Star Wars fan

Henri

Heb ik als eens vermeld dat Henri fan is van Star Wars? Mijn moeder heeft hem –onder minutieuze aanwijzingen– een kostuum nagemaakt, inclusief cape overigens (dat toon ik nog wel eens op een volgende foto). Gisteren was het karnavalfeest op zijn school, en ik denk dat hij zich geamuseerd heeft.

(Papa lag helaas met migraine in bed, waardoor hij al dat mooie weer noodgedwongen aan zich heeft moeten laten voorbijgaan.)

Et tu…

Zoals Huug (en later ook, in het humaniora, Michel), heb ik mijn broek destijds in Sint-Barbara versleten. Zowel het college als de basisschool vormden het decor voor mijn jeugd–na eerst de drie kleuterklasjes en het eerste jeerjaar op de Nouveau Bois te hebben doorgebracht. Ik heb slechts vage herinneringen aan die basisschooljaren.

Van de Nieuwen Bosch herinner ik mij dat ik een gastje uit mijn (kleuter)klas met mijn boekentas rond zijn oren heb geslagen –zo wordt het nog immer verteld– omdat hij mij erop wees dat “hey, Bruno, kijk: uw moeder is daar”. Waarop ik blijkbaar gevat antwoordde: “ja, ik zie dat zelf ook wel”, gevolgd door die draai rond zijn oren. Ik herinner mij ook dat we daar naailessen hadden –Nieuwen Bosch was in eerste instantie een meisjesschool; jongens werden slechts tot in het tweede studiejaar toegelaten– en dat ik dat best leuk vond. En dat ik –voor die ene keer dat ik daar eens moest blijven middagmalen– ik de soep daar zo lekker vond, dat ik tot grote consternatie van de meiskes aan mijn tafel, mijn bord geheel heb schoon gelikt, zoals de katten dat doen. Maar ook dat de juffrouw van het tweede leerjaar mij uit het eerste leerjaar –aan de overkant van de gang– kwam halen, om bij haar –een jaar hoger dus– de rekensommen te komen oplossen waar haar leerlingen kop nog staart aan kregen. Ik eindigde dat jaar met 99% op mijn rapport.

“Hij heeft meer discipline nodig,” moet mijn moeder gedacht hebben, “en een grotere intellectuele uitdaging.” Dus stuurden ze mij naar Sint-Barbara.

In Sint-Barbara kwam ik ook terecht bij meneer De Vleesschouwer. Bij het eerste rapport waren mijn punten met 4% gezakt. Al stonden daar geen punten op, en prijkten er nog allemaal E’s (van Excellent) op mijn rapport. Niettemin was dat een ramp volgens mijn moeder, die nauwkeurig mijn DP’s (dagelijkse prestatie of toetsen) bijhield en heel bezorgd om een audiëntie met de meester verzocht. Dat ik nog altijd den eersten was van de klas, maakte niets uit, mijn rapport vermeldde tevens dat ik een speelvogel was, en meer aandacht moest geven tijdens de les.

Er heerste discipline, maar ik heb –gelukkig– niets meegemaakt dat mij voor de rest van mijn leven heeft getekend. Al denk ik soms nog terug aan Hendrik V., die zulk een schrik had opgedaan dat hij tijdens de les liever in zijn broek deed, dan zijn vinger op te steken om de meester te vragen of hij naar het toilet mocht. Hendrik zat op de bank vóór mij, en ik kan mij nog probleemloos voor de geest halen hoe langzaam een plas urine onder zijn stoel werd gevormd.

In het derde zat ik bij meneer De Maesschalk, en ook daar was ik genoegzaam PIP (geen nood, in het middelbaar zou dat allemaal veranderen). Enkel als de anderen het echt niet konden oplossen, werd ik aan het bord geroepen. Ik had al lang geleerd mijn voortdurend genegeerde vinger niet langer op te steken wanneer er om een antwoord werd verzocht. Op één zo’n zeldzaam moment dat ik toch aan bord werd geroepen, twijfelde ik een halve seconde om van mijn bank op te staan. Tijd genoeg voor een kort “hebt ge mij niet gehoord, misschien, Bollaert?” Let wel, het was geen plotse opstoot van rebellie die mij deed twijfelen.

