Werkloos werk

Al sinds april staat het begint van een artikel in de coulissen van dit weblog te drummen. Getiteld Werkloosheidsuitkering als subsidie was het geïnstigeerd door een artikel dat ik toen in de opiniepagina’s van De Morgen had gelezen. Ik haal het straks aan.

Een goede wind stuurde mij gisteren echter eerst richting Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB –of toch richting diens weblog. Geen dopgeld, wel jobgeld!? luidt zijn post van 14 oktober, waarin hij een pleidooi houdt voor de heractivering van de werkzoekenden. Niet zomaar heractivering, maar om de werkzoekenden de mogelijkheid [te] bieden om actief te participeren in het arbeidsbeleid of hun opleidingsniveau te verhogen.

Uit de PDF (waarom geen echte blogpost?), haal ik even de slotparagraaf aan:

Het lijkt me […] wenselijk om de werkloosheidsverzekering zo in te richten dat ze werkzoekenden op een positieve manier aanmoedigt om zich her in te schakelen. Vandaag is de werkloosheidsreglementering nog te zeer gekenmerkt door negatieve vrijheidsbeperkingen. Als werkloze mag je zeker dit of dat niet doen. Je moet “passief” blijven. Voorbeelden hiervan zijn de beperkende mogelijkheden om terug te gaan studeren, bepaalde opleidingen te volgen, vrijwilligerswerk of semi-agorale arbeid te verrichten, een zelfstandige bedrijvigheid te combineren of op te starten, een instapopleiding aan te vatten, … Waarom krijgen werkzoekenden niet het recht om zelf op zoek te gaan naar een nieuwe job of opleiding met hun uitkering als tijdelijk of definitief rugzakje? Waarom kunnen uitkeringseenheden niet opgeslagen worden in een soort “werk-proton” waarmee de werkzoekenden zelf of eventueel met de hulp van publieke en private bemiddelaars hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen aftoetsen of “openbreken”? Waarom de werkzoekenden niet zoals bij de Griekse “cartes d’emploi” de mogelijkheid bieden om zich in te kopen in een opleidings- of werkgelegenheidsprogramma? Of om samen met een aantal werkzoekenden een bedrijf of een sociaal economie-project op te starten? In diverse landen wordt er hier al mee geëxperimenteerd. waarom hier niet? Werkloosheidsuitkeringen worden dan echt werkuitkeringen.

Halleluja!

Wanneer u pakweg in het midden van uw (arbeidsactieve) levensloop uw werk kwijtspeelt, krijgt u op die manier de kans om (al dan niet opnieuw) een voltijdse opleiding aan de universiteit te volgen. Dit kan men koppelen aan bepaalde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het systeem van het leerkrediet. In het huidige systeem is dit niet mogelijk, tenzij de richting achteraf leidt tot het uitoefenen van een knelpuntberoep, of u expliciet de –jaarlijks herzienbare– toestemming krijgt van de RVA. Als u gaat voor een algemene opleiding zoals een richting uit de faculteit Letteren en Wijsbegeerte —Bachelor in de taal- en letterkunde – afstudeerrichting: Latijn – Grieks, ik zeg maar iets– is die kans (uiterst) gering.

Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. Werkloos zijn is hard werken, is het artikel waarnaar ik in de eerste paragraaf verwees. De auteur is Paul Blondeel, sociaal pedagoog (nee, niet die dus) en het verscheen ergens in april in De Morgen (het opiniestuk kan u ook lezen via 6minutes business). Blondeel stevende daarmee niet af op een verheerlijking van zwartwerk, maar stelt: burgers die formeel werkloos zijn, zijn vaak ontzettend ondernemend en leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid. (Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)

We kunnen het in die optiek bijna hebben over werk(loosheids)uitkering als verdoken subsidie. Want ook Blondeel laakte toen de verplichte “passivering” van de werkloze:

