loping

Vanochtend had ik afgesproken met B. Diens dochter gaat naar dezelfde school als Henri, en haar moeder, B.’s echtgenote S. zat samen met Tessa een tijdje in het oudercomité. Vorige week gingen we met zijn allen uit eten naar Brasserie Nero voor een heerlijk en gezellig diner.

B. loopt ook, hij heeft al meermaals aan wedstrijden deelgenomen, waaronder de 10km van Gent waar ik zo naar uitkijk. Hij verwonderde zich erover dat ik nog nooit onder het spoorwegbrugje aan de Blaarmeersen (richting Drongen Station, zo stelt de fietsbewegwijzering) had gelopen. “Wij spreken nu af voor volgende week zaterdag. Om hoe laat gaat ge lopen? Ok: om 10u30 aan de Albertbrug.” Meer had hij niet nodig.

Vanochtend liepen wij onder dat brugje door, en ontvouwde zich voor mijn ogen –nadat we een andere brug waren over gelopen– een fantastisch Leielandschap. We zijn door Afsnee en Drongen gelopen, en mogelijks nog wat gemeentes, goed voor een heel ontspannen anderhalf uur ofte 18 kilometer. Met hopen lussen en paadjes en rust en buiten en met moeite een paar andere lopers –al is dat in de zomer wel anders, vertrouwde B. me nog toe.

Minstens één van mijn trainingen zal vanaf nu ook een van de vele Leiepaden volgen. En met die bruggen krijgen mijn spieren nog wat klimtraining ook. Bedankt, B.

Het loping uit de titel is een poging tot woordspeling op wandeling en op de vele lussen (ofte loops in het Engels) die het parcours in het Leielandschap biedt.

training 200811

Een nieuwe maand, dus tijd voor de lijstjes. En ziet, we hebben vanaf deze maand een nieuw lijstje. Na anderhalf jaar geloop en een eerste wedstrijd, achten we eindelijk de tijd rijp om ook dat onderdeel van ons leven op een sequentiële manier vorm te geven. Inderdaad, het gefiets zit er nog niet bij; het is immers winter, en dan wordt er minder gefietst. Misschien voeg ik het toe vanaf de lente. Of zo.

Alle cijfers zijn geheel onwetenschappelijk en dus louter indicatief. Het kcal verbuik blijft gokwerk, zo heb ik me laten vertellen; en zo’n footpod heeft al gauw een foutmarge van een paar procent, wat zeker op de langere afstand een ietwat optimistischer beeld kan geven. Het dichtst bij de waarheid is vermoedelijk de tijdsduur, want daarvoor duw ik zelf een knopje start/stop in.

Niettemin, ik heb er een overzicht bij.

  • 25 km lopen / 2:03:10 / 1696 kcal / 02-11-2008
  • 21,53 km lopen / 1:46:20 / 1299 kcal / 04-11-2008
  • 6,34 km lopen / 0:31:24 / 361 kcal / 05-11-2008
  • 12,77 km lopen / 1:00:51 / 785 kcal / 06-11-2008
  • 6,30 km lopen / 0:31:33 / 370 kcal / 07-11-2008
  • 6,26 km lopen / 0:29:14 / 359 kcal / 08-11-2008
  • 8,93 km lopen / 0:41:24 / 536 kcal / 09-11-2008
  • 21 km lopen (*) / 1:41:59 / 1368 kcal / 11-11-2008
  • 12,83 km lopen / 1:00:18 / 769 kcal / 13-11-2008
  • 9,27 km lopen / 0:43:34 / 410 kcal / 14-11-2008
  • 16,22 km lopen / 1:09:23 / 946 kcal / 16-11-2008
  • 6,28 km lopen / 0:31:17 / 338 kcal / 17-11-2008
  • 15,93 km lopen / 1:13:40 / 933 kcal / 18-11-2008
  • 7,82 km lopen / 0:37:51 / 436 kcal / 19-11-2008
  • 13,17 km lopen / 1:02:38 / 826 kcal / 20-11-2008
  • 20,34 km lopen / 1:32:48 / 1238 kcal / 22-11-2008
  • 20,03 km lopen / 1:32:23 / 1310 kcal / 23-11-2008
  • 6,29 km lopen / 0:29:43 / 352 kcal / 24-11-2008
  • 18.97 km lopen / 1:29:29 / 710 kcal / 25-11-2008
  • 8,75 km lopen / 0:41:19 / 424 kcal / 26-11-2008
  • 14,27 km lopen / 1:08:18 / 870 kcal / 27-11-2008
  • 18,41 km lopen / 1:26:15 / 1113 kcal / 29-11-2008
  • 35,76 km lopen / 2:58:32 / 1825 kcal / 30-11-2008

De loopafstand wordt gemeten met een Suunto t6c + footpod.