“Kijk mevrouw,” heeft meneer De Maesschalk achteraf aan mijn moeder toevertrouwd, “het heeft alle zelfbeheersing gevergd die ik had, om niet in lachen uit te barsten toen Bruno toch naar voor kwam.” Bruno, die zich stierlijk verveelde tijdens de lessen, had er immers niets beters op gevonden dan de inhoud van zijn pennenzak geheel in zijn kousen weg te steken. Met uitgestreken gezicht heb ik de oplossing aangevuld, en ben ik –ijzig kalm en onder de verpletterende stilte van de even gedisciplineerde klasgenootjes– terug naar mijn plaats gewandeld. “Correct zoals gewoonlijk, meneer Bollaert”, verzuchtte de meester.

Dolce

Toen we –anderhalf jaar geleden– die Saeco kochten, kwam daar ter promotie een Bongodoosje bij. Wij kozen voor de Wellness versie, omdat we dat wel eens wilden proberen, en omdat het leutig leek. Ondertussen kregen we overal overwegend negatieve ervaringen over die Bongo-toestanden te horen, dus wij vertrokken vrijdag in de vroege namiddag geheel in de filosofie van Mel Brooks (Hope for the Best. Expect the worst.) naar onze wellness bestemming.

Van de vele opties hadden we uiteindelijk voor Dolce La Hulpe in Brussel gekozen. Google maps stuurde ons op zoek naar “Andere richtingen” aan het einde van de R0, die voor ons echter zonder onderbreking overging in het andere stuk van de ring ergens aan het Vierarmenkruispunt. Gelukkig zag ik nog boven op een berm een wegwijzer met Terhulpen voorbijflitsen, en besloten we na een tweetal afritten toch maar terug te keren. Vanuit Terhulpen zelf, was Dolce La Hulpe overigens heel gemakkelijk te vinden. “We moeten toch maar eens zo’n GPS aanschaffen,” beweerde Tessa, “want dat kost tegenwoordig niks meer, voor zo’n basismodel.”

Dolce La Hulpe

De ontvangst was heel vriendelijk en probleemloos in het Nederlands; de Bongo voucher werd zonder verpinken aanvaard. Op weg naar onze kamer –dik in orde overigens– kwamen we al een paar mensen in badjas tegen, en ook wij verspilden geen tijd alvorens ons richting wellness te spoeden. Badkledij is verplicht –ideaal dus voor mensen die zich liever niet bloot geven. Eén juffrouw had zich aan dat gebod niet gestoord —fine with me— maar had dan wel de culot om –alvorens snel weg te vluchten– boze blikken te werpen naar het gezelschap dat zonder argwaan de sauna kwam binnengestapt.

De faciliteiten bestonden uit een klein zwembad, een sauna en een hamam, open van 6u tot 23u. De hamam is het gemakkelijks om in te vertoeven: dikke sluiers warme mist dringen uw longen binnen; de sauna is iets lastiger: 85°C droge hitte. We hebben flink afgewisseld, veel gerust, en voor de rest niks gedaan. Onze sauna-ervaring beperkte zich daarvoor tot een eerder toevallig bezoek tijdens een kortstondig verblijf op de Engelse buiten, waar ons hotel een min of meer populair wellnessoord bleek te zijn –al heette dat toen nog niet zo (we spreken van minstens tien jaar geleden).