Mensen die deelnemen aan wijk- en buurtgerichte micro-initiatieven, doen dit steeds in volledige vrijwilligheid. Maar vrijwilligheid pakt in de praktijk heel anders uit: in naam van activering worden mensen met een leefloon opgelegd om een “zinvolle” dagbesteding te hebben. Omgekeerd mogen mensen die formeel “werkloos” zijn, niet al te vaak meedoen aan onbetaalde activiteiten – ze worden immers geacht ‘voltijds beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt’ en hun dagen volledig te slijten met het zoeken naar reeds bestaande loonarbeid…

We zouden, zo stelt Blondeel, moeten komen tot een juridische situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien wordt als activiteit. Natuurlijk moeten een aantal controlemechanismen in het leven geroepen worden om misbruik tegen te gaan. Maar de huidige situatie van “passivering” onder het mom van verplichting tot het leveren van commercieel betaalbare arbeid, is moeilijk te verantwoorden binnen een maatschappij die beweert sociale cohesie na te streven, en waarbinnen kennis (en dus ook opleiding en bijscholing) zo’n cruciale rol speelt. Het potentieel ís (langs beide kanten) immers aanwezig. Het zou jammer zijn om het nog veel langer onbenut te laten.

voor wat, hoort wat

De laatste dagen heb ik zorgvuldig getracht de schrijfsels van Strobist (Four Reasons to Consider Working for Free) en Chase Jarvis (Will Work for Free?) te vermijden. Nu Ine rechtstreeks naar mij verwijst in haar recente post (Werk ik gratis?), zou het onbeleefd zijn niet een klein beetje te antwoorden.

Ik vermoed dat Bruno, Pietel, en een paar anderen zo ook werk te pakken krijgen.

Gratis werkt, als je het goed aanpakt.

En hoewel het niets met de directe aanleiding te maken heeft, verwijs ik meteen ook door naar de post van Thomas (Gewoon voor de fun…), waarin een belangrijk voordeel van ‘free‘ wordt aangehaald.

Destijds ben ik in fotografie gerold via Het Project. Dat zou ik kunnen stellen, maar dat zou een leugen zijn. Ik was al veel langer bezig met fotografie, van de eerste pocketcamera die ik voor mijn eerste communie kreeg, tot de Nikon F301 (analoge –duh) reflex die ik van mijn vader kreeg in het vijfde middelbaar, en de Leica M6 die ik zelf heb gekocht toen ik nog goedboerende dotcommer was. Fotografie heeft mij nooit losgelaten, maar via Het Project kreeg ik plots wel een ontzettende duw in de rug. Hetzelfde geldt voor mijn interesse in muziek.

Van niets werd ik plots –toch op zijn minst binnen de redactie van Gentblogt— dé man die zich bezig hield met jazz en jazzfotografie. En voor ik het goed wist was ik daardoor één van de weinige fotografen met een volledige accreditatie voor het Blue Note Festival, en opnieuw voor het Blue Note Records Festival, en opnieuw voor het Gent Jazz Festival. En geraakte ik als fotograaf binnen op het Middelheim Jazz Festival –hoewel dat met Gent niks te maken had– en was ik daar voor de editie van deze zomer plots huisfotograaf. Tegelijkertijd dweilde ik zoveel mogelijk concerten af in Gent –meestal jazz, maar ik begon ook wat pop (een heel brede benaming) te verslaan, voornamelijk in Vooruit. Ondertussen werden mijn foto’s reeds in de krant en in (vak)tijdschriften gepubliceerd, en gebruiken ook redelijk wat jazzmuzikanten mijn foto’s voor hun promotie –zoals onlangs de manager van Dave Douglas mij contacteerde voor een foto die ik in Vooruit had gemaakt.

Dat allemaal, omdat ik mij –gratis– had geëngageerd voor dit nieuwe project.

Veel van mijn foto’s worden gratis gebruikt. Ik heb daar meestal weinig problemen mee, op voorwaarde dat (1) het gebruik gepaard gaat met een duidelijke naamsverwijzing, (2) het niet gaat om commercieel gebruik, (3) men mij vóór publicatie om toestemming vraagt.