(*) Een wedstrijdloop. Mijn eerste wedstrijd. Volgens mijn Suunto was het 22,46 km. Dus ofwel komt dat door ‘afwijkingen van de juiste lijn’; ofwel zit er toch een serieuze foutmarge op die afstandberekening.

ge moet niet zot zijn…

…maar het helpt. Dat zag ik Tessa denken, toen ik daarnet weer binnenstrompelde. Twee weken geleden ben ik begonnen met The Ultimate Ultramarathon Training Plan van de Amerikaanse Runner’s World. Voor zondag staat daarbij een training van drie uur op het programma, maar toen ik daar vorige week aan begon, bleek al gauw dat ik beter wat meer boterhammen had gegeten. Dus begon ik deze week opnieuw. Aan hetzelfde programma, jawel.

En zo telde mijn hartslagmeter daarjuist netjes 2 uur 58 minuten en 32 seconden voor mij uit, en veronderstelde de footpod dat ik op die tijd 35,76 km heb afgelegd (wat waarschijnlijk een overschatting is).

Ik denk dat ik mij voor de rest van de dag op mijn bed ga leggen.

ijslopen

“Ik was nogal ongerust hoor”, verzuchtte mijn moeder toen ik van mijn training terug thuiskwam. “Om half negen ongeveer hebt ge mij een sms gestuurd om te zeggen dat ge zoudt meegaan, maar eerst nog gingt lopen, en toen ik hier een beetje voor tien aankwam, waart ge nergens te bespeuren. En met dat ijs overal…”

Het was gisteren een fenomenaal interessante training –op meer dan één vlak. Ik heb net geen 19 km afgelegd, op een parcours dat voor ongeveer de helft veel weg had van een ijspiste. Het ergste was het stuk van de Watersportbaan ter hoogte van het GUSB en het Jan-Palfijnziekenhuis, dat ongelooflijk glad lag, en bovendien naar het water afhelde (spannend!). Bijna net zo glad was het stuk bocht aan de kant van de R4. Nog een geluk dat men gestrooid had op het brugje aan de Noorderlaan, want –hoe minimaal die helling ook mag zijn– ik was er anders waarschijnlijk niet op geraakt. Op de rest van het parcours had men evenwel niet gestrooid, zodat ik niet alleen moest lopen, maar ook voortdurend naar mijn evenwicht moest blijven zoeken. Mijn bovenbenen protesteren nog steeds van die ongewone inspanning. Na een tijdje begon het bovendien zacht te regenen, waardoor er bovenop het ijs een laagje water kwam, wat de piste zo mogelijk nog gladder maakte.

Edoch, tijdens mijn tweede tocht (van de drie) rond de Watersportbaan, werd ik voor mijn beproevingen beloond. Niet dat ik plots sneller begon te lopen, of dat het ijs als bij toverslag verdween, maar ik werd getrakteerd op mogelijks de mooiste regenboog die ik ooit al heb gezien (ik heb hem volledig zien opbouwen, bijna volledig weten verdubbelen, en vervolgens opnieuw zien verdwijnen); en voorbij de bocht aan de R4 op het mooiste ochtendlicht dat ooit al op de Zuiderlaan heeft geschenen.

Fantastisch!

(Al bleef het gevaarlijk precies, al dat ijs.)

ge gaat lachen

Dat van die rukwinden, dat viel nog mee. Tenminste zolang het parcours van de halve marathon Deinze-Aalter langs het Kanaal van Schipdonk bleef. Ergens na de veertiende kilometer gaat het via een brug het kanaal over, en wordt de tocht verder gezet langs het Kanaal Gent-Brugge. En daar begon de wedstrijd eigenlijk pas.

