Amai da’s straf

Toen ik een jaar of acht-negen was, had ik straf gekregen van de prefect. Totaal onverdiend, dat hoeft niet gezegd. De straf hield in dat ik een blad of twee-drie moest volschrijven met teksten uit het klasreglement, een taak waar ik –en met mij de buurtvriendjes– enorm tegenop zag. Maar hoe ik mijn zaak ook bij mijn moeder bepleitte, zij bleef onvermurwbaar.

“Maar ik heb dit niet verdiend! Ik heb niets gedaan”, schreeuwde ik verbolgen mijn verontwaardiging bij elkaar.

“Dat is dan voor die keer dat ge wél iets gedaan hebt, en dat de meester het niet heeft gezien”, legde mijn moeder uit.

“Maar dat is niet eerlijk”, gaf ik niet op. Ik was toen al redelijk koppig, en er was eenvoudig geen sprake van dat ik die straf zou maken.

“Goed,” vervolgde mijn moeder, “ge kunt kiezen: of ge stopt nu met zagen en ge maakt die straf, of ge maakt erbovenop voor mij nog wat straf bij.”

En tegen zoveel argumentatie kont ge gewoon niet op, dat had ik al geleerd.

Och, ik begrijp dat wel een beetje, zo’n reactie [via]. Maar ik kan mij zeer goed voorstellen dat ik desgevallend net zoals mijn moeder destijds zou reageren. Het leven ís niet (altijd) eerlijk, en ook daar moet ge mee leren omgaan.

Voor de rest ben ik het grotendeels eens met wat Michel schrijft. Ge hebt een vertrouwensrelatie met de school, wat betreft de opvoeding van uw kind. Door een dergelijke reactie hypothekeert ge niet alleen die relatie, maar meteen ook de ganse opvoeding. En dan komt ge pas in de problemen.

vier komma vijfendertig

“Papaaa!”, klinkt het dwingend vanuit de belendende slaapkamer. Henri kijkt naar Karrewiet. Zoals Tessa vaak zegt, zijn Grote Venster op de wereld, zijn dagelijkse toetssteen aan de actualiteit.

“Papaaa! Vijf! Vier! Komma! Vijfendertig! Gemiddeld!” Helemaal verontwaardigd komt het er uit. Een beetje gespeeld, maar toch, zo toch een klein beetje gemeend, u kent dat wel.

“Wat is er jongen?”, verzoek ik hem tot rust, half verwachtend dat hij één of ander gemiddelde van een reeks getallen heeft geleerd.

“Papa!”, hij zet nu zijn meest serieuze gezicht op.

“Papa. Weet jij dat de kinderen tussen vijf en elf, gemiddeld”, en hij benadrukt dat toch even, om te suggereren dat er zijn die méér hebben, “dat die gemiddeld, vier komma vijfendertig euro per week krijgen?”

“Per week!”, voegt hij er nog met grote ogen aan toe.

“En hoeveel krijg jij dan?”, vraag ik onschuldiggewijs.

“Vijf euro. Per maand”, zegt hij snel.

“Van iedereen”, volgt er zo snel als tellen achter. “Vijftien euro per maand dus.” Want ook van de grootouders krijgt hij telkens vijf euro.

“En hoeveel zou dat dan zijn per week?”

Hij haalt zijn schouders op. “Dat zit niet in de tafel van vier, vijftien, maar als het zestien zou zijn, dan kreeg ik vier euro per week”, het komt er maar stilletjes uit, dat laatste.

“Ghôôôh”, brengt hij nog uit, waarop hij stilletjes monkelend naar de rest van Karrewiet gaat kijken.