vrij krachtig met rukwinden

Morgen loop ik mijn eerste wedstrijd. Ambities zijn er niet, enfin niet echt, al zou ik zeer tevreden zijn als ik bij de eerste helft van de 353 ingeschrevenen eindig. Dat mag niet onmogelijk zijn, gezien dat ‘midden’ vorig jaar een tijd van 1u42 betekende, en in het vlakke Gent, rond de vlakke Watersportbaan, zou zoiets mij wel lukken. Edoch, Anje had het al gezegd, de condities zijn niet erm… optimaal.

Dinsdag en woensdag is het wisselvalliger met brede opklaringen en stapelwolken waaruit af en toe buien vallen. De wind waait dinsdag nog vrij krachtig met rukwinden, zo zegt het KMI. De wind heeft een kracht van 4-5 Beaufort, dat is een matige tot vrij krachtig wind, met snelheden van 20 tot 38 km/h. Edoch, bij de doortocht van deze regenzone zijn rukwinden van 80 tot 100 km/u mogelijk.

In de Runner’s World stond de halve marathon Deinze-Aalter overigens als looptip