Gratis is een rekbaar begrip, want vaak staat daar toch een vergoeding tegenover. Veel muzikanten sturen mij –gratis (hah!)– hun cd(s) toe, en/of zetten mij op de gastenlijst voor hun optreden. De laatste twee jaar heb ik voor geen enkel concert meer betaald, en ik denk dat ik nog nooit zoveel concerten heb meegemaakt als de voorbije twee jaar.

Dus ja, ik werk wel eens ‘gratis‘. Omdat ik het kán, omdat het mij de grootst mogelijke vrijheid biedt, en omdat het –op lange termijn– een onbetaalbare vorm van reclame is.

Gratis werken is overigens niet gemakkelijk. Gratis moet hand in hand gaan met plezier, want als die voorwaarde niet vervuld wordt, is het hoog tijd om duidelijker ‘nee’ te leren zeggen. Niet alleen tegen het project dat zich aanbiedt, maar ook tegen uzelf. Het kan overigens nooit kwaad om eens wat gas terug te nemen en aan een klein beetje zelfreflectie te doen. Maar dat geldt niet alleen voor de gratis projecten.

elders in de wereld

Het was ergens niet zo lang na die 11e september dat ik voor het werk naar de Verenigde Staten trok. De staalindustrie was –na het ongeplande smelten van het stalen skelet van de twin towers— druk doende de andere industrieën ervan te overtuigen dat staal toch de beste keuze was als grondstof voor auto’s, huizen en blikvoer. Meerdere lobbygroepen werden opgericht, meerdere publicaties verzorgd, en enkele websites uit de grond gestampt. De Amerikaanse markt was een belangrijke, en dus werd minstens één van die sites aldaar bepland. Of ik eens wou gaan kijken: drie dagen ter plekke, all expenses covered, business class vluchten… the works.

De man die de site coördineerde deed zulks van thuis uit, al werd een dedicated server uitbesteed aan een lokaal webbedrijfje met veel te veel personeel en dito overhead. Die managed dedicated server was nodig, zo vond men, want er mocht niks mislopen voor de toch wel 100 bezoekers per maand, grotendeels secretaressen van personal assistants van vice-managers van de grote bazen die zelf niet in de verste verte met dat internet in aanraking wilden komen. Zogezegd omdat het onveilig was, maar eigenlijk omdat ze te oud waren en geen zin hadden om zich met die nieuwe technologieën bezig te houden. De staalindustrie is oerdegelijk en conservatief. Een laatste bastion, zoals er wel meer zijn.

Zo ook Joe –voluit Joseph, maar enkel voor zijn moeder heette hij nog zo– die zelfs naar Amerikaanse standaard uiterst conservatief was. Pro-Amerika en dus pro-oorlog en pro-Bush en tegen Frankrijk (hij at enkel freedom fries, maar wel in grote dagelijkse porties) en dus (?) tegen Europa –wat ten andere de reden was waarom ik daarheen ging, en hij niet hierheen komen wou. En waarom die dedicated server in Ann Arbor, Michigan stond, en niet in London. Joe had lang in de staalindustrie gewerkt (Detroit was vlakbij), maar had –ondanks zijn leeftijd– zich toch met dat internet verzoend, omdat hij ervan overtuigd was op die manier zijn reeds riante pensioen gemakkelijk te kunnen aanvullen. “I’ll write up the report for you,” was zijn begroeting toen hij me de ochtend na mijn aankomst in één van de meer luxueuze hotels van de buurt kwam ophalen, “so I can just show you around a bit and we can have fun.” Ik moest er vooral niet aan denken zijn lucratieve zaakje onderuit te halen, mocht ik daaronder verstaan, en in ruil zou hij mij, die Europeaan (ik zag hem dat woord denkbeeldig uitspuwen), gerust een paar dagen tolereren.

