dagcrème

“Doet gij dagcrème aan uw gezicht”, vraagt mijn geliefde mij terwijl ik sta te verkleumen op het Sint-Baafsplein. Het is zondag, en half Gent is naar dat plein afgezakt om er de nieuwjaarsreceptie van het stadsbestuur mee te maken. Koude maakt mij kribbig, te veel volk maakt mij kribbig. Het is leutig om mensen terug te zien, maar ik denk dat ik volgend jaar met een aantal mensen meteen in de warmte van een restaurant ga afspreken.

“Euh”, stamel ik, een beetje uit mijn lood geslagen en ook al omdat ik eerst beweging in mijn bevroren lippen moet zien te krijgen alvorens er iets verstaanbaars kan worden gemurmeld. “Normaal gezien wel,” mompel ik, “maar ik ben het vanochtend vergeten.” ‘Vanochtend’ had ik mij verslapen, en ik moest nog een taart bakken (verslag volgt morgen), en ik wou toch op tijd zijn voor de persconferentie die een half uur voor de festiviteiten was gepland en ik uiteindelijk toch niet heb gehaald.

“Het is te zien,” vertrouwde ze me achteloos toe, “uw huid ziet er nogal droog uit.”

Dat is van die f-cking koude, dacht ik, maar ik besloot die uitlating wijselijk voor mijzelf te houden.

“Hebt gij soms dagcrème op”, vroeg ik dan maar onschuldiggewijs.

“Ja natuurlijk”, riep ze uit alsof geen elke zichzelf respecterende vrouw het huis zonder verlaat. Zonder kleren eerder dan zonder dagcrème, begod.

“Het is te zien”, knipoogde ik schalks.

van koud naar warm

Het was niet zo erg als bij Zapnimf, maar vier van onze twaalf radiatoren weigerden –al twee jaar– de verschroeiende warmte van de brander vrij te geven. Dat de acht andere een tandje bijstaken, liet de vier gietijzeren artefacten siberisch koud. Twee van de vier bevonden zich in twee minder prioritaire ruimten –de dressing en de speelkamer (ex-kattenkamer)– maar de kilte van de andere twee konden we niet langer tolereren bij deze vrieskou. Het was al erg genoeg dat we ’s ochtends bibberend de uitgedoofde brander opnieuw dienden te ontsteken, maar dat onze eetruimte én vooral Henri’s slaapkamer ook ’s avonds kil bleven, was van het goede teveel.

Gisteren kwam Lucas langs. Lucas is de chauffagist van mijn moeder, waar hij enige tijd geleden een modern ding heeft geplaatst dat niet alleen voor de verwarming, maar ook voor het warme water zorgt. Ik wou onze brander al langer eens laten bekijken –het ding is oud, en de nutsfacturen hoog, dus wie weet, kunnen we door een nieuwe brander meer besparen. Bovendien worden er nog steeds premies uitgedeeld voor het plaatsen van energiebewuste branders. En ik wil een waterverzachter. De kalk vreet elke drie-vier jaar een boiler op, en ik denk met bang hart aan het lot van mijn espressomachine.

“Hebt ge een hamer?”, vroeg hij achteloos terwijl hij de kop van één van de thermostatische kranen losvees.

Tik-tik-tik, daar sprong een pin als uit het niets tevoorschijn, en –héla– de radiator werd warm. Op nog geen tien minuten hadden alle weerbarstige radiatoren opnieuw hun buizen vrij om ons te verwarmen.

Dat wordt een factuur zoals in die grap i, vreesde ik al –noppes: geen kosten. Bovendien wist Lucas ook een mogelijke oorzaak voor het uitvallen van de brander aan te wijzen ii, luisterde hij geduldig naar mijn wensen, en hij steekt binnenkort een geheel vrijblijvende offerte binnen. Wat een service.

