PDM 472

Peugeot 407 sw PDM-472 door Bruno Bollaert

Elke week komt de eigenaar van dit voertuig, een gepensioneerde meneer vergezeld van een exotische liefde, zijn dochter die hier een paar huizen verder op kot zit, afzetten. Niet dat het mijn zaken zijn, van dat exotisme of van die dochter. Helaas insisteert hij telkenmale om zijn voertuig voor onze poort achter te laten –zonder knipperlichten, zonder iemand in of bij de wagen achter te laten, zonder eens aan te bellen om te informeren of het stoort. Ook als er elders plaats is –wat meestal het geval is– staat hij erop om zijn wagen voor onze poort te plaatsen. Hem erover aanspreken helpt niet. “Ik sta hier graag,” stelt hij. “Ge kunt straks ook nog wegrijden, als ik weg ben. ’t Zal op dat kwartierke niet steken.”

Fietsers zijn zot

Vanochtend heb ik Tessa naar het UZ gevoerd. Geen paniek, ze werkt daar gewoon, nietwaar. Normaal gezien gaat ze zowat elke dag met de fiets naar het werk, een flinke drie kilometer enkele reis volgens Google Maps. Vanochtend was het weer mij veel te bar, dus stond ik erop om haar tot daar te brengen met de wagen.

Om acht uur is het nog donker, en bovendien regende het nog eens ook. Voeg daar nog eens aan de beperkte zichtbaarheid aan toe, want het Gentse Stadsbestuur heeft wel veel geld veil voor een strak (en bekroond) lichtplan dat onze monumenten verfraait, de oversteekplaatsen aan pakweg de Koningin Elisabethlaan, de Kortrijksesteenweg, de Burggravenlaan, de Krijgslaan, de Vrijheidslaan, en de Zwijnaardsesteenweg zijn niet meteen van het kaliber dat u er uw zonnebril voor moet opzetten –in tegenstelling tot de verlichting bij voornoemde monumenten. We hebben het hier trouwens niet over kleine sluipwegen, maar over druk bereden invalswegen. De oversteekplaats(en) op de Krijgslaan ter hoogte van het Miljoenenkwartier zijn er mogelijks het ergste aan toe. De verwaarlozing van het garanderen van goed verlichte oversteekplaatsen grenst aan het criminele.

Over criminaliteit gesproken: van de talloze fietsers die ik ben tegen gekomen, reed ruim de helft zonder licht. En natuurlijk zijn het net die fietsers, die donker gekleed gaan (laat staan dat ze een fluovestje zouden aan hebben). Van de overblijvende helft, reed nog eens ruim de helft met excuuslichtjes. U weet wel, van die zwakke led-dingetjes (één tot drie ledjes volstaan, wat had u gedacht), die op de fiets of de vest worden bevestigd, en die de zichtbaarheid van de fietser in niets verbeteren.

Had ik niet –tot grote ergernis van mijn mede-automobilisten trouwens– met aangepaste snelheid gereden (lees: nooit boven de vijftig, en eerder naar de veertig), dan had ik minstens vier fietsers gemist… euh, geraakt, enfin u begrijpt mij wel. Ik heb minstens zes andere fietsers bijna zien aangereden worden, vaak (maar niet altijd) omdat de fietser niet voldoende zichtbaar was, één keer omdat een achterlijke automobilist uit de Kortrijksesteenweg de Prinses Clementinalaan indraaide tegen 80 per uur (er kwam slipwerk aan te pas, en ik denk trouwens dat ge daar als automobilist niet moogt indraaien). Pas alstublieft uw rijgedrag niet alleen aan de weersomstandigheden, maar ook aan de zwakste weggebruikers aan.

Maar serieus, veel fietsers zijn goed zot. Maak werk van uw zichtbaarheid. Wil er iemand die excuuslichtjes verbieden, en meteen de fietsverlichting homologeren op minimale sterkte? En maak toch gewoon die fluovestjes verplicht in het donker (in de wagen zijn ze ook verplicht).