In België deponeerde ik zijn rapport samen met het mijne in de in tray van mijn baas, die me anderhalve dag later bij hem ontbood. Hij kende Joe goed, beweerde hij, en terwijl hij bewondering had voor mijn eerlijkheid, was zulks eigenlijk een beetje uncalled for. Mijn baas kwam uit Sheffield, Engeland, waar hij had gewerkt voor British Steel, maar was tijdens de fusie tot Corus eerst kort in Nederland en nadien in België terecht gekomen. Zijn favoriete uitspraak was “a blind man on a galloping horse couldn’t see the difference” en “you’ve got the ball now run with it“, al betekende dat laatste dat hij het wekelijkse rapport op tijd verwachtte, en vooral niet dat we initiatief zouden nemen. “That attitude will get you nowhere“, waarschuwde hij meermaals, en onder die noemer viel blijkbaar ook mijn rapportering over mijn trip naar de Verenigde Staten. Het was meteen ook de laatste keer dat ik alleen die richting uit mocht, want voor alle verdere uitstapjes werd ik steevast vergezeld van een senior manager die veel beter dan ikzelf wist hoe met het zakenleven om te gaan.

Joe had mij toevertrouwd dat hij zonder enige aarzeling opnieuw voor Bush zou stemmen. “We need to be firm with the world“, had hij gesproken, “and the republicans deliver!” Hij stond erop mij persoonlijk naar de luchthaven te brengen, waar hij mij een manilla enveloppe in de hand duwde met daarin zijn rapport. Afgedrukt op letter papier natuurlijk. “Remember this“, zei hij terwijl hij mij een potige hand gaf en strak in de ogen keek bij het afscheid.

just do it

Are you a hands-on kind of guy?” was een vraag die ik een tiental jaar geleden kreeg voorgeschoteld tijdens een job interview. Ik had net een half decennium als zelfstandige achter de rug, en het was het moment vlak voor de dot-com bubble zichzelf met een stille zucht van opluchting opblies. Mijn kennis van de Engelse taal was ook toen al behoorlijk, maar de zenuwen van het lot dat mij voor het komende decennium leeg tegemoet staarde, maakten mij voorzichtiger dan ik had moeten zijn.

“Erm, why yes, sure”, stotterde ik uit, en in de woordenbrij die daarop volgde, trachtte ik John –zoals mijn toekomstige baas toen reeds insisteerde dat ik hem aansprak– uit te leggen dat ik wel degelijk van aanpakken weet, maar daarom nog niet onbezonnen te werk ga. Tot vandaag geloof ik nog steeds dat dit antwoord zwaar heeft doorgewogen in hun beslissing om mij aan te nemen. Dat, en er waren toen gewoon zo goed of geen mensen met mijn ervaring die bovendien bereid waren in loondienst te treden –in België toch niet.

Weinig van wat ik toen heb verteld was overigens gelogen –hooguit hier en daar lichtjes bijgekleurd. Ik ben geen manager, en ik hou nog steeds niet van ellenlange zogenaamd probleemoplossende vergaderingen. Ik hou wel van de stille kracht die vaak ondanks alle hinderpalen gewoon blijft doordoen en uiteindelijk vooruit geraakt waar anderen ter plaatse blijven trappelen door –met de beste wil van de wereld– via heelder theorieën en het afwegen van opties te blijven zoeken naar de beste invalshoek.

De beste manier om iets te doen, is eraan te beginnen. Dat is niet hetzelfde als zich als een kip zonder kop nietsontziend in een avontuur storten, maar dat betekent wel ondernemen. Of zoals John het verzuchtte toen ik voor te veel van mijn ideeën zijn toestemming verzocht: “You’ve got the ball; now run with it!”

beroepsoriëntatie

Dinsdag moest ik langs bij de VDAB in de Minnemeers. Om eens te spreken over mijn toekomst en hoe ze mij eventueel kunnen helpen om werk te zoeken. Ik heb daar nog wel wat voorgeschiedenis over te vertellen, maar dat zal voor een andere keer zijn. Een van de trucs die ik meekreeg, was het verder uitbouwen van mijn online dossier bij de VDAB, dat in hun KISS databank wordt opgenomen.

