Zoals Huug (en later ook, in het humaniora, Michel), heb ik mijn broek destijds in Sint-Barbara versleten. Zowel het college als de basisschool vormden het decor voor mijn jeugd–na eerst de drie kleuterklasjes en het eerste jeerjaar op de Nouveau Bois te hebben doorgebracht. Ik heb slechts vage herinneringen aan die basisschooljaren.
Van de Nieuwen Bosch herinner ik mij dat ik een gastje uit mijn (kleuter)klas met mijn boekentas rond zijn oren heb geslagen –zo wordt het nog immer verteld– omdat hij mij erop wees dat “hey, Bruno, kijk: uw moeder is daar”. Waarop ik blijkbaar gevat antwoordde: “ja, ik zie dat zelf ook wel”, gevolgd door die draai rond zijn oren. Ik herinner mij ook dat we daar naailessen hadden –Nieuwen Bosch was in eerste instantie een meisjesschool; jongens werden slechts tot in het tweede studiejaar toegelaten– en dat ik dat best leuk vond. En dat ik –voor die ene keer dat ik daar eens moest blijven middagmalen– ik de soep daar zo lekker vond, dat ik tot grote consternatie van de meiskes aan mijn tafel, mijn bord geheel heb schoon gelikt, zoals de katten dat doen. Maar ook dat de juffrouw van het tweede leerjaar mij uit het eerste leerjaar –aan de overkant van de gang– kwam halen, om bij haar –een jaar hoger dus– de rekensommen te komen oplossen waar haar leerlingen kop nog staart aan kregen. Ik eindigde dat jaar met 99% op mijn rapport.
“Hij heeft meer discipline nodig,” moet mijn moeder gedacht hebben, “en een grotere intellectuele uitdaging.” Dus stuurden ze mij naar Sint-Barbara.
In Sint-Barbara kwam ik ook terecht bij meneer De Vleesschouwer. Bij het eerste rapport waren mijn punten met 4% gezakt. Al stonden daar geen punten op, en prijkten er nog allemaal E’s (van Excellent) op mijn rapport. Niettemin was dat een ramp volgens mijn moeder, die nauwkeurig mijn DP’s (dagelijkse prestatie of toetsen) bijhield en heel bezorgd om een audiëntie met de meester verzocht. Dat ik nog altijd den eersten was van de klas, maakte niets uit, mijn rapport vermeldde tevens dat ik een speelvogel was, en meer aandacht moest geven tijdens de les.
Er heerste discipline, maar ik heb –gelukkig– niets meegemaakt dat mij voor de rest van mijn leven heeft getekend. Al denk ik soms nog terug aan Hendrik V., die zulk een schrik had opgedaan dat hij tijdens de les liever in zijn broek deed, dan zijn vinger op te steken om de meester te vragen of hij naar het toilet mocht. Hendrik zat op de bank vóór mij, en ik kan mij nog probleemloos voor de geest halen hoe langzaam een plas urine onder zijn stoel werd gevormd.
In het derde zat ik bij meneer De Maesschalk, en ook daar was ik genoegzaam PIP (geen nood, in het middelbaar zou dat allemaal veranderen). Enkel als de anderen het echt niet konden oplossen, werd ik aan het bord geroepen. Ik had al lang geleerd mijn voortdurend genegeerde vinger niet langer op te steken wanneer er om een antwoord werd verzocht. Op één zo’n zeldzaam moment dat ik toch aan bord werd geroepen, twijfelde ik een halve seconde om van mijn bank op te staan. Tijd genoeg voor een kort “hebt ge mij niet gehoord, misschien, Bollaert?” Let wel, het was geen plotse opstoot van rebellie die mij deed twijfelen.
“Kijk mevrouw,” heeft meneer De Maesschalk achteraf aan mijn moeder toevertrouwd, “het heeft alle zelfbeheersing gevergd die ik had, om niet in lachen uit te barsten toen Bruno toch naar voor kwam.” Bruno, die zich stierlijk verveelde tijdens de lessen, had er immers niets beters op gevonden dan de inhoud van zijn pennenzak geheel in zijn kousen weg te steken. Met uitgestreken gezicht heb ik de oplossing aangevuld, en ben ik –ijzig kalm en onder de verpletterende stilte van de even gedisciplineerde klasgenootjes– terug naar mijn plaats gewandeld. “Correct zoals gewoonlijk, meneer Bollaert”, verzuchtte de meester.
Ah, het is De Vleesschouwer, met dubbel s. Ik had het moeten weten. Nochtans valt dit moeilijk af te leiden uit zijn handtekening op mijn rapport waar ik trouwens het hele jaar door allemaal “E”’s had. Ik was trouwens de eerste van de klas in “Stellen” en “Hoofdrekenen” – grappig als je die documenten terugziet. Ik had in dat jaar trouwens ook mijn brevet 50 meter zwemmen in De Van Eyck zwembad gehaald.
Sloeg hij ook op je vingers, eigenlijk?
De Maesschalk. Was dat niet in het eerste? Was wel ok. In de vijfde had ik dan een leraar (uit Waarschoot) die toen mideen in het jaar gestorven is aan een hartaanval. Ik kreeg bijles bij hem thuis. Bijles, mijn voeten, ik heb daar toen mijn eerste pedo-ervaring mogen meemaken. Say no more. (“Meester” Notte.)
Wat een kl**tzakken waren dat allemaal zeg, destijds.
Ook grappig, ik zat de hele kleuterschool lang in de Nieuwen-Bosch, we hebben blijkbaar (min-of meer) hetzelfde traject gevolgd…
Wollaert gehad? ik dacht in ’t vierde…
Wollaert, was in het vierde , idd.
Saaie man. We zaten wel met 40 in de klas…
En hij had ook een dochter die er les gaf, een tang van een wijf.
Onderhoudend zoals gewoonlijk, mijnheer Bollaert.
In ’t vierde had ik een juffrouw –daar heb ik overigens ook nog wat over te vertellen– maar ik ben haar naam vergeten.
(Wat betreft die namen, het kan even goed De Vleesschauwer zijn, en De Maerschalck, ik weet het niet meer.)
volgens mij heeft henri een aardje naar zijn vaartje…