Ondertussen, op de bus

“Gaan ze nu echt dat mens dat er niet eens in slaagt haar eigen partij te leiden, een bestuursfunctie geven in een land dat meer dan 500 dagen nodig heeft om een regering bijeen te krijgen?”

Normaal gezien neem ik de tram naar het centrum. Sinds tram 21/22 door de PaGaS uit het centrum weggehouden wordt, moet ik naar de Kortrijksesteenweg trekken om in de buurt van de Zuid (lees: de OR en de Vooruit) te geraken, tenzij ik er een half uur over wil doen om met tram 24 de scenic tour rond Gent te rijden.

Gelukkig is er bus 6, die wel maar om het half uur rijdt, maar die mij rechtstreeks tot zowat de voordeur van Vooruit brengt. Er zit veel jeugd op die bus, maar af en toe ook wat ouder volk. Drie mannen zaten op de vierzit achter mij, en het ging over het topic van de voorbije 540 dagen. De regering komt eraan, de ’toffe ministerportefeuilles’ zijn zo goed als verdeeld.

The Real McCoy

Ik had het geluk, maandagavond, om de 24 te zien voorrijden net toen ik het Sint-Pietersstation buitenstapte. Vroeger, voor de mensen die niet van Gent zijn, reed de 4 een cirkeltje rond het Maria Hendrikaplein voor het station, maar sinds de tramlijnen helemaal overhoop zijn gehaald voor de werken aan (de) PaGas, is die rol overgenomen door de 24. Een troep belhamels had het tramperron ingepalmd, en bezette vrolijk het achtersteven van de tram (waar ook ik bleef hangen, want ik moest er al twee haltes verder af). De vrolijkheid van de jeugd was gecatalyseerd door een hoeveelheid alcohol –verse blikjes openden zich unisono even voor de tram vertrok. Minder blijdschap evenwel voor een dertiger zich een weg door de olijke jongeren baande, en met veel misbaar een gelukzalig glimlachende jongen van voor het ticketontwaardingsapparaat duwde. “Dwaze zattekloot”, mompelde hij, en hij keek afgunstig naar de grote fles Johnny Walker die de ronde deed en in colaflessen werd bijgegoten.

“Ge zult wel moeten opletten,” waarschuwde ik de jongeman die, met de whiskeyfles in de hand, tegen de deuren van de tram stond geleund, “of ge gaat eruit vallen als ik op het knopke duw.”

“Oei, dankuwel,” antwoorde hij, “ik dacht dat ze langs de andere kant open gingen.” Niet eens een noodzakelijk door drank ingegeven redenering, want aan het station gaan ze inderdaad langs de andere kant van de tram open. “Ne goeien avond hé meneer, en bedankt voor de waarschuwing”, riep hij nog.

Eerder die avond zat ik in de AB voor het concert van het McCoy Tyner Trio (feat. José James en Chris Potter) voor die Contemporary Exploration of John Coltrane en Johnny Hartman die ik al kort had aangehaald. Ik zat er naast Bart Cornand, een enthousiast applaudisseur overigens, en zag er nog de helft van de Vlaemsche jazzscène passeren (behalve Frederik, want die was naar Kuifje gaan kijken –wij gaan zondag). Die zaten daar allemaal (mijzelf incluis) met een gigantische verwachting voor wat komen zou. De line-up was op zijn minst interessant te noemen: pianist McCoy Tyner omschreef zichzelf als een belangrijke invloed op de evolutie van John Coltrane; de bariton van José James raakte bekend door de gesmaakte samenwerking met Jeff Neve (For All We Know en nadien ook Facing East: The Music of John Coltrane); en ten slotte saxofonist Chris Potter in de rol van Coltrane himself. Nee we vergeten niet bassist Gerald Cannon en al evenmin drummer Joe Farnsworth, die beide vrolijk stonden mee te grappen –Farnsworth speelde fantastisch.

