de put uit mijn jeugd

Dat ‘verhaal’ van die put uit mijn jeugd had eigenlijk alleen maar een klein beetje op foto12 gestaan, dus de foto van gisteren kwam hier een beetje out of the blue op dit weblog te staan. Ik zeg u, dat internet, een mens zou er zichzelf in verliezen.

Mijn jeugd (van ergens 0 tot 20) speelde zich af rond deze plaatsen. In de Paardenstraat (groen huizeken) heb ik gewoond van mijn 0 tot 10 jaar (foto’s volgen nog); in de Kastanjedreef (geel huizeken), net over de grens met Lochristi, ergens van mijn 10 tot 20. De putperiode dateert van toen ik in Lochristi woonde.

Youth (i) heart

(Hasselblad 500c/m, Zeiss Distagon CF 50mm f/4 T*, Fuji Reala, 100ASA)

Links de knotwilgen rond de E3-put op de grens tussen Destelbergen en Lochristi. Voor de foto van gisteren (nu de foto rechts), staat ge eigenlijk met uw rug naar die knotwilgen. Zoals David zei, zat daar vroeger een zeil- en surfclub (waarvan mijn overburen lid waren). Wij gingen daar destijds (nacht)zwemmen, iets wat vanzelfsprekend niet mocht. We hebben er meermaals de flikken moeten ontvluchten, maar we zijn nooit gepakt geweest.

Het was er effectief gevaarlijk: de gewapende betonblokken met uitstekende verroeste betonijzers lagen langs de oever te blinken, of zaten net onder de waterspiegel verscholen. Hoe daar niemand het leven heeft gelaten, mag gerust een wonder genoemd worden.

don't fence me in

(Hasselblad 500c/m, Zeiss Distagon CF 50mm f/4 T*, Fuji Reala, 100ASA)

De (vis)put was het populairst, maar toen op een bepaald moment de politie daar in de zomer een week bijna dagelijks kwam patrouilleren in de ijdele hoop ons te betrappen, zijn we gedurende die periode uitgeweken naar de vijver aan het militair domein langs de spoorweg (een uitloper van de Burgstraat). We maakten iedereen die mee wou wijs dat daar militaire experimenten werden gehouden en dat de soldaten ons een paar keer bijna hadden betrapt. En dat we er één met kieuwen en vliesvingers hadden gezien. Tsja, wat wilt ge: het was de tijd van WarGames, Red Dawn en Rambo.

tussenseizoen

’t Is er gewoon het seizoen voor. Of liever niet voor. De Grote Aftenperiode valt voor mij al een gans leven tussen twee seizoenen in, tussen winter en lente, tussen zomer en herfst. Als het niet meer koud is, of niet meer warm, maar als de weergoden nog niet hebben beslist welke richting ze eigenlijk uit willen. Of ze weten het wel, maar houden ons liever nog even an het lijntje. Ik heb er ook opnieuw last van, maar de laatste jaren is de intensiteit sterk verminderd. Ik heb er goede hoop op, dat als ik veertig ben, of vijftig, ik ze misschien wel helemaal kwijt ben, of ze helemaal heb ingeruild tegen migraine. Of misschien heb ik altijd al migraine gehad, maar heb ik die pas de laatste jaren herkend, wegens dat ik er altijd een kater zal hebben in gezien. Nevermind, de aften beperken zich tegenwoordig tot kleinere groepjes van drie of vier, en soms zelfs tot een simpel rauw aanvoelen van het verhemelte of de mondwand.

Wat onnoemelijk veel erger is, is dat het toch iets erfelijks blijkt, want Henri heeft er ook al last van. “Kijk papa,” toonde hij vorige week, “ik heb er hier één op mijn onderlip, en ook hier vanboven, en vanachter in mijn mond heeft het ook al pijn gedaan.” En dan vraagt het alles wat ik heb om niet terstond in een huilbui uit te barsten, of erger nog, volledig in te storten. Want ik weet wat hem nog kan te wachten staan, al hoop ik dat mijn ervaringen aan hem mogen voorbij gaan. De pijn, de foetor ex ore, en de oncontroleerbare en onhandelbare moodswings. En ik kan hem bezwaarlijk nu al Nietzsche laten lezen. (Was mich nicht umbringt, macht mich stärker.)

hedenavond Monk

Het zal nu ongeveer een week zijn dat ik –als ik wat tijd heb– naar de muziek van Michiel Braam en Elliott Sharp luister. Beide muzikanten interpreteren Monk solo; Braam op piano en Sharp op akoestische gitaar, en dat levert twee heel verscheiden muziekbeelden op. Niet alleen omdat het over verschillende instrumenten gaat (hadden we daar even een duh-moment?), maar voornamelijk omdat hun visie zo uiteenlopend is.

Vanavond treden ze op in de Balzaal van Vooruit, elk afzonderlijk als ik het goed heb begrepen (Epistrophy zal er waarschijnlijk wel twee keer tussen zitten). Ik heb helaas geen tijd gevonden om een aankondiging te schrijven voor Het Project, maar ik heb zo een gevoel dat dit wel eens heel goed gaat worden. Aanrader dus!