Edoch: voor herhaling vatbaar. Eens zien of we dat niet wat dichter bij huis ook kunnen beleven. (En anders kopen we eens zo’n Bongoding voor onszelf.)

boem, knal… confetti

boem, knal... confetti10 op 10 was het verdict voor deze dag. We kregen de punten toen hij daarnet naar bed werd gebracht. “Eerst was het nog acht, maar toen kwam dat lekkere avondeten op tafel en toen werd het negen, en dan speelden we nog dat spelletjes, en nu is het tien”, en met die uitleg moesten we het doen.

Het was vanochtend begonnen met een half mislukt gerecht, en soort french toast, in de oven bereid, maar dat draaide niet geheel uit zoals gewenst. De bovenkant was iets te droog, de onderkant iets te vochtig; de volgende keer bak ik het gewoon in de pan, zoals het hoort.

Het avondmaal, waarnaar hij verwees, was gewoon vogels zonder kop, eerst gebruind in eendenvet, en nadien op een zacht vuur gestoofd met verse gember, wat aardappelen en een julienne (van groenten).

En toen stond hij daar plots met zo’n toeter in zijn handen. “Toe, mag ik? Toe, toe, toe, alstublieft lieve mama en papa?”

boem, knal... confetti

Boem, knal… confetti. En zeer veel blijdschap. En nadien heeft hij vanzelf alle confetti opgeruimd ook. De gemakkelijkste 10 die ik ooit heb gekregen.

helemaal genezen

De wekelijkse persconferentie van het Gentse Stadsbestuur had –uitzonderlijk– gisteren plaats, niet vandaag, zo wist de vriendelijke concierge van het stadhuis mij te vertellen. Ik kwam toen van de Mokabon, want in de Coffee Lounge, waar ik een prepersconferentiekoffie nuttig was er een trouwfeest aan de gang. (De Mokabon is voor de postpersconferentiekoffie. En om de voorraad verse bonen aan te vullen.) Mijn griep mag dan wel over zijn, helemaal gezond ben ik nog niet. In mijn hoofd is het momenteel nog ijler dan de lucht op K2. Meer dan genoeg factoren om mij helemaal het noorden te doen kwijtraken.

Het voelt als een roes, maar dan een ongemakkelijke, met een lichte zweem van misselijkheid als een voorbode van een kater. Ik herinner mij de plaatsen die ik daarnet heb bezocht en de mensen die ik heb gezien. Ik zie nog steeds de verrassing op de gezichten van de mensen in de Mokabon toen de tafel waar ik aan had plaatsgenomen acht centimeter de lucht in ging, om vervolgens onder luid protesterend gerinkel van de koffietassen terug op de vloer neer te smakken, toen ik aanstalten maakte om naar de persconferentie –die uiteindelijk dus niet plaastvond– door te gaan. Ik heb getwijfeld om een citruspers te kopen, maar vond twintig procent korting niet genoeg. Ik ben uit gewoonte de Bilbo binnen gestapt, en weet dat ik vriendelijk heb geglimlacht naar de immer sympathieke blonde verkoopster –die bovendien steevast een glimlach terugschenkt. Ik heb een koffie –dubbele espresso– gekregen van C. in Vooruit, en twee voorbeluistercd’s die ik later vandaag aan mijn cd-speler ga voeden. En ik heb de wekelijkse Donald Duck voor Henri meegebracht.

Maar ik denk dat ik nu toch nog even terug in mijn bed ga kruipen.

150 minuten

9 euro. Zoveel kostte het om met het openbaar vervoer tot hier te geraken. De helft van dat bedrag eigenlijk, want dit ticket naar de kust is meteen een retourticket.

“Een weekendticket naar de kust, meneer”, vroeg de loketbediende in het Sint-Pietersstation. “Zeer zeker, meneer, maar naar welke kst?”

“Euh, de Belgische hé”, antwoordde ik, totaal uit mijn lood geslagen. De juffrouw aan de andere kant van de balie wilde weten naar welk station aan die Belgische kust –een weekendticket heeft geen eenheidsprijs –of misschien moeten ze gewoon het station ook ken zodat ze dat nadien in allerlei statiestiekjes kunnen verwerken.

