurwbaar.

“Maar ik heb dit niet verdiend! Ik heb niets gedaan”, schreeuwde ik verbolgen mijn verontwaardiging bij elkaar.

“Dat is dan voor die keer dat ge wél iets gedaan hebt, en dat de meester het niet heeft gezien”, legde mijn moeder uit.

“Maar dat is niet eerlijk”, gaf ik niet op. Ik was toen al redelijk koppig, en er was eenvoudig geen sprake van dat ik die straf zou maken.

“Goed,” vervolgde mijn moeder, “ge kunt kiezen: of ge stopt nu met zagen en ge maakt die straf, of ge maakt erbovenop voor mij nog wat straf bij.”

En tegen zoveel argumentatie kont ge gewoon niet op, dat had ik al geleerd.

Och, ik begrijp dat wel een beetje, zo’n reactie [via]. Maar ik kan mij zeer goed voorstellen dat ik desgevallend net zoals mijn moeder destijds zou reageren. Het leven ís niet (altijd) eerlijk, en ook daar moet ge mee leren omgaan.

Voor de rest ben ik het grotendeels eens met wat Michel schrijft. Ge hebt een vertrouwensrelatie met de school, wat betreft de opvoeding van uw kind. Door een dergelijke reactie hypothekeert ge niet alleen die relatie, maar meteen ook de ganse opvoeding. En dan komt ge pas in de problemen.

goed

Wilt ge weten dat ik vanochtend al was vergeten wat ik gisterenochtend had gedaan?

“Hoe ge weet het niet meer”, ondervroeg ik mijzelf. “Ge hebt toch weer geen ganse voormiddag doelloos zitten surfen? Of naar tv liggen kijken? Of boeken gelezen?”

“Natuurlijk niet,” kwam het sussende antwoord, “ik ben toch helemaal niet ziek meer.” En toen ik het ontbijt had gemaakt wist ik het weer: “ik heb Skype geïnstalleerd. Voor als we in Seattle zijn.”

En ik heb ontdekt dat ik met Henri naar de tandarts moest. Op tijd ontdekt dat ik met Henri naar de tandarts moest. Ik heb daarna wel een paar keer naar zijn school moeten bellen om te regelen dat ik hem op de middag kon afhalen –’s voormiddags zaten ze met de klas in het park. Het was schoon weer, en de juffrouw had gezegd dat ze zich dan maar warm moesten kleden, en botten aandoen, en dat als het niet regende dat ze dan naar het park zouden gaan. Waardoor hij zijn toets godsdienst in de namiddag heeft gemist. En geen huiswerk heeft meegekregen.

En dan heb ik, nog brood gebakken –ik moet tegenwoordige elke andere dag brood bakken. We eten gemiddeld een brood per dag –de overschot gaat in een doos, en daar maak ik in het weekend broodpudding van. Een klein brood, van zo’n vijf-zeshonderd gram, schat ik, maar toch: een gans brood met ons gedrieën. Het tweede brood, dat er een dag heeft gelegen, vind ik meestal wat slapjes geworden, maar ik heb daar nu een trucje voor gevonden. ’s Ochtends gaat het brood vijf minuten de (niet voorverwarmde) oven in, die op 250°C wordt ingesteld. Na die vijf minuten heeft dat brood opnieuw een knapperige korst zoals het hoort.

En ik heb inkopen gedaan in de Delhaize. Voornamelijk melk, want dat vliegt er hier door, met zo’n opgroeiende slungel. Henri drinkt geen frisdrank overigens. Enkel melk, of water, of (vers) fruitsap. Soms ook wel eens chocomelk. En het is niet dat hij geen frisdrank zou krijgen, hij vindt het gewoon niet lekker. Houden zo, jongen!

En dan was er muziekles.

En dan waren er oliebollen, die we samen met Opatuur hebben opgegeten.

En dan was er vergadering van Het Project, en eigenlijk had ik daar nog wel wat willen blijven plakken, maar ik was te moe, en mijn ziekte liep aan het einde, en ik had geen zin om te hervallen, dus ben ik maar braafjes naar huis gegaan. Ik moet mij overigens flink hebben gedragen, gisteren, want hoewel de regen bij bakjes uit de lucht viel heb ik niet eens lang op een tram moeten wachten –terwijl er rond dat uur gemakkelijk een half uur tussen twee trams kan zitten.

Het was een goede dag eigenlijk, nu ik er zo aan terugdenk.

nog ziek

De madam heeft het mij goed doorgegeven, vrees ik (ze steekt het gewoontegetrouw op de zoon natuurlijk, die arme jongen). Terwijl zij weer vrolijk en gezwind (lees: totaal afgemat maar dat stijfkoppig negerend tot ze wéér stuikt) aan het werk blijft, lig ik thuis zelfverklaard te zieltogen. Geef toe, ik heb er een passende dag voor uitgekozen, met die alles omringende storm.