Mij was nummer 172 toebedeeld. “Ge weet toch dat het een zeer mooi en symbolisch nummer is”, vroeg Tessa aan Henri. “Maar er moet wel nog een 9 tussen hé mama.” De start was in Deinze, en ik had mij een plekje in één van de bussen voorzien, zodat de tweekoppige fanclub drie uur in Bellem op mijn terugkeer mocht wachten. Maar ze stonden er wel, goed zichtbaar springend en roepend en wuivend aan de finish.

Het hele stuk langs het Kanaal Gent-Brugge (Vaart-Zuid) hadden we tegenwind. En echt wel tegenwind. Iemand van de organisatie fietste geregeld met de lopers mee, en hij moest op die weg herhaaldelijk stoppen en afstappen, omdat hij niet meer vooruit geraakte. Ik had –op aanraden van een aantal veteranen waar ik onderweg mee aan de klap was geraakt– gelukkig wat marge ingebouwd, want dat laatste derde was wel degelijk wat men in sporttermen omschrijft als beslissend.

Er waren –volgens het resultatenblad (PDF)– 365 deelnemers. Om bij de beoogde eerste helft te eindigen, mocht ik dus maximaal 182e worden of, volgens de resultaten van vorig jaar, binnen de 1u42 de finish halen. Mijn tijd was –ge gaat dus lachen– 1:41:59, en daardoor eindigde ik op de –en ge mocht bijna opnieuw lachen– 174e plaats (mijn rugnummer was 172).

Ben ik tevreden? Welja: ik heb mijn ‘doel’ gehaald én het was héél plezierig om eens aan zo’n wedstrijd deel te nemen. Was het goed? Nah, niet echt, ik had zeker een paar minuten vroeger kunnen eindigen. Het was mijn eerste wedstrijd, en zeker niet slecht, maar ik heb duidelijk een paar beginnersfouten gemaakt. Bij de start ben ik traag vertrokken. Daar kan ik mij best nog in vinden: ik kom eerder traag op gang, om tijdens de tweede helft tijd in te halen met de opgespaarde energie. Eigenlijk is dat een strategie die in deze halve marathon nog goed zou kunnen werken ook, op voorwaarde dat ge op tijd aan die tweede helft begint. Vier kilometer vóór de brug over het Schipdonkkanaal dus.

Na het rustige vertrek –een rondje op de atletiekpiste in Deinze– heb ik eerst de kat wat uit de boom gekeken. Ik ben gewoon van alleen te lopen, op mijn eigen tempo, en nu lopen daar plots een heleboel mensen rond mij, elk aan hun eigen tempo, en zeker daar aan het begin van de wedstrijd. Na een tijdje ben ik dan van groepje naar groepje verder naar voor gesprongen, op zoek naar een geschikt tempo. Daarbij had ik wel even onderschat hoe ver achteraan ik mij wel bevond, bij die start. Eventjes –voor een kilometer of twee-drie– heb ik een goed tempo gevonden bij een redelijk flashy uitgedoste loper, die ik evenwel op de brug achter mij heb moeten laten. Al dat gehop en gezoek deed mijn tempo (of strategie) echter geen deugd. Langs het Kanaal Gent-Brugge heb ik nog een heleboel mensen achter mij gelaten, en op het laatste stuk Mariahovelaan richting kerk en eindmeet, heb ik nog een kort sprintje ingezet. Ik had nog veel te veel energie over.

“Al die mensen zijn hier puffend en uitgeput over de meet gekomen, en gij ziet eruit alsof ge juist ne keer gaat joggen zijt”, vatte Tessa het samen. Volgende keer sneller aanzetten dus, is de boodschap. Volgende keer, dat wordt waarschijnlijk de Leopoldsloop in Watervliet. Er zijn er overigens twee: eentje van 21 km op 10 januari, en een tweede van 27 km op 21 februari, en ik voel mij wel geroepen om aan allebei mee te doen. Waarmee ik meteen ook de belangrijkste vraag (nogmaals) beantwoord: was het leutig, en ga ik het nog doen? Ja, absoluut!

(Proficiat ook aan Anje, die op de 51 plaats (als tweede vrouw) is geëindigd met een schitterende tijd van 1:27:55. Wauw!)

vrij krachtig met rukwinden

Morgen loop ik mijn eerste wedstrijd. Ambities zijn er niet, enfin niet echt, al zou ik zeer tevreden zijn als ik bij de eerste helft van de 353 ingeschrevenen eindig. Dat mag niet onmogelijk zijn, gezien dat ‘midden’ vorig jaar een tijd van 1u42 betekende, en in het vlakke Gent, rond de vlakke Watersportbaan, zou zoiets mij wel lukken. Edoch, Anje had het al gezegd, de condities zijn niet erm… optimaal.