Vanavond dus, 29 januari om 20u in de Balzaal van Vooruit. Toegang € 14 / 10 (vvk) of Wildgedragkaart

MSK

M.S.K. by night

Het Museum voor Schone Kunsten, Gent, bij nacht en ontij. Charles had gelijk toen hij zich afvroeg of het niet wat overbelicht was. Het is allemaal wat nieuw, nachtfotografie op film, en ik heb een beetje met de natte vinger belicht. Eerst heb ik een proefje gemaakt met de 5D, en die belichtingstijd heb ik dan als rode draad genomen voor de belichting van de (dia-)film. Wel heb ik telkens eerst de belichting ook met de lichtmeter nagemeten, zowel ambient als spot, om dan een compromis te zoeken tussen die factoren en de lighting ratio. En dan is er natuurlijk nog de reciprocity van de film. En het feit dat de belichtingstijd plots verschuift van een schaal waar er een gigantisch verschil is tussen 1/60 van een seconde en 1/500 van een seconde, en dat we voor nachtfotografie plots gaan belichten op ghôh… een second of 15-20…

Zeer intrigerend allemaal; ik ga dat zeker nog meer doen (allez, ik heb het al gedaan, dit weekend, aan zee –ik ga straks mijn filmpjes ter ontwikkeling afgeven).

M.S.K. by night

M.S.K. by night M.S.K. by night M.S.K. by night

(Hasselblad 500c/m, Zeiss Distagon CF 50mm f/4 T*, Fuji Provia 100F, 100ASA)

beyond basics

Een tijdje geleden las ik in een of andere krant –waarschijnlijk de weekend editie– dat de nieuwste trend in food (trends klinken Engels of ze zouden meteen veel minder trendy zijn, weet u wel) een terugkeer naar de basis is. Niet zomaar een basis overigens, maar een naar herkomst aantoonbare basis. De boterham met vers geplette aardbeien waar Henri zo zot van is (en ik ook wel), kan nog net. Maar echte basis-adepten eten geen zuiver rundsvlees meer, maar Japans Wagyu of Spaanse Rubia. De basis is niet zomaar basic, maar beyond basics.

En ik was al zo verheugd dat mensen opnieuw meer zelf begonnen te koken. Of was dat ook een hype?

met de trein naar westende

Allez, ’t was met de auto, want er waren net iets te veel tassen en zakken te verhuizen. Rechtstreeks aansluitend op haar Romereis diende dokter doctor in Oostende te zijn voor een congres van de BHS. Alwaar zij trouwens vlotweg –in het laatste jaar waarin dat voor haar nog mogelijk was– nog een poster award wegkaapte. Dus zakten Henri en ikzelf gisteren al naar Westende/Middelkerke af (vlak bij de Rotonde), om er in verdiende rust van een woelige zee te genieten.

En dan ga ik naar zee, en neem ik mee: een statief, een cable release, een hasselblad, twee 120 filmmagazijnen, een 50mm lens, een 150mm lens, een lichtmeter, en …amper één filmrolletje (z/w).

Terwijl mijn zwart-witfilms boven bij mijn fotogerief liggen, bevinden mijn kleurenfilms zich netjes beneden in de ijskast –alwaar ik ze vanzelfsprekend ben vergeten. Nog goed dat ik nog een halve (z/w) film op één van de twee magazijnen zitten had, en nog vier onbelichte vakjes mocht vullen op de (kleuren-)film die mijn Leica herbergde.

De beste film is de film die ge mee hebt!

mannen

The Bell Jar is een grotendeels autobiografisch geïnspireerde roman van Sylvia Plath. Volgende passage, waarin het hoofdpersonage voor het eerst een kind ziet geboren worden, wou ik u niet onthouden:

The woman’s stomach stuck up so high I couldn’t see her face or the upper part of her body at all. She seemed to have nothing but an enormous spider-fat stomach and two little ugly spindly legs propped in the high stirrups, and all the time the baby was being born she never stopped making this inhuman whooing noise.

Later Buddy told me the woman was on a drug that would make her forget she’d had any pain and that when she swore and groaned she really didn’t know what she was doing because she was in a kind of twilight sleep.

I thought it sounded just like the kind of drug a man would invent. Here was a woman in terrible pain, obviously feeling every bit of it or she wouldn’t groan like that, and she would go straight home and start another baby, because the drug would make her forget how bad the pain had been, when all the time, in some secret part of her, that long, blind, doorless and windowless corridor of pain was waiting to open up and shut her in again.

Plath kreeg zelf twee kinderen, en benam zich van het leven in 1963, amper 30 jaar oud. Ik begin vreselijk benieuwd te worden naar haar dagboeken (waarvan Ted Hughes, haar man, er twee heeft verzegeld tot de 50e verjaardag van haar dood).