Het concert begon met drie instrumentale nummers. Het opende met een wervelend Fly With The Wind, gevolgd door Ballad for Aisha en vervolgens Moment’s Notice. Chris Potter speelde met zijn gewone virtuositeit, zeer bedreven maar niet geheel beklijvend –zijn muzikale klemtonen kunnen mij veel minder in de muziek betrekken dan (tsja) Coltrane die hij moest vertolken. Het zal wel een persoonlijke voorkeur zijn. Potter klinkt –en klonk die avond ook– het best als hij zijn eigen idoom meer op de voorgrond kan laten komen. José James mocht een viertal Hartman nummers brengen. Tyner deed als hij James’ naam niet kende –een routine die hij al de ganse toer volhoudt. James wisselde nummer na nummer de partituur voor Tyner, een charmant detail. De klankkleur van James’ stem ligt soms verbazingwekkend dicht bij die van Hartman, zo viel mij op toen ik op de terugweg nogmaals naar John Coltrane and Johnny Hartman luisterde.

Heel uitgekiend aan dit concert was de afwisseling tussen instrumentaal en vocaal –het hoogtepunt daarin vult u geheel naar eigen voorkeur in. Met In A Mellow Tone en African Village mocht McCoy Tyner zich nog eens uitleven, en hoewel het publiek behoorlijk enthousiast (én hoopvol) was, kwam er geen encore meer.

Ne tikee

“One ticket to the station please”, vraagt een man met een ontegensprekelijke native Engelse tongval. Hij betaalt, en gaat vervolgens zitten. De trambestuurder zucht even, haalt een hoop geld uit het vakje waar het geld normaal gezien in teruggegeven wordt, stapt helemaal uit zijn cabine en vraagt, met een vervoersbewijs en wisselgeld in de hand: “Wie heeft er hier juust ne tikee gekocht in ’t Engels?”

Avonturen

Onze wc loopt al een tijdje door. De uwe misschien ook, maar die van ons vertoont de eigenaardigheid van door te lopen ook als we niet doortrekken. Om het milieu te sparen draaiden wij dus al een week (of twee-drie) de wcwatertoevoerkraan open of dicht, naar gelang de nood. Maar kijk, ik moest nog naar de autokeuring, en SBAT in Sint-Denijs ligt vlak bij den Brico, dus ik ging eens binnenspringen. Ik had zelfs de tegenwoordigheid van geest om de flexibel reeds af te koppelen en mee te nemen on zeker te zijn dat die zou passen.

Alles klaar, ik open de poort, stap in de wagen, draai de sleutel in het contact en… niks. Of toch: reutel-reutel-niks. Ik had nog twee dagen om de wagen op tijd bij de autokeuring voor te rijden. Ik heb hem dan maar twee uur aan de druppellader gekoppeld, waarna de wagen de goedheid had om te starten. Het was de eerste keer niet, dat het probleem zich stelde, o.a. in februari en in april had ik hetzelfde voor.

Na twee uur kan ik vertrekken, en ik geraak probleenloos tot aan de keuring, waar ik de auto in de relatief korte wachtrij niet stil. Dat doet de meneer van de keuring wel natuurlijk, voor hij onder de motorkap kijkt. Edoch, wanneer hij de wagen wil verder rijden om op de rol te plaatsen…

Oeps.

Kom, zegt hij, we zullen hem op de rol duwen, en ik zal hem zo wel kunnen starten. De wagen start probleemloos met behulp van de rol, en wordt verder getest. Niet stilleggen als ge gaat betalen, waarschuwt hij nog, want het zou kunnen dat ge anders niet meer weggeraakt. De wagen was gelukkig wel geslaagd voor de keuring, en ondertussen zit er al een nieuwe batterij in.

De wc door Bruno Bollaert De wc door Bruno Bollaert

Thuis heb ik de wc vakkundig onthoofd, en er vervolgens een nieuw reservoir (met nieuwe flexibel) op gemonteerd –mét spaarknop. (Nee, ik ben de loctite draad niet vergeten.)

PMSfietsen

Kwam daarnet toch zo geen vrouwmens al pingelend op haar velo voorbij mijn wagen gereden zeker? Of ik altijd zo het fietspad versper voor de fietsers. Of zij elke maand last heeft van pms, vroeg ik dan maar. Hey, enige stereotypering is ook mij niet vreemd.