Dinsdag en woensdag is het wisselvalliger met brede opklaringen en stapelwolken waaruit af en toe buien vallen. De wind waait dinsdag nog vrij krachtig met rukwinden, zo zegt het KMI. De wind heeft een kracht van 4-5 Beaufort, dat is een matige tot vrij krachtig wind, met snelheden van 20 tot 38 km/h. Edoch, bij de doortocht van deze regenzone zijn rukwinden van 80 tot 100 km/u mogelijk.

In de Runner’s World stond de halve marathon Deinze-Aalter overigens als looptip van de maand vermeld. Met als bemoedigend bijschrift Zwoegen langs het kanaal: op Wapenstilstand zal er een verbeten slag worden geleverd langs het Schipdonkkanaal. Het kan namelijk stevig waaien op de kaarsrechte jaagpaden tussen Deinze en (een halve marathon verderop) Aalter. Ik neem het artikel even over.

De jogging Deinze-Aalter is verwant met de Leopoldslopen. Die vinden eveneens in Oost-Vlaanderen plaats, ook in de koudere maanden, ook op lange stukken langs het kanaal. Het zijn geen wedstrijden voor broze rietstengels, want meestal waait de wind hard tegen. Wie al eens langs het kanaal fietst, weet dat het zwoegen geblazen is.

Het parkoers voorziet geen terugtocht met de wind mee. De start vindt plaats op de atletiekpiste in Deinze. Vandaar gaat het noordwaarts over het jaagpad langs het donkere, brede Schipdonkkanaal, met lange rijen wuivende bomen aan weerszijden van het water. Alleen in de aanval gaan is vanwege de soms stevige zijwind niet meteen aangewezen. Wie enigszins van zijn namiddag wil genieten, kan zich beter in een groepje verschuilen, om energie te sparen. De weg is lang en –vooral in de laatste zeven kilometer– zwaar.

De boten op het kanaal vormen tijdens de wedstrijd een goede snelheidsmeter. ‘Zij varen ongeveer elf tot twaalf kilometer per uur’, zegt mede-organisator Wim De Lannoy. Wie door een boot wordt gepasseerd, zal dus genoegen moeten nemen met een plaats in de tweede helft van het deelnemersveld.

Na ongeveer dertien kilometer stroomt het Schipdonkkanaal in het kanaal Gent-Brugge. De lopers moeten over de brug, naar links, om op het jaagpad richting Brugge hun weg te vervolgen. Vanaf daar is er meestal tegenwind. Zo gaat de toch verder naar Bellem. Nog even zwoegen en dan komen de deelnemers op het mooiste stuk van de route: de laatste twee kilometer loopt het pad weg van het kanaal, door de velden, met uitzicht op de kerktoren. Aan de kerk ligt de finish.

Wie meedoet, weet op voorhand dat een scherpe tijd er niet in zit. ‘Over deze halve marathon doe je soms drie minuten langer dan normaal’, zegt De Lannoy. Het parkoersrecord staat op naam van ultraloper Marc Vanderlinden. Hij liep de wedstrijd als voorbereiding voor een hele marathon.

Hm. Ik heb er weer een goeie uitgekozen om mee te beginnen. Benieuwd of ik het haal, om bij die eerste helft van de lopers te finishen. (Note to self: de boten vóór blijven!)

kilometer 23

Al had deze post net zo goed twee komma vier kunnen heten.

Gisteren was dus een recuperatiedag, en daarom –hoewel het niet echt mijn bedoeling was– besloot ik tijdens het lopen, een extra ronde rond de Watersportbaan in te lassen. Twee extra rondes eigenlijk, want normaal gezien doe ik er maar twee, zodat ik ergens rond de 16-17 km zit bij mijn thuiskomst. Maar ik ging voor 22. En terwijl ik bezig was, dacht ik: “goh, ik doe er nog één.” Waardoor het totaal aantal kilometers op 27 staat voor vandaag. En eigenlijk had ik nog wel langer willen lopen, maar dat leek mij om verscheidene redenen niet zo’n goed idee.

