Made in Japan

Kai Shun, Made in Japan“Laat u eens goed gaan.”

Tenminste, dat denk ik toch dat ze gezegd heeft, donderdagavond na dat conclaaf, toen ik haar vertelde dat ik daags nadien een paar dingen ging bekijken in evenveel winkels.

Een schone planning, vond ik zelf. Eerst naar de wekelijkse persconferentie van het Gentse stadsbestuur, dan mijn foto’s afhalen bij Dirk, en op de terugweg richting tram, zou ik even bij Rogge binnenstappen. Onze (brolplastieken) citruspers vertoont kuren, en ik zou eens kijken hoe dat zit, prijs- en kwaliteitgewijs, met zo’n Solis citruspers. Bovendien ben ik heimelijk ook op zoek naar de All-Clad pannen die ik gedurende drie maanden in Seattle heb mogen gebruiken, maar die zijn blijkbaar nog niet tot België doorgedrongen. Fenomenaal goede pannen, die All-Clads, mijn gastheer had een selectie steelpannen uit de LTD collectie. Niet dat ik te klagen heb over mijn pannen –de iittala sauspan is overigens een aanrader– maar die All-Clads kan ik maar niet uit mijn kop zetten (en ze zijn overigens goedkoper dan iittala).

Och, ik zal er een halfuurtje rondgewandeld hebben? Ik had een pannenlikker in mijn handen, en twee vershouddozen, en ik heb uitleg gevraagd over Solis versus Santos, en dan heb ik die dozen en die pannenlikker gekocht, en ook twee messen.

Kai Shun, Made in Japan

Erm ja, want ze hadden daar dus die Kai Shun messen gelijk die van Bob Kramer (weet ge nog?). En hoewel ik wreed content ben van mijn Chroma’s, miste ik nog een een chef’s knife en een paring knife (het kleine mes van Chroma ligt niet goed in de hand, en die Sabatier moe ik iets te frequent bijslijpen naar mijn goesting).

En daarbij, ze had duidelijk gezegd dat ik mij eens mocht laten gaan. Dat had u toch ook gehoord?

Intermissie

“Godverdomme!” Ik weet het, het lijkt onwaarschijnlijk, maar zelfs ik laat van tijd tot tijd eens een goede vloek aan mijn keel ontsnappen. Godverdomme dus.

Na hooguit een paar uur rusteloze slaap stond ik gisterenochtend opnieuw in onze kleine keuken gebocheld. “Hé, jullie hebben een bonsaïkeuken”, ontlokte recent de binnentreding in het kamertje waarin ik mij wegmoffel om voedsel te bereiden, aan de architecten die we prospecteerden om enige verbouwingen aan onze woonst te laten uitvoeren. Mijn gebak zat in de oven, en ik ging net aan het eerste van een onwaarschijnlijk aantal afwasmomenten van de dag beginnen, toen iemand aanbelde. Qua timing kan het tellen.

“Bruno Bollaert?”, vroeg de postbode terwijl hij mij reeds een pak in de armen stopte. De man was vermoedelijk blij dat het uit zijn handen was, want ik moest mij even herpakken bij ontvangst.

“Oempf… ik bedoel: inderdaad. Dankuwel, facteur.”

Een heleboel cd’s –evenwel minder dan ge vingers aan uw hand hebt– en één boek. A Day at elBulli (een fractie van de kost van de pas verschenen Nederlandstalige versie) is evenwel goed voor een flinke drie kilo. Gisterenavond heb ik het knikkebollend uitgelezen, en het is –aan de amazon prijs– elke pond of euro waard, tenminste als u zich voor dergelijke zaken interesseert.

Vandaag krijgt u van mij nog een recept, en morgen nog één. Beide zoetigheden; van het voorgerecht en de hoofdschotel heb ik geen foto’s gemaakt want het was iets te druk toen. ’t Is wel leutig om zo eens voor een grotere bende te koken, al blijk ik ook in dit weer een gigantische chaoot. Mijn menu stond maandag al rotsvast, maar is in de nacht van woensdag op donderdag substantieel gewijzigd. Spannend! Voeg daaraan toe dat alle slagers in de buurt gesloten waren, donderdag, en ik dus nog naar het grootwarenhuis mocht trekken voor mijn vlees.