Dus zet ik mij aan het werk —so to speak. In mijn dossiermanager is er een onderdeel “Welke job zou je graag doen?“, met daarbij een helpende:

Weet je niet welke jobs voor jou geschikt zijn? Of kan je niet kiezen? Klik dan op beroepsoriëntatie. Dat kan je helpen.

Op die pagina gaat het verder:

Nieuwsgierig welk beroep bij je past?
De VDAB-beroepsoriëntatie helpt je op weg. Door het invullen van deze test kom je te weten welke beroepen er voor jou wellicht geschikt zijn.

Je kunt de test op 2 manieren invullen :

1. Een vragenlijst over je interesses :
Wat vind jij boeiend in een job ? Wat vind jij interessant in een beroep ?

2. Een vragenlijst over je vaardigheden :
Waar ben je goed in ? Waar ben je niet zo goed in ?

Hoho! Vragen, lijstjes, assesments, jawel, daar ben ik met zekerheid voor te vinden. Klikken op interesses opent een nieuw venster, met daarin een java-applicatie. Ik raak twee schermen ver, en dan loopt het ding vast. Moervast, zoals ik een applicatie maar zelden heb weten vastlopen op mijn mac. Wat zeg ik, zelden? Nog nooit heb ik een toepassing zichzelf zo weten verankeren in een fout. Geen interesses dus (pun intended).

Vaardigheden dan maar:

De VDAB-beroepsoriëntatie peilt naar jouw professionele vaardigheden. Als resultaat krijg je een lijst met beroepen die voor jou geschikt kunnen zijn. Deze lijst houdt GEEN rekening met je interesses enerzijds en officiële beperkingen of voorwaarden (diploma’s, vestigingsattesten, brevetten,…) om dat beroep uit te oefenen anderzijds.

Na een hele hoop vragen kom ik terecht op een pagina de mij een aantal beroepen suggereert:

zeker haalbaar
haalbaar maar mits bijkomende inspanningen
moeilijk haalbaar

Kunstenaar schilder en grafische technieken
Beeldhouwer
Redacteur – journalist
Administratief medewerker openbare dienst
Maker van vlechtwerk, matter
Fotograaf
Bibliotheekmedewerker
Ambachtelijk kunstschilder
Auteur

Op de volgende pagina’s vinden we ook nog: E-commerce medewerker; Keramist – pottenbakker; Beroep te bepalen na oriëntatie; Croupier; Vluchtvoorbereider; Diamantbewerker; Researchmedewerker radio, televisie; Consulent sociaal secretariaat; Operator nazicht textielproducten, visuele controle; Voorbewerker van soepele materialen (leder, huiden); Administratief bediende in het bankwezen; Beheerder van het wegtransport van personen; Helper voedingswaren en aanverwante; Productiearbeider van platen op houtbasis; Verantwoordelijke kwaliteitscontrole; Hotelreceptionist; Kader internationale instellingen; Bediende in openbare dienst; Arbeider in de land- en tuinbouw; Graveerder; Softwareontwikkelaar.

Moeilijk haalbaar zijn: Hulpkok; Ovenist in een (banket)bakkerij; Hotelconciërge; Communicatieverantwoordelijke; Medewerker voor studie in de sociale wetenschappen; Gevangenisbewaker; Supervisor callcenter; Verantwoordelijke hygiëne; Bookmaker; Webontwikkelaar; Trein- en trambestuurder; Presentator; Acteur; Agent van politie; Pompbediende, …

Hm. Maar dat spreekt mij inderdaad wel aan, die creatief-ambachtelijke beroepen.

publiek geheim (iv)

Zeg je neen tegen een paar duizend euro? Maar misschien is dat wel het antwoord en ben ik nog op zoek naar een geschikte vraag.