Alles heb ik al geprobeerd ondertussen, van citroensap met warm water, citroensap met hete thee, tot Henri’s favoriete warme melk met chocoladesnippers en honing –tot ik mij bij de eerst teug herinnerde dat ik helemaal geen honing lust. Nog geen wasabi nee (u weet wie u bent).

Vanavond staat Eugene Chadbourne op het programma (die donderdag nog eens terugkomt met The Germans, maar dan ben ik thuis). Het begint maar om 22u, dus tegen dan zal ik wel al uit mijn bed geraakt zijn, hoop ik. Als avondmaal bak ik wel een ei voor de kroost, en dan ga ik morgen wel bij de slager langs en om groenten.

(Ik heb hoofdpijn ook, en vaak is dat de voorbode van een uitstekend concert. En voor 4 euro kunt ge niet bekocht worden.)

dagje brussel

Wij waren terug thuis, ergens rond 14u30 of zo, deze keer.

Ze gaan ons niet liggen hebben, dachten wij vanochtend, toen we onze treintickets kochten. We gaan gewoon voor eerste klasse. Groot was onze verbazing toen het perron nogal… leeg bleek toen we bovenaan de trappen bij spoor acht stonden. Twee minuten hebben we er gestaan, en toen dook Huug opnieuw op, en opnieuw hebben we onze reis gescheiden (van Huug dan) moeten verder zetten. Dju toch.

“Wij zijn wel met twee”, beet de man in eerste klasse mij toe, toen ik in de zetel tegenover hem plaats nam. Ik keek hem verbaasd aan: er waren immers vier zetels vrij.

“Dat treft,” haalde ik mijn beste glimlach boven, “wij ook.”

Rond half tien had ik Tessa tot bij de ambassade gebracht, en trok ik terug richting centrum. De Zavel had ik wel al gehad, en ik slenterde de Prinsengalerij binnen. Librairie Tropismes is maandag in de voormiddag gesloten, maar ik herinnerde mij Brüsel, van die keer dat ik er in de buurt een tentoonstelling van Hans ging bezoeken. Dat was ergens in de buurt van de Beurs, en dat kon toch niet zo ver zijn. Ik ben helemaal niet vertrouwd met Brussel, moet u weten. De Beurs ligt dichter bij waar ik mij bevond, dan het Centraal Station waar ik net vandaan kwam.

“Op een dag stond ik op,” had de man vanochtend tegen die andere man naast hem verteld, “en alles was weg. De helft van mijn appartement was leeg, alles had ze meegenomen. En dan kunt ge wil zeggen: ‘ander en beter’, maar we waren 34 jaar samen, ik ben 52, en dat gebeurt gewoon niet meer. Maar ik mag wel elke dag alleen gaan slapen en alleen opstaan, en elk ontbijt alleen over hetzelfde troebele brouwsel dat voor koffie moet doorgaan met mijn gazet hangen.”

Brüsel opent echter pas om 10u30, maar bijna vlak daarnaast ligt El Metteko, waar er een overvloed aan plaats is, en niemand op je vingers zitten te kijken (toch niet op dat uur). Een koffie en veertig bladzijden verder was Brüsel geopend, en ik vrees dat ik de Gentse middenstand even ontrouw ben geweest.

Ondertussen was het kwart na elf geworden, en hey: Tessa zal wel stilletjes aan haar visum hebben zeker? Snel terug naar het station, maar een koffie en een cola light later, hadden mij nog niet dichter bij Tessa gebracht. Bellen was geen optie, in de ambassade moet de GSM af. Stel u voor dat ge… dat ge… erm, ja, stel u voor dat ge… Enfin, zeg eens, wat kunt ge eigenlijk verkeerd doen met een GSM in zo’n ambassade? Dik drie uur later zag ik mijn geliefde pas terug, zonder zichtbare letsels, maar nog steeds ziek, en een beetje lastig van het lange wachten.

“Weet ge wat, heb ik hem toen gezegd,” ging de man door, nog steeds tegen die andere man naast hem, “als het u niet aan staat, dan ontslaat ge mij maar hé.” Hij zuchtte diep. “Ik was ervan overtuigd dat hij dat nooit ging doen. Tsja, anders zegt ge zo geen dingen natuurlijk, en ik betekende toen veel voor dat bedrijf, mon ami“, knikte hij, zijn wijsvinger schuddend in de lucht geheven.