De wagen stond gewoon een stuk op het fietspad, terwijl ik de poort opende om hem te kunnen binnenrijden. Stilstaan plus binnenrijden duurt nog geen dertig seconden. Edoch, fietsende vrouwen en geduld gaan duidelijk niet samen.

Ondertussen is er trouwens meer dan plaats genoeg op het kamerbrede voetpad dat ze een paar jaar geleden in onze straat hebben aangelegd –samen met een net zo breed fietspad overigens. De hormoonlijdende juffrouw had niet eens moeten wachten. Niet dat ze dat heeft gedaan overigens.

(Niet dat auto’s en geduld beter samengaan. Als ik van op de straat achteruit richting poort rij, kijk ik altijd of er geen fietsers komen aanrijden. Desgevallend wacht ik geduldig tot ze voorbij zijn, alvorens op het fietspad te rijden –wat vaak resulteert in claxonnerende vierwielers. Die op hun beurt dan weer oedels van plaats hebben op de tram- en busbedding om uit te wijken.)

Grmbl wagen

Daarnet was het weer van dat: ik vervoer een paar stoelen naar mijn moeder, leg de wagen stil, laad de stoelen uit, en als ik weer wil wegrijden: niets. Gelukkig stond ik niet ergens in Hoegaarden deze keer, maar gewoon voorbij de Dampoort. Al had mijn moeder haar huissleutels binnen laten liggen toen ze inderhaast de voordeur achter zich had dichtgetrokken.

Vijf minuten geprobeerd (de lichten en de elektrische ruiten werkten), dan opgegeven. Een kwartiertje gewacht –ik had natuurlijk net nu, bij hoge uitzondering, geen boek bij me– en hopla, de wagen startte opnieuw, alsof er niets aan de hand was. Ik ga toch Cambio eens moeten overwegen (ben ik meteen ook af van dat gezeik over die onbestaande parkeerplaats voor mijn garagevoordeurpoort).

(Cambio = 8 euro / maand vs eigen wagen = 72,5 euro /maand. Zonder ook maar één km te rijden.)

Steeds onderweg

Het is geen goed idee om iemand met jetlag naar Luik te laten rijden. Maar er was een probleem met de trein daarheen, en dus was er niet echt een andere optie dan Tessa toch met de wagen te brengen. Er waren files van Wetteren tot vlak voorbij Brussel (ver na het ochtendlijke spitsuur –aaarrrggghhh), en dan was de tank bijna leeg. In Hoegaarden was een tankstation, maar toen ik de wagen opnieuw trachtte te starten, kwam er niets. En dan bedoel ik wel degelijk niets. De lichten brandden, de ruiten gingen naar beneden (en terug naar boven), maar de motor gaf geen kik. Dus duwden we de auto naar een parkeerplaats, gingen een flesje water halen, en belden naar Europe Assistance. Binnen de 45 minuten zou er een takelwagen zijn. Na een kwartiertje ging ik toch nog eens proberen, en hopla: de wagen startte, en de files glimlachten ons tegemoet. Geen flauw idee wat het probleem was.

Doekje voor het bloeden

Het gaat niet zo best met het bestuur/management als er meer aandacht en geld gaat naar imago dan naar (de meer praktische) oplossingen. Neem nu De Lijn; vandaag zat dit in de bus:

De Lijn brengt u niet thuis

De doelgroep van deze actie beslaat zonder enige twijfel slechts een fractie van het abonneebestand van De Lijn. En al krijgt De Lijn waarschijnlijk een fantastische deal op de enveloppes, de portkosten, de drukkosten voor de postkaart, en de kosten voor de badges; toch had ik dat geld liever beter besteed gezien. Aan opvang voor daklozen, als het dan toch om imago moet draaien; aan betere condities voor de chauffeurs; aan een verruiming van de dienstregeling (de laatste tram om 22u30, komaan zeg); noem maar op, zolang het maar om nuttige zaken gaat. En neen, Zet uw nieuwjaarswensen op een tram van De Lijn!, is al evenmin een nuttige zaak.

Het wordt symptomatisch, al dat hersenloos imago-gedoe.