Vooreerst zat Henri nu al twee uur alleen thuis; ten tweede was mijn knie niet zo happy over het enthousiasme van mijn geest; ten derde begon ik stilletjesaan milde uitdrogingsverschijnselen te tonen (tintelingen bijvoorbeeld). Bij kilometer 23 had ik voor het eerst in mijn –relatief korte– loperscarrière gedurende enkele seconden een soort runner’s high (tenminste, ik vermoed dat het dat was).

Toen ik me achteraf op de weegschaal stelde –ik had mij voor het eerst ook eens voor een training gewogen– merkte ik dat ik maar liefst 2,4 kilo gewicht was kwijtgespeeld. Ik drink na een training standaard altijd een groot glas water (250 ml) met daarin een nuun tablet opgelost –iets dat ik heb overgehouden aan onze Amerikareis. Nadien volgen vaak nog een glas met water en 1/3 cranberry juice (light) en een blikje cola light. En ik drink ook voldoende water gedurende de dag.

Maar 27 kilometer. Eigenlijk is dat al veel te veel zonder ravitaillement tussendoor.

z’emmen em al, wey

Vanochtend voelde ik me iets te belabberd om te gaan lopen, dus heb ik gewoon een beetje zielig doorgewerkt. Toen ik van de wekelijkse persconferentie terugkwam –te voet, want mijn abonnement was net verstreken en ik had verzuimd het geld naar De Lijn over te schrijven, al verkeerde ik in de veronderstelling dat ik zulks wel had gedaan, waardoor ik dat gegeven eerst via online banking wou nakijken alvorens aan de Zuid een nieuw abonnement aan te schaffen en zo mogelijks twee keer voor hetzelfde te betalen; te voet dus– en de helft van mijn tekst voor Het Project had afgewerkt, kon ik het niet langer aan. Zelfs de endorfines die ik na de lunch via een ruime portie chocolade had pogen op te wekken, troffen geen doel. Al bezorgden ze wél de nodige energie om er –ondanks de tegenwerkende slijmen (nog nooit zo veel gespekeld en gespuwd tijdens een training)– toch redelijk stevig tegenaan te gaan. Wat twee mannen, die in de file op de Jan Palfijnbrug stonden aan te schuiven, ertoe noopte het raampje van hun bestelwagen open te draaien en in onmiskenbaar Westvlaams de kwinkslag uit de titel met grote vriendelijke grijns mijn richting uit te sturen. Origineel was het misschien niet geheel (ik herinner mij dat die uitspraak populair was toen ik Henri’s leeftijd had), maar wel (nog steeds) grappig. Lopen is leutig.

met doel voor ogen

U gaat het niet geloven, maar ik heb eigenlijk nog nooit een doel gehad in het leven. Momenten bieden zich gewoon aan, en veelal grijp ik ze vast –of ik laat ze gaan, al blijk dát altijd weer net iets moeilijker. Maar ziet, ik heb bij deze –en dus vermoedelijk voor de eerste keer– een (lange termijn) doel voor ogen. Niks bijzonders, en al zeker niet iets waar mijn moeder meteen op zal zitten wachten, maar niettemin: het is een doel.

Anderhalf jaar geleden ben ik beginnen lopen. Ondertussen loop ik bijna elke dag, en leg ik elke week één keer een afstand van 21 km af. Die afstand is niet exact, ik heb zo’n Suunto footpod die mij op het einde van elke training weet te zeggen hoe ver ik heb gelopen. Gezien ik meestal hetzelfde parcours loop –hetzij de Blaarmeersen, hetzij de Watersportbaan rond– en de afstand telkens dezelfde duidt, vertrouw ik er toch een beetje op. De totale afstand van en naar huis voor die locaties is net iets meer dan vijf km (toch met de omweg die ik bewust maak) en ik denk dat die Suunto er wel niet zo heel ver zal naast zitten. Zo’n langere afstand ligt mij wel, en waar ik vroeger liever de Blaarmeersen (goed voor zo’n drie km per keer) rond tufte, verkies ik tegenwoordig om twee-drie keer de Watersportbaan (vijf km per keer) rond te gaan.