ziek

We zijn ziek. En het is allemaal de Amerikaanders hun schuld. (Ge begint nu al, Bruno, en ge zijt nog niet eens ter plaatse!) Ik steek het op die lange tijd dat ik in Brussel diende rond te dwalen, wachtende tot de ambassade haar ding had gedaan met mijn geliefde. Een situatie die zich in een uitputtingsslag heeft gemetamorfoseerd –ge kunt niet winnen van administratie– gezien ook de dokter aan de bedstee ligt gekluisterd. Ware het niet dat ze maandag terug bij de demon wordt verwacht, en dat zij daarvoor in het bezit moet zijn van haar fotografische beeltenis. Een lichtdrukmaal dat niet zomaar kan worden bijeengetoverd, en waarvoor zij reeds de ganse dag druk in de weer is. Graag had ik haar bijgestaan, maar de nood is bij mij niet zo dwingend en daarom kan ik veel gemakkelijker toegeven aan de zachte dwingelandij van mijn bed –en de digicorder. Ach kijk, daar zingt zij weer –ik hoor u later nog wel (of gij mij).

Gent-Brussel-Gent

De dag begon met vers en zélfgebakken rozijnenbrood, versgemalen koffie, en vers geperste sinaasappelen. Alleen de melk kwam niet vers van de koe, maar ik neem aan dat u het sleutelwoord uit de eerste zin wel met enige verlekkering hebt opgemerkt. Het begin eindigde ermee dat we Henri aan de schoolpoort afzetten, en totdaar was er eigenlijk bitter weining verschil te merken met een andere doordeweekse dag. (Behalve dan dat het soort brood kan variëren, en dat we zelden sámen Henri naar school brengen.)

Daarna ging het richting Sint-Pietersstation, waar zelfs de ticketautomaten ons vriendelijk toelachten, we bijna op de trein richting Brugge-Oostende zaten (ik had Oostende-Brussel gelezen), en de eerstvolgende (8u38) richting Brussel aan ons lieten voorbijgaan, wegens te vol. Jammer, want op dat perron trof ik niet alleen Wouterge zoudt geld geven om hem nog eens te zien” T. aan, maar tevens ons aller Huugje. De volgende waren we dan wel verplicht om te nemen (8u58), als was het daar niet echt veel beter qua bevolkingsdichtheid.

Voor de Regentstraat moet je gewoon het Centraal Station uit, het Park van Brussel door, en nog één straatje verder. Aan het kruispunt aldaar, een weinig naar links, is de Amerikaanse ambassade gevestigd waar Tessa haar visum mocht aanvragen. Zo’n visum krijgt ge niet zomaar: ge moet eerst bellen naar de ambassade voor een afspraak (dat kost u 15 euro), een aantal formulieren invullen, vingerafdrukken laten maken, DNA-stalen afstaan, alsook de code van uw bankkaart. Enfin, die laatste drie dat klopt niet, maar die vingerafdrukken, die moet ge toch in de luchthaven geven, en Tessa moest met haar vingers over een doekje wrijven om er zeker van te zijn dat er geen springstofresidu te detecteren viel —I kid you not.

Zelf mocht ik niet binnen natuurlijk. “Alleen de persoon die een afspraak heeft, meneer”, werd mij vriendelijk maar beslist duidelijk gemaakt. “Als ik u een raad mag geven, meneer, zou ik ergens een paar koffies gaan drinken of zo, want de procedure kan toch gemakkelijk meer dan een uur duren”, wist de man mij nog te vertellen. Juist.

Amper had ik mij evenwel in Au grain de sable aan de Zavel neergevlijd, of daar belde mijn geliefde al, om mij van enigte problemen op de hoogte te brengen. Om een lang verhaal kort te maken, ze dient een andere foto mee te brengen, een recent rekeninguittreksel om onze solvabiliteit te bewijzen (“niet moeilijk met die f-cking zwakke dollar, losers“, had ik mij in Tessa’s plaats waarschijnlijk niet kunnen inhouden), en moet nog een ander formulier invullen ook –dat was men vergeten te vermelden aan de telefoon. Maandag mogen we terug. “Die foto mag niet digitaal zijn”, waarschuwde de juffrouw haar nog, en dan vraag ik mij in ’s hemelsnaam af hoe ze dat zullen nagaan. Niet digitaal, wil dat zeggen dat hij niet met een digitale camera mag gemaakt worden? Of dat hij niet digitaal mag geprint worden? En moeten we dan het negatiefje ter bewijs meebrengen?

Ach geen nood, ik wipte ondertussen bij Pierre Marcolini binnen –ik was toch op de Zavel– en kwam opnieuw buiten met confituur van wilde bosaardbeitjes, een tablet pure chocolade, gevanilleerde citronettes (i.p.v. orangettes), mandarijntjes gewikkeld in pure chocolade, en een pakje paaseitjes die 70 € per kilo kostten (wat neer komt op 20 frank voor een eitje zo groot als een halve duim).

Het nuttig aan het aangename paren heet dat –maar maandag staan we er terug. Verdomde nazi’s. Oeps.