Voor mij was het al langer een uitgemaakte zaak: als men mij aanbiedt mijn contract te verlengen, dan bedank ik vriendelijk maar beslist het aanbod. Ondertussen heeft de werkgever zelf al laten weten dat het contract niet wordt verlengd, om reden van herstructurering. De taken die ik uitoefen, zullen worden verdeeld over een aantal externe bedrijven. Per 6 juni mag ik het bedrijf verlaten, de rest van mijn contract hoef ik niet te vervullen gezien ik nog 31 vakantiedagen heb ‘liggen’, en de rest krijg ik er gratis bij zodat ik naar nieuw werk kan zoeken.

Vriendelijk, ware het niet dat (bijna) iedereen iets over het hoofd heeft gezien.

Bruno, tu devrais voir S.M. Elle est au troisième. Tu ne devrais pas te contenter de ce que le management veut t’offrir. Tu devrais insister sur tes droits.

(Ik werk bij een soort overkoepelende vakbondsorganisatie, had ik dat al vermeld?)

S.M. sprak Nederlands: “De wet is duidelijk in uw geval. Als u langer twee jaar ononderbroken voor dezelfde werkgever werkt, en niet ter vervanging van iemand anders, dan beschikt u de facto over een vast contract van onbepaalde duur. En moet u dus ook een navenante opzegtermijn of -vergoeding krijgen.”

De formule Claeys leert mij dat ik recht heb op zo’n vijf maanden opzeg. Mijn werkgever heeft mij van de beslissing –mijn contract niet te verlengen– op de hoogte gebracht door een brief op mijn toetsenbord achter te laten. Rekening houdend met het feit dat ik eigenlijk een vast contract heb, is de werkgever wettelijk gezien al in de fout gegaan. Ontslag –want dat is het nu geworden– dient met aangetekende brief of per deurwaardersexploot te gebeuren.

Wanneer het ontslag niet volgens de wettelijke regels is gebeurd, dan is het ontslag met vergoeding van toepassing, zo vertelt mij de site van het ACV (Algemene regels inzake opzegging, onderaan de pagina). Dat betekent dat ik protest aanteken tegen de manier waarop mijn werkgever mijn ontslag wenst te regelen, en een opzegvergoeding kan eisen voor mijn resterende vakantiedagen, en de rest van de opzegtermijn.

Verder is er het geval van werkgevers die de intentie hadden over te gaan tot ontslag met (gepresteerde) opzeggingstermijn, maar de wettelijke regels in dat verband niet hebben nageleefd: de kennisgeving van de opzegging gebeurde niet bij aangetekende brief, de brief vermeldt de duur van de opzeggingstermijn niet, enz. […]

De verbrekingsvergoeding stemt overeen met het loon dat is verschuldigd voor de duur van de normale opzeggingstermijn. Een voorbeeld: indien je recht had op een opzeggingstermijn van drie maanden, dan kan je, indien geen (geldige) opzegging is betekend, aanspraak maken op een vergoeding die overeenstemt met drie maanden loon […]

Even had ik gevreesd dat mijn werkgever kon eisen dat ik de opzegtermijn zou ‘uitzitten’, maar bovenstaande toont aan dat zulks niet (noodzakelijk) het geval is. Rest de vraag of de werkgever dat zal betwisten, ik daarvoor dus een advocaat in de arm zou moeten nemen, en of het mij dat allemaal wel waard is. Zou dat (laatste) de juiste vraag zijn?

(Voeg daaraan toe dat ik niet graag profiteer –ik geloof niet in een rechtenmaatschappij— en mijn dilemma wordt alleen maar groter. U kan die vraag over dat dilemma overigens enkel beantwoorden als u de hele situatie en voorgeschiedenis kent –maar ik mag doodvallen eer ik die op het internet zet.)

geen benul

Ik heb het genoegen gehad het Post-verhaal van Michel al IRL te mogen horen. Het is zonder meer verbazingwekkend hoe sommige mensen –vaak zogenaamde intellectuelen of managers op kop– geen flauw benul hebben van het werk dat wordt verzet door mensen die wat lager op de carrièreschaal zijn terecht gekomen.

