misselijk

Wat het is, weet ik niet, maar de laatste drie weken heb ik me nog geen dag goed gevoeld. Fysiek dan, want psychisch is alles in orde (behalve dan dat mij madam weg is, en dat ze maar beter snel terugkomt).

Vanochtend opnieuw opgestaan met iets wat lijkt op een milde migraine. Misselijk, hoofdpijn, duizelig, en een trillend ooglid aan de linkerkant. Dat laatste is niets nieuws, want die trilling gaat ook al zo’n drie weken mee. Toch maar iets gegeten, na eerst twee motillium instant naar binnen te hebben gewerkt. Kleine dingetjes, gelukkig. “Ge moet dat onder uw tong laten smelten”, had mijn lijfarts mij aangeraden.

Na een kwartiertje heb ik dan een croissant doorgespoeld met twee tramadols, onder de geïnteresseerde blik van collega Martini, die ondertussen de werkplaats had bereikt, en gelukkig opnieuw een broek had aangetrokken. “How many people in this office, do you think, are not on prescription drugs“, vroeg hij zich af terwijl hij twee bruistabletten in een glas water liet vallen.

gemist

Om tien voor tien kwam collega Martini ons kantoor binnengewandeld. “Oh man, I can’t begin to list the things you missed last week.

Benieuwd kijk ik op. Veel gemist?

Hell yeah! Let’s see, we had… erm… there was… erm and then that fella… erm.. well nothin’ really. But I bet you had an interestin’ week hangin’ with your head down the loo and all.

Johan

Na afwisselend gezelschap, deel ik mijn kantoorruimte opnieuw met collega Martini. Eerst zou het duren tot zijn bureau –mijn oud bureau– heringericht werd, maar de laatste tijd vernemen we dat hij tot januari hier zou blijven. Wat niet noodzakelijk betekent dat hij in januari terug naar boven verhuist.

Ondertussen krijg ik ook nog steeds allerlei stagiaires in mijn bureau geduwd, al is de meest recente tot mijn –en Martini’s– teleurstelling een man: Johan. Een van de eerste taken die hij van het management moet ontvangen hebben, was ongetwijfeld Martini en mijzelf naar huis sturen. Johan is ziek.

Niet geestelijk ziek natuurlijk, hoewel sommigen het zouden aandurven dat in twijfel te trekken. Johan houdt immers van Metal, niet alleen als luisteraar, maar hij speelt in minstens één zelf opgerichte Metal band. Een beetje zoals Martini –ik heb toch al verteld dat Martini gitaar speelt in een of andere underground Britpop rockband? Zelf heb ik noch met het een noch met het ander genre een probleem, maar ik heb hier al mensen zuinigjes één wenkbrauw zien optrekken (meestal de linker) toen ze van de extracurriculaire activiteiten vernamen.

Maar goed, Johan is ziek. Een amechtige verkoudheid, die verder gepaard gaat met gesnotter, gekuch en een keelpijn die hij ondertussen reeds aan collega Martini heeft doorgegeven. Ik zweer ondertussen nog steeds bij mijn clementijnen om mij van de nodige vitaminen te voorzien. Voorlopig helpt het, want in een door Calvinisme ingegeven hardnekkigheid weigert Johan ziekenverlof op te nemen.

Johan is tevens een verstokt roker. Niet dat hij zich op het werk bezondigt aan zijn kankerkwekende gewoonte, dat is immers niet toegestaan, noch door de werkgever, noch door de Belgische wet. Maar elke ochtend als hij hier buiten adem toekomt, en elke middag, na zijn lunch die hij steevast buitenshuis neemt, brengt hij een walm met zich mee, waarvoor een astmapatiënt ettelijke dagen recuperatie zou nodig hebben. Toen wij er hem over aanspraken, beloofde hij zonder meer beterschap, maar dat bleken tot nog toe holle woorden.

Gelukkig is ook collega Martini fan van frisse lucht, en werken wij met het raam op een ruime kier geopend. Dat helpt niet alleen om de sigarettenwalm zo snel mogelijk te verluchten, maar tevens hopen wij daarmee de ziektekiemen zo weinig mogelijk kans te geven. En terwijl wij beiden vrolijk kwinkslagen uitwisselen, zit Johan onder twee pulls koppig te bibberen. Het lijkt me niet makkelijk, dat calvinisme op je schouders te torsen.

per dag

Michel heeft dat eigenlijk goed gezien, om zijn etenstoestanden per dag te posten. Misschien waag ik er mij vanavond ook al eens aan. Hilariteit alom, in elk geval: telkens ik hier mijn fototoestel bovenhaal roept collega Martini: “Attention all colleagues! Bruno is about to eat something.”

what’s for tea?