Liever een ietwat langere afstand dus. Al denk ik er ook sterk aan om binnenkort eens een wedstrijd te lopen, zoals de halve marathon Deinze-Aalter, hoewel ik me steeds had voorgenomen als eerste wedstrijd de 10 (komma vier) km van Gent af te leggen (maar zo lang kan ik niet meer wachten). Misschien doe ik volgend jaar nog mee aan een aantal van die grote evenementen, zoals de Antwerp Marathon of de 10 Miles (26 april 2009), de Stadsloop Gent, en –wie weet– misschien zelfs de Brussels Marathon. Enfin, er zijn 14 van die grote Running Tours. Keuze te over.

Edoch, ik wil meer. Veel meer. Afstandgewijs. Snelheid is daarbij ondergeschikt, want ik ben vooreerst van plan mijn uithoudingsvermogen sterk aan te scherpen. Vandaar ook die fiets, die –zo zegt men– een uitstekend trainingsmiddel is voor uw stamina. De halve marathonafstand is leuk, maar de hele marathon lonkt al met lange wimpers, en nog veel meer: de ultra.

De interesse voor zo’n ultra is begonnen tijdens ons verblijf in Seattle. Ik kocht er naast de Amerikaanse Runner’s World ook het Trail Runner magazine, dat voornamelijk ging over off-road running en het meteen ook had over ultratrails. Niet verwonderlijk, gezien Amerika over ettelijke National Parks beschikt, die zich daarvoor bij uitstek lenen. Ultra’s, dat zijn duurlopen over lange afstanden, in vergelijking waarmee een marathon de spreekwoordelijke walk in a park is. Ultra’s zijn vaak ultratrails, maar is eigenlijk de afkorting van ultramarathon, d.w.z. elke afstand langer dan de marathonafstand (42 km).

De bekendste ultra in Europa is waarschijnlijk de Ultra trail du Mont-Blanc, waarbij men 166 km moet afleggen in maximaal 46 uur. Mispak u niet, u krijgt er in totaal ongeveer 8-9 km hoogteverschil te verwerken (verdeeld over de verschillende pieken natuurlijk). Al is er ook de Sparthatlon, die de afstand van 246 km tussen Athene en Sparta in maximaal 36 uur. En kijk, daar hebt u meteen twee van mijn doelstellingen.

Ach, ik ben niet naïef, en ik besef dat ik nog een heel lange weg heb af te leggen (no pun intended), maar niettemin: dat is waar ik voor wil gaan. Er zijn overigens toelatingsvoorwaarden (lees: ultra-ervaring) om aan bovenvermelde ultra’s te mogen deelnemen. Dus we gaan het grondig en gefundeerd proberen aan te pakken. Ik ga beginnen met een bezoekje aan een sportarts, om te horen hoe ik daar best aan begin, en over welk tijdsbestek we spreken. Want hey, ik heb dan wel een doel, maar ik ben nog steeds niet gehaast.

lucht

Na zowat tien dagen op muffe cinemazaallucht te hebben geleefd, laat ik mijn longen stilletjesaan weer aan de gewone, van fijn stof doordrongen, buitenlucht gewennen. Vandaag stond er maar één film op het programma (morgen twee, en daarna gaat het richting Brussel voor een hands on met de nieuwe 5D), dus ging ik lopen. Gisteren had ik een voorraad gaas en sterilux en isobetadine en jelonet en flamigel ingeslagen en aangebracht –op voorschrift van mijn doktertje— en vanochtend was mijn been al veel minder verkrampt.

De eerste kilometer viel niet echt mee, maar nadien waren mijn spieren het lopen precies opnieuw gewoon, en ben ik maar meteen voor de volle woensdaagse 15 kilometer gegaan. Om tegelijk –hoewel het niet zo was bedoeld– een PB neer te zetten; dat stond op 1u11, maar daar heb ik vandaag 3 minuten af gesnoept tot 1u08. Ik weet het: sommige lopers leggen in die tijd een halve marathon af, maar ik vond dit toch al niet onaardig. Al ben ik nu benieuwd geworden hoe snel ik deze tijd onder het uur kan krijgen.

En als het weer een beetje mee wil, dan hoop ik vrijdag of zaterdag of zondag (hopelijk verandert toch één ‘of’ in ‘en’) te kunnen fietsen. Vanaf morgen is het overigens weer een paar dagen mannen onder elkaar, want daar vliegt Tessa alweer naar het buitenland voor een paar dagen. Ik denk dat ik Henri maar meeneem naar Brussel, morgenavond.