En ja hoor, het zijn niet allemaal helden. Maar er zijn daar veel meer mensen die onderschat worden in hun job, dan overschat. En ik zou wel durven beweren dat u geen recht van (tegen)spreken hebt als u er niet zelf hebt gestaan. Of hoe komt het, denkt u, dat management slechts bij hoge uitzondering voeling heeft met de werkvloer?

zonder bril

Gisteren had ik de bui al zien hangen, of liever: niet zien hangen. Vandaag zou er geen drupje regen uit de lucht vallen, en bovendien zouden de temperaturen eindelijk terug (officieel) boven de 20 uitkomen. Motor-tijd!

Vanochtend op mijn gemak ontbeten, rugzak gepakt, en de motor op. Op het werk was er een soort uitstap gepland waaraan ik –door omstandigheden– niet kon deelnemen. Een aantal collega’s was evenzeer verhinderd, maar slechts één daarvan zou verplicht zijn de ganse dag met mij door te brengen –in een andere ruimte weliswaar.

Een rustige dag op het werk, meteen de geknipte kans om eens goed te kunnen doorwerken.

Tot ik mij omgekleed had, en ik mijn brillendoos uit mijn rugzak wou nemen. Geen doos, geen bril, en wat erger is: geen USB-stick. En op die USB-stick staan al mijn persoonlijke zaken zoals mijn gepreconfigureerd e-mail programma (Thunderbird Portable).

Enfin, dat betekende een nog rustiger dag dan voorzien, en nog steviger doorwerken zonder gestoord te worden. Nietwaar?

(Terloops: een DVD bekijken op de mac thuis verloopt veel vloeiender dan –tijdens de middagpauze– op de werk-PC.)

de brug

Een tijd geleden heb ik een extern bedrijf hier een audit laten doen van de IT infrastructuur. Dat paste perfect bij mijn jobomschrijving én in de planning van een project dat ik nu al bijna een jaar tracht verkocht te krijgen. Eén van de zaken die in die audit naar boven kwam was –zoals in bijna elk bedrijf– de iets te losse manier waarop met paswoorden werd omgesprogen. De paswoorden waren te eenvoudig en gingen te lang mee. In de maand volgende op het rapport van die audit werd iedereen verplicht zijn paswoord aan te passen, aan de hand van een aantal richtlijnen, waaronder een verplichting van aantal en soort te gebruiken tekens.

Als laatste maatregel –in een reeks die ik niet ga opsommen– werd vorige week ook de code van de deur gewijzigd (die deur is een binnendeur, eer ge hier binnen geraakt moet ge langs een rist conciërges en receptionisten passeren). Die code was 5050*. Die asterisk is geen censuur, maar het laatste teken dat ge moest induwen voor het slot lossprong.

De stations in Gent en Brussel Noord waren verlaten, en er zat ook bijna niemand op de trein die ik gewoontelijk van Gent naar Brussel neem. De meeste broodjeszaken waren dichtgebleven, al was de Panos in Gent wél open (en stond daar eigenaardig genoeg wel de gebruikelijke file), en die ene zaak in Noord die open was, verkocht slechts een minimum aan ontbijtmateriaal.

Ook bij ons op het werk, om 7u40, was er niemand aan de receptie. De nieuwe code had ik nog niet gekregen, en pas iets voorbij achten kwamen de eerste collega’s er aan. Ook zij hadden de nieuwe code niet. De receptioniste kwam er pas om 8u30. Zij had de code wel, mooi op een gele post-it genoteerd, die ze behendig uit haar handtas viste. Ze weigerde de code met ons te delen, maar ik heb geniepig haar vingers gevolgd toen die over het keypad gleden. Nu heb ik ook zo’n post-it.