What’s for tea?” het is bijna onze dagelijkse begroeting. Sinds de tragische exit van collega A. deelt Martini opnieuw mijn bureau. Hij is van het negende naar het achtste afgezakt, en zit eigenlijk op exact dezelfde plaats, maar dan alleen een verdieping lager. Net zoals ik, in januari eerder dit jaar.

Tomato soup and baked beans. From a tin of course“, was het gevatte antwoord vanochtend, “don’t want any of that healthy stuff!” En met een brede grijns voegde hij eraan toe: “so what are you havin‘?”

Gestoofde wortelen, en kippeborst, en misschien ook bruine basmatirijst. Maar voor ik goed en wel het concept van ‘stoven’ kon uitleggen in het Engels, had hij me ontfutseld hoe thuis een ragout klaargemaakt werd.

De ingrediënten variëren, maar er zat zeker lamsvlees in (bas-côtes) en aardappelen, en look, en rapen, en als het even kan ook wortelen en spruiten. En dan dacht ik dat ik een savooikool had liggen –of ‘die flink uit de kluiten gewassen spruit’ zoals Henri ernaar verwees. Aardappelen had ik ook, en wortelen, en ajuinen, en look. Geen rapen, maar het lamsvlees kon ik bij de slager halen, waar ik op dinsdag toch langs ga om het bio-fruipakket op te halen.

Dus stonden al gauw een stukje lamsschouder (gemarineerd), twee mergues (ook al lam), en drie boerenworsten een uurtje op een laag vuur te pruttelen, vergezeld van voorvermelde groenten. Waarvan de helft wordt bewaard voor morgen —it tastes even better te next day zo had ik Martini verzekerd.

eindwerk

“Ge hebt het zitten”, zei Tessa niet zonder leedvermaak toen we net plaats hadden genomen op een bankje aan het Emile Braunplein, om er even van de warme herfstzon te genieten.

Een goedlachse meneer met een witte regenjas kwam op ons afgestapt. “Dag meneer, hebt u even tijd om een paar vraagjes te beantwoorden voor de camera? Het is voor een eindewerk van een hogeschool.” Wie mij een beetje kent weet dat ik mijzelf niet onmiddellijk de meest geschikte persoon vind om te worden geïnterviewd. Maar de man was zo vriendelijk, en het was voor een eindwerk, en ik had stiekem een beetje ontzag voor het feit dat hij het aandurfde zomaar een wildvreemd manspersoon die vraag te stellen. Dus ik kon niet weigeren. Hooguit een beetje tegenpruttelen, om niet geheel uit mijn eigen decorum weg te vallen.

Het interview werd evenwel niet afgenomen door de goedlachse meneer, maar door een minstens even aimabele mevrouw, die bij deze aanspreektitel dermate verbaasd opkeek, dat ik mezelf maar gauw naar ‘jongedame’ corrigeerde. Waarvoor ik met een verlegen glimlach en een blos op de wangen werd beloond.

Het onderwerp was mij niet echt op het lijf geschreven. “Bent u tevreden met uw werk?”, was de openingsvraag. Gevolgd door “stel dat u van werk zou veranderen, hoe zou u dat dan aanpakken?” Vier, vijf dergelijke vragen werden op mij losgelaten, en van bij de eerste was ik al blij dat de goedlachse man mij had verzekerd dat het interview enkel binnenskamers zou worden vertoond of bekeken. “Man met kort haar en blauwe sjaal”, noteerde de jongedame in haar notitieboek, voordat ze mij uitvoerig bedankte voor mijn tijd.

“Het is niet te doen hoe gij daarop voorbereid lijkt, op zo’n vragen,” beweerde Tessa toen het drietal een ander slachtoffer had gevonden, en we terug op het bankje plaatsnamen. “Allez, ge hebt genoeg gezegd, en toch zijt ge zo verschrikkelijk discreet gebleven.”