  1. Ik ken de ‘grap’ niet volledig meer. Een man heeft een probleem met een machine, en hoeveel vakmannen hij ook laat komen, niemand vindt een oplossing. Tot er eindelijk iemand langskomt, de machine eens goed bekijkt, en dan een tik geeft op een obscure plek. En voilà, de machine werkt opnieuw. Als de hersteller nadien zijn factuur stuurt, moet de man een ridicuul hoog bedrag betalen, en hij vraagt om een opsplitsing van de factuur. De hersteller stuurt twee lijntjes terug: “tik geven op machine: 1 euro; weten waar een tik te geven: 2.999 euro”.
  2. ’s Nachts gaat de thermostaat flink wat graden lager, en dus duurt het langer voor de brander opnieuw moet doordraaien. Als gevolg daarvan koelt het boeltje af, en dus ook de schouw. Omdat het zo koud is buiten, koelt het extra (vlug) af, en de gassen die anders naar buiten gaan, durven zich wel eens op te stapelen, en keren naar de brander terug. Mogelijks zit daar een veiligheid in, die bij al die gassen ervoor zorgt dat de machine zichzelf uitschakelt.

ter plaatse trappelen

Het is te koud om te lopen. Maandag heb ik nog een 18 km afgelegd, maar die vriestemperaturen werken te sterk door op mijn longen om nog gezond door te draven. Waar vorige week mijn stappen nog hol op de finse piste rond de Watersportbaan weerklonken, snerpte maandag de sneeuw onder mijn schoenen. Niemand anders was die dag zo gek om die piste af te leggen, want mijn voeten mochten zich in een maagdelijk wit tapijt neerplanten. Ook vorig jaar dacht ik de winter door te lopen, maar toen heb ik meer dan twee maanden ‘gerust’. Twee dagen vind ik nu al veel, ik hoop dat ik morgen toch opnieuw de piste op kan. En liefst geen ijspiste.

Maar nu is het te koud. Zelfs in huis, waar de waakvlam van de gasverwarming elke ochtend opnieuw is uitgedoofd en ik bij het vogelgetsjirp en de heldere lux van ons wake-up light eerst de kelder mag opzoeken om het vuur opnieuw aan te maken, terwijl Tessa bibberend onder de douche verdwijnt. 12°C was het vanochtend, in de badkamer, waarin luttele minuten later ook de zoon bibberend verdwijnt.

Straks valt die verwarming opnieuw uit, en trek ik naar de woonkamer, die ik warmstook met ons haardvuur. Veel sneller én goedkoper dan die gasverwarming. En ik kan daar net zo goed werken.

solden!

“Liefje,” vermeldde ik langs mijn neus weg en in allerbeminnelijkste stem, “ik ga vandaag eens naar de solden, denk ik. Ik heb een winterpull nodig.” Mijn nieuwste winterpull dateert van twee-drie jaar geleden, ondanks (minstens) jaarlijks aanhoudend aandringen van datzelfde liefje.

Iederéén was blij, dit weekend, toen ik beslist had om niet naar de solden mee te gaan, maar mijn zaterdagochtend lopend te spenderen. De tram zat vol, de straten liepen vol, de winkels zaten vol, en één keer dat woordje vol is voor mij al —pardon the punvoldoende om het stressniveau de hoogte in te jagen.

Gisteren ben ik om een aantal redenen niet naar het centrum getrokken, niet in het minst omdat ik vreesde dat vele koopjesjagers een verlengd weekend hadden genomen om –zo hoopten zij dan– een rustige soldendag tegemoet te gaan. Mij zouden ze niet liggen hebben.

Dus trok ik vandaag het centrum in, na eerst mijn andere boodschappen hier in de buurt te hebben afgewerkt. Daarna Vooruit in voor een snelle lunch, en toen was het plots 14 uur, en moesten de winkels wel leeg zijn. Het was tenslotte een werkdag.

Eerste halte was: Bilbo. Drie cds voor minder dan 9 euro (per stuk). Tweede halte was: Katherine Bouckaert. Twee handdoeken en één pan. Derde halte was: de tramhalte. Ofte: ik ga naar de solden, en keer terug met een pan. Die dingen komen zelden in afslag (20%), en zeker de vijf sterren braadpannen van Demeyere. Content dat ik ben!

Pulls? Welke pulls?

ooievaar

Toen we gisteren langs de achteruitgang van blok 12 het ziekenhuis betraden, schuifelde een vrouwtje ons voorzichtig langs het pad voorbij. De rode klinkers op het pad blonken inderdaad verdacht, maar een goede ziel had kwistig met zout gestrooid, dus glad was het helemaal niet.

“Amai, gulder durft nogal”, sprak ze met een stem waaruit deels wat bewondering klonk, maar waarmee ze toch ook haar angst niet echt kon verbergen.

We glimlachten haar bemoedigend toe.

“Het valt mee hoor mevrouw”, vertelde Henri, terwijl hij net niet op zijn bek ging in zijn overmoed haar te tonen dat het echt niet glad was, echt niet.

“Maar het loont wel de moeite”, gaf ze nog mee, “straks krijgt ge een ooievaar te zien.”

En voorwaar, aan de achterdeur, bij de ambulances, stond zo’n wit-zwart gepluimde vogel op rode stelten ons op te wachten. Een echte i. En hij leek verblijd met onze komst, want hij stapte ons bedaard tegemoet. Op sprongafstand bleef hij staan, de kop vertwijfeld gebogen, de hoop op lekkers in zijn blik.

Toen we terug huiswaarts gingen, stond hij er nog. Even vriendelijk en voornaam, met evenveel hoop, maar ook ditmaal moesten we hem teleurstellen. De koek die mijn moeder voor Henri had meegegeven en we met hem dachten te delen, lag vergeten op haar bedtafeltje.

  1. Ik had geen fototoestel bij me, en ik was helaas vergeten dat ik met mijn gsm ook beelden kon vastleggen. En vandaag was hij er niet meer.

2009: voorwaarts

kneedbaar

De allerbeste wensen voor 2009 –u mag ze verder zélf invullen.

De afsluiter van 2008 gisterenavond kende veel te grote porties, waarvan ik veel te weinig foto’s heb genomen; niettemin zal ik u nog wel met een paar receptjes bestoken (Pizza bianca met tartaar van zalm; Tartaar surf ’n turf; Trio van soep; Roast beef in dragonkorst; Ganache met frambozenvulling).

kerst –bijna

Vandaag ben ik met een redelijke misselijkheid opgestaan, en hoewel die onder velerlei positieve impuls de kop werd ingedrukt, kwam mijn gal onder weer andere stimuli kokhalzend mijn smaakpapillen verpesten. U hoeft geen boodschap te hebben aan, of te zoeken in, deze zin. Ik was overigens niet de enige, want mijn schoonvader is –sterk tegen zijn zin, zo bracht mijn schoonmoeder te zijner monde mij de boodschap– door hetzelfde euvel aan zijn bed gekluisterd, van migraine tot kopvalling, en daarbij willen we beiden liever niet geweten hebben welk van die vervloekingen juist de overhand heeft gehaald. Ik ben zelfs niet gaan lopen vandaag, hoewel er tot mijn groot genoegen eindelijk weer een deftige afstand op het programma stond: 25 km. Ik herinner mij nog levendig dat ik al danig van mijzelf onder de indruk was toen ik twee keer de afstand van de Watersportbaan in mijn knikkende knieën had gekregen (een tien kilometer is dat dan).

Gemaakt heb ik, over twee dagen verspreid: een chocoladetaart, het recept waarvan ik morgen zal onthullen. Onderwijl zat het gezin duchtig te… werken. Eén van beiden toch.

thuis

Gekregen heb ik –na een eerdere milde gift van chocolade en jazz– een ferrarirode mandoline (van de Buyer). Maar ik vertel er u later allemaal meer over. Tijd voor Opatuur.