Het eerste wat er door mij heen flitste was “shit, ik stap op hond”, onmiddellijk gevolgd door “ik heb dat beest toch geen pijn gedaan” en een fractie later “die wou toch niet in mijn benen bijten of zo?!”.
Het zal tijdens kilometer 13 van de voorziene 15 geweest zijn dat ik –onder de Europabrug door– net weer op de vlakke Neermerskaai kwam, toen ik een mevrouw –met haar hond op wandel– voorbij liep. En toen sprong dat mormel, zo’n redelijk dikke mopshond, tussen mijn benen. De seconde of twee drie die daarop volgden speelden zich met dezelfde traagheid af, als welke ik eerder al had meegemaakt. De volgende gedachten waren: “blijven lopen! ik moet blijven lopen!” en meteen daarna “het lukt niet! ik ga vallen!” en nog “hoe val ik met de minste schade als gevolg?” Op mijn heup en schouder dus, en zo rolde ik een keer of twee over kop.
Mijn eerste, niet reflexmatige gedachte was “godverdomme, mijn tijd! Mijn tijd is naar de knoppen.”
De mevrouw was zeer vriendelijk en behulpzaam, en zelfs een beetje aangedaan. Er stopte onmiddellijk ook een andere mevrouw, die met de fiets langskwam. “Hebt u zich geen pijn gedaan, meneer?” Het moet een redelijk fenomenale buitelpartij zijn geweest, want ze keken alletwee nogal bezorgd. “Bent u zeker dat u niets hebt gebroken?”
De mevrouw met de hond verontschuldigde zich menigmaal, bijna met tranen in de ogen van het schrikken, maar ik zette dra mijn weg verder. “Neenee, geen probleem, mevrouw, is uw hond niet gewond?” En zodra die laatste vraag ontkennend werd beantwoord, was ik al opnieuw vertrokken voor de laatste anderhalve kilometer.
Geen kledij gescheurd, geen botten gebroken, alleen ziet mijn heup wat blauw en is mijn rechterarm wat geschaafd (met bloed en al). Niets wat mij van mijn training morgen zal tegenhouden.