9 euro bracht mij naar Oostende (en straks dus terug naar Gent). Vandaar dienden we nog met de kusttram tot de eerste halte van Westende te reizen (Bellevue, aan de Rotonde), waar Tessa’s ouders over een apartementje beschikken. Met zich op zee, want gelegen op den dijk; smaakvol en mooi ingericht; maar voorzien van een ietwat beperkte hoeveelheid comfort. Televisie, maar geen radio of internet; warm water, maar geen douche; enfin kleine tekortkomingen die alleen elders opvallen.

9 euro, want op die kusttram moeten we niet betalen, gezien ik over een abonnement beschik. Voor dat geld kunt ge zelf niet rijden, denk ik, al gaat het waarschijnlijk een hele pak sneller. We vertrokken om 18u45 thuis –het weekendticket is pas geldig op vrijdag vanaf 19u01– om de trein van 19u15 te halen. Die had echter een aangekondigde vertraging van 10 minuten, wat volgens ons uiteindelijk toch nog wat langer is uitgelopen. Om 20u15 kwamen we aan in Oostende.

“Goedenavond, dames en heren. Zodadelijk komen we aan in Oostende ofte het zeetje. Oostende is meteen ook de eindbestemming van deze trein. Wij verontschuldigen ons voor de vertraging die wij hebben opgelopen, en die totaal de te wijten was aan het feit dat we moesten wachten op een andere trein.”

De eerstvolgende kusttram stond aangekondigd om 20u35, en die verscheen ruim op tijd aan de halte… enkel om daar totruim over tijd te blijven staan. Pas m 21u15 stonden we aan de deur van het apartement, twee en een half uur nadat we thuis waren vertrokken.

“Het openbaar vervoer is altijd een beetje… wachten”, smste ik Tessa –een boutade van Henri natuurlijk– die daar al een dagje langer op ons zat te wachten (ze had een congres in Oostende).

toch?

Zij: “In de Media Markt? Wat doet ge daar in godsnaam?”

Hij: “Niets, niets, niets. Ik was gewoon in de buurt, want ik moest de brievenbus van mijn moeder gaan legen zoals ik gezegd had.”

Zij: “Uw moeder woont dichter bij ons dan bij de Media Markt.”

Hij: “Jaja, maar ik was nu toch met de auto onderweg, en ik dacht van goh, laat ik eens naar de Media Markt doorrijden. Oostakker is nu ook weer zo ver niet van Gent.”

Zij: “Uh-huh.”

Hij: “En ik was op weg om bloem te kopen.”

Zij: “Dat is op de Drongensesteenweg.”

Hij: “Jaja, maar ik ging eens naar de Aveve gaan hé.”

Zij: “Was dat niet ergens aan de Afrikalaan?”

Hij: “Euh, awel ja, dat is allemaal dicht bij elkaar toch. Toch?”

Een uur van zijn tijd, 8 dvds, en de nieuwe van Axelle Red –“dat is één cd voor de prijs van drie van zo’n dvds”, wist hij vlug te benadrukken– als cadeautje voor haar. En drie zakken meel van Aveve.

pannenlikker

“Ok. Wie wil er de eerste pot?”, vroeg ik terwijl ik aan de derde afwas begon. Ik heb twee desserts gemaakt, waaronder een chocolademousse, omdat ik voor dat andere dessert 6 eigelen nodig had, en dus met zes eiwitten bleef zitten.

Zo gauw of tellen kwam Henri, die voor de rest van de korte namiddag met zijn neus in een spannend leesboek zat gedoken, naar de keuken gespurt. Hij kroop daarbij listig Tessa voorbij, die reeds met de handdoek klaar stond om de vers afgewassen mengpot af te drogen.

“Ah,” droop hij stilletjes af, “het is een afdroogpot.”