Het voorgerecht was een (eigen)hand(ig)gesneden tartaar van zalm, de hoofdschotel werd Siciliaanse vleesballetjes met een citrussla en couscous, en als dessert kregen de gasten de Panna cotta van karnemelk met mangopuree. ’s Ochtends bij de koffie waren er madeleines de commercy en tea cakes (recept volgt), en in de namiddag was er nog een dessert (recept volgt). De borden kwamen leeg terug, mijn wederhelft beweert met haar gat in de boter te zijn gevallen, dus het zal wel in orde geweest zijn, denk ik.

Schlafvergnügen

Vroeger sliep ik als een os. Een tram die voor de deur ontspoorde en een ganse straat geparkeerde wagens opvrat konden mijn slaap niet verstoren. Sinds dit jaar wordt mijn Schlafvergnügen echter beperkt. Ik weet niet waarom, maar mijn interne wekker zegt na zes uur slaap dat het welletjes geweest is. Het maak niet uit wanneer ik in bed kruip, of dat nu 20, 21, 22, 23, 00, 01, of 02u mag wezen: prompt zes uur later is het uit met de slaap. Voeg daar overigens gerust aan toe dat ik meermaals per nacht wakker word.

“Ga eens naar een dokter”, suggereert mijn doktertje. Mja, denk ik, dan kan ik meteen ook mijn knie, mijn rug, mijn aften, mijn darmen, mijn gehoor en nog wel wat laten nakijken. Dan raak ik geheid niet meer uit dat U.Z. weg.

“Misschien zijt ge niet actief genoeg”, proest ze het uit. “Ha ja hé papa,” vult de zoon aan, “misschien moet ge ook nog beginnen zwemmen. Dan kunt ge voor een triatlon trainen.”

Grapjassen. Waarschijnlijk eet ik gewoon teveel suikers, met al die taarten ook altijd…

Aannemelijkheid

“Hier, ik heb gisteren wortels gekocht zodat ge ze tijdens de speeltijd kunt opknabbelen”, zei ik Henri, terwijl ik hem dit in zijn handen stopte. Hij eet elke dag wortels tijdens de middagpauze, maar soms vergeet ik wel eens de juiste dingen mee te brengen.

Wortels

“Huh?”

“1 april”, gil ik breed lachend.

“Papaaaaaa!”

Pang

Gisterenmiddag aten we als lunch nog snel pangasiusfilet, gevolgd door cake, waarvan ik u morgen het recept verklap. Die filet was de eenvoud zelve: verse tijm fijnhakken, verse gember fijnsnijden, versgemalen peper en wat grof zeetzout bijdoen, bevochtigen met olijfolie, de filet goed inwrijven en in een bakvorm/braadslee leggen, met de vijzel fijngemalen broodkruim over strooien, en 15-20 minuutjes in een voorverwarmde oven van 190°C garen. Simpel, maar heel lekker.

Pangasius filet in kruidenkorst

Vandaag ging ik met Henri naar de kermis (belofte maakt schuld), met een budget van maximaal 10 euro + extra voor oliebollen. We hebben het ganse Sint-Pietersplein afgedweild, op ballonnen geschoten die door Henri’s schietkunst met een luide pang één voor één uit elkaar spatten (5 euro), in de botsautootjes gezeten (2 euro), en zijn vervolgens met besuikerbloemde jassen (5 euro voor 7 Abelse oliebollen) langs het Citadelpark naar huis gekeerd.

Straks gaat het nog even naar Tuur, voor Carlo Nardozza. We hebben enkel tijd voor de eerste set, want zelfs dan is het lang na bedtijd voor Henri, zeker op zo’n zomeruurse zondag.

In case I’m not around

Ze is weer weg. Het is de gewenning voorbij, dat voortdurend afreizen naar congressen, en vooral die lege helft van dat bed dat de ganse nacht naar mij ligt te roepen om verwarmd te worden. Ze is vragende partij om mij op die korte buitenandse verblijven mee te nemen, maar ik ben daar veelal niet zo happig op. Het is werk, en waar ik vroeger placht mee te gaan om de omgeving te verkennen, heb ik geleerd dat haar onbereikbare nabijheid ter plaatse nog net dat ietsje zwaarder weegt dan haar afwezigheid hier.

“Hier”, zei ze, en met haar lippen gaf ze troost.

in case i'm not around

Haardroogblues

Zijn haar. Professioneel gedroogd.