Van een nood een deugd maken zo luidt het spreekwoord, geloof ik.

de overheid als werkgever

Er zijn twee posten vrijgekomen bij de Overheid die mij best interessant lijken. Alleen kom ik daar bijvoorbeeld vet in de problemen wanneer ik er zou trachten te solliciteren: ofwel is het loon met moeite meer dan wat ik op den dop kan krijgen, ofwel is mijn diploma niet toereikend. Ik begrijp echt niet hoe de overheid nog zo oudbollig kan zijn in haar denken. Want dan mag er nog pro forma het volgende bij geplaatst worden…

De Vlaamse overheid wil de samenleving waarvoor ze zich inzet zo goed mogelijk weerspiegelen. Kandidaten worden dan ook geselecteerd op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden, ongeacht geslacht, afkomst of handicap.

…in de praktijk blijkt dat het velletje papier een grotere hindernis is dan mijn geslacht, afkomst of handicap.

Case in point:

1. Via Selor ontdekte ik dat men bij de FOD Kanselarij van de eerste Minister op zoek was naar Communicatiecorrespondenten. Het gaat voornamelijk over de creatie van inhoud voor de cel ‘online’ van de federale portaalsite Belgium.be. De taak is mijns inziens niet gering: als communicatiecorrespondent is men verantwoordelijk voor één of meerdere thema’s op de portaalsite. Analyse van dossiers, aanspreekpunt, ondersteuning op inhoudelijk, organisatorisch en administratief vlak. Het lijkt mij verschrikkelijk boeiend.

Alleen, de aanvangswedde (bruto jaarsalaris, reeds aangepast aan de huidige index), bedraagt 23.068,53 EUR. Dat is iets minder dan 1.700 EUR bruto per maand.

2. De Vlaamse Overheid zoekt een Coördinator voor rechtenverkenner.be. Het aanvangssalaris ligt iets beter, op 2.835,41 euro bruto per maand, maar door de vereisten kom ik niet in aanmerking (je beschikt over een universitair diploma of een diploma van hoger onderwijs van 2 cycli (HOLT)).

Moet ik daaruit concluderen dat de Overheid –alle mooie woorden vol aanmoediging en nadruk op werkervaring ten spijt– papier nog steeds belangrijker vindt dan ervaring?

descansa en paz

Vanochtend bevonden wij ons op het Vossenplein (place du Jeu de Balle –ze zijn daar al even koppig als in Gent, met hun straatnaamvertalingen), in het hartje van de Marollen. Aan het plein bevindt zich ook het befaamde eethuis De Skieven Architek (dat prominent getoond wordt in de nieuwste Ric Hochet), en men hield er toen wij er kwamen ook een “oude markt”.

De begrafenis van A. vond er plaats in de Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt-kerk. Als u nog steeds denkt dat de Vlamingen strikt religieus zijn, dan wordt het tijd dat u een Spaanse mis meemaakt (maar hopelijk wel in andere omstandigheden). Het overgrote deel van de mis stonden we recht. Gezeten werd er enkel tijdens twee korte interludia, en toen de mensen van de communie terug naar hun plaats keerden.

De communie was overigens een spannend moment, want ik had gevreesd dat ik zowat de enige zou zijn geweest die niet ter communie zou gaan. Maar hooguit een vijfde van de kerkgangers ging de hostie halen.

De mis was geheel in het Spaans, en zette aan met Nearer, My God, to Thee, het lied waarvan wordt beweerd dat het werd gespeeld door de muzikanten van de Titanic toen het door de golven werd verzwolgen. Een wat oudere, magere man zat achter een orgel bij het altaar, en begeleidde zichzelf terwijl hij de Spaanse woorden door een microfoon kermde. Had men mij verteld dat ik in een begingeneriek voor Almodovar was terecht gekomen, ik had het terstond geloofd. De normale liturgie werd afgewisseld met meer dergelijke smachtende gezangen.

Met normale liturgie bedoel ik overigens de mis in zijn meest uitgebreide context, met schuldbelijdenis, eerste lezing, tweede lezing, evangelie, homilie, offerande, geloofsbelijdenis, onze vader, communie, etc. Er was zelfs een ritus pacis waarin we iedereen in onze buurt vrede dienden te wensen (in een mengelmoes van talen).

Aan het einde van de mis werd de kist naar een nis, gewijd aan de Onbevelekte Lieve Vrouw voor wie de kerk was gebouwd, gebracht alwaar iedereen die dat wou een laatste groet kon uitbrengen. Schrijnende beelden: ik bevond mij vlak naast die nis en heb de ganse familie de groet zien uitbrengen. Als ouder je kind ten grave dragen, moet vreselijk zijn.

Estarás para siempre en nuestro corazones” stond er op het overlijdensbericht, “Descansa en paz dulce angel, A.” Hopelijk heb je de rust gevonden die je zocht.

gelogged

Gisteren werd mij –in mijn hoedanigheid van Staff Representative (ad interim)– officieel bevestigd dat alle internet activiteiten van het personeel worden gelogged. Ik had zoiets al officieus horen waaien, meer bepaald dat er steekproeven waren genomen in juni, en nog ergens eind augustus/begin september, en dat er al een aantal mensen op hun vingers waren getikt. Drie mensen, zo ging het gerucht, waren uit die cijfers geschrapt (waaronder ikzelf) omdat hun professionele activiteiten intensief gebruik van internet met zich meebracht. Voor één (ander) iemand werd evenwel de toegang tot internet afgesloten (met uitzondering van e-mail –voor bedrijfsdoeleinden wel te verstaan).

Maar gisteren heb ik dus officieel gehoord dat die steekproeven werden uitgevoerd in juni, begin september, en opnieuw eind september. En daarbij werd niet enkel de hoeveelheid dataverkeer nagekeken, maar tevens de soort (websites, chat, games, etc.). Achteraf heb ik —off the record, maar van iemand die er direct bij betrokken is– te horen gekregen dat ondertussen alle gegevens worden bijgehouden in een speciaal daartoe aangekochte server. En al zijn die gegevens vanuit wettelijk standpunt waarschijnlijk niet bruikbaar (individuele gegevens mogen enkel worden opgeslagen nadat de betrokken persoon daarvan op de hoogte werd gesteld –uitzonderingen niet te na genomen), het is niet echt een aangename wetenschap (die ik –officieel– bovendien niet aan mijn collega’s mag doorvertellen).

terug aan ’t werk

Vanaf vandaag ben ik terug op post om het betalende werk te hervatten. Niet dat het meezat om er te geraken. Oorspronkelijk was ik van plan om –eindelijk– nog eens met de motor naar het werk te zoeven, maar door de vastberaden regen gisterenavond en de grijze sluierbewolking vanochtend lieten ik deze plannen maar gauw varen. Stationwaarts dus.

En hoewel ik zowat elke dag op terugweg van het filmfestival naar huis met de bus langs het station ben gepasseerd, is het met pas vanochtend opgevallen dat de stellingen waren verdwenen en de toren volledig gerestaureerd is.

Het treinverkeer naar Brussel was daarentegen volledig in de war. De treinen hadden een vertraging van gemiddeld 15 minuten. De eerstvolgende trein naar Brussel was de 7u22 naar de luchthaven (die zat stampensvol); gevolgd door de 6u48 naar Etterbeek (die viel in pannen in het station en kon niet vertrekken); de 7u08 naar Schaarbeek (stampensvol, want moest tevens zowat iedereen uit de trein naar Etterbeek bevatten); de 7u30 naar Leiden (waarop ik nog net een plaatsje wist te bemachtigen. Rond 8u30 kwam ik in Noord aan.

Aan de liften in het kantoorgebouw kwam ik collega K. tegen. “Tsja, het wordt een zware week hé”, antwoordde ze toen ik vroeg hoe het met haar was. Veel werk met de Executive Board die deze week in ons hoofdkantoor plaatsvindt, nam ik maar aan.

“Hoe, weet gij dat nog niet?! Heeft niemand u op de hoogte gebracht”, bracht ze met groeiende verbazing uit. “A. heeft woensdag zelfmoord gepleegd. Uit uw oude bureau op het negende naar beneden gesprongen.”

Collega A. was –na een paar maanden afwezigheid– maandag opnieuw aan het werk getogen. Woensdag had ze een (laatste) sigaret opgestoken, en aan het einde daarvan was ze uit het raam geklommen. Collega Martini, die haar bureau deelde, zat op dat moment elders in vergadering, collega C., met wie ze ook het bureau deelde, kwam net de ruimte in gewandeld. In een spurt heeft ze nog net de hand van A. kunnen aanraken voor die haar dood tegemoet viel. Beneden op het trottoir, onder het venster van mijn oude én van mijn huidge bureau, liggen nog steeds bloemen op de plaats waar ze grond heeft geraakt.

Donderdag en vrijdag waren de kantoren gesloten; vandaag is de eerste dag dat iedereen terug is. Nu donderdag wordt A. begraven, hier ergens in Brussel.