Is hij niet snoezig? Hij houdt er alleen niet van dat zijn haardos gedroogd moet worden na een wasbeurt (ik heb hem al gezegd dat het een stuk makkelijker ontwart met een conditioner). Dus kon ik het niet laten om in zulk een zonnige lente toch wat foto’s te nemen. Al zat enige medewerking er niet natuurlijk. “Grrr…”

18 euro

“Zeg”, beweerde Tessa toen ze gisterenavond thuis kwam, “ik heb wel de ganse dag uw site en mijn inbox zitten checken om te zien of er geen foto was hé.”

Het was ergens begin de jaren 90 dat ik de tondeuse in mijn schouderlange haren heb gezet. Sindsdien loop ik met een gemillimetreerde kop rond, wat lekker verfrissend is in de zomer, maar vreselijk koud in de winter. Zodra de temperatuur zakt in de herfst, loop ik dan ook met een muts op mijn kop rond.

In januari besloot ik echter om het onkruid eens terug wat langer te laten worden. Eerst was ik van plan om een soort ‘jaar zonder schaar’ documentaire te maken, maar gisteren ben ik dan toch maar eens bij de kapper langs gegaan.

Mijn haar. Professioneel gekapt.

“We zullen het een beetje opkuisen”, zei de anders sympathieke herenkapper. En daar mocht ik achteraf 18 euro voor neertellen. Ge kunt u denken hoeveel geld ik al die jaren niet heb uitgespaard.

Edoch, het was mijn eerste knipbeurt in 15 jaar of zo. En het zal van 1985 geleden zijn dat er nog eens zoveel gel in mijn haar heeft gezeten. Ik was al bang dat ik er mijn hoofdkussen mee ging openrijten, vannacht.

Hamburgermaal

Gisteren heb ik nog eens hamburgers gemaakt. Bijna van a tot z –tot het hamburgerbroodje toe– met als enige uitzondering dat ik het rundsvlees niet zelf heb gemalen of versneden. Wat meteen één van de redenen is waarom ik er nog geen recept van ga posten, het moet nog verder verfijnd worden.

In Seattle hebben we redelijk wat hamburgers gegeten (nooit in een fast food keten, mind you), maar ik heb ze hier nog nooit zo gevonden, met dezelfde textuur van het vlees en de smaak zoals ze ginder werden opgediend. John Torode schrijft over de beste burgers in zijn boek Rund:

Een goede burger eist vet. Ik gebruik gehakt met 40 procent vet. Dat klinkt veel, maar bij het grilleren moet het vlees sappig blijven.

Maar welk deel van het rund wordt gebruikt voor gehakt? Ik zal toch eens bij Heston Blumenthal te rade moeten gaan. In april verschijnen zijn twee perfection boeken (In Search of Perfection & Further Adventures in Search of Perfection) in één bundel (Total Perfection), en hamburger is één van de gerechten die hij beschrijft.

Hamburger

De meeste (traditioneel Amerikaanse) ingrediënten kan ik hier nog wel vinden, al heb ik de romaine (of bindsla, zo leert wikipedia mij) nog niet in de rekken zien liggen. Maar kijk, Tessa stuurt mij om zaden voor de serre, dus daar heb ik meteen ook een oplossing voor.

Henri

Wat niet zou betekenen dat hij niet lekker was, mijn hamburger. Henri at zijn vingers bijna op.

Het lentegevoel

’t Is lente, en dat geeft een goed gevoel. Het winterstof wordt van de plannen geblazen, en een mens durft zich als eens te herbronnen. Dat betekent vanzelfsprekend ook dat ik weer maar eens wat te veel hooi om mijn vork neem, maar ook dat ik nog eens met lange termijn planning bezig ben.

Hoe ouder ik word, hoe meer mij dat aantrekt, zo’n lange termijn. Het is tram vier die ginder aan de horizon verschijnt, en tegelijkertijd –hoe paradoxaal dat voor u misschien mag klinken– het besef dat ik eigenlijk allesbehalve oud ben. Als het leven zich blijft aanbieden zoals het dat tot nog toe heeft gedaan, zit ik immers hooguit aan de helft van mijn aards bestaan –een besef dat plots gigantisch veel mogelijkheden schept. Ik kan een rockband beginnen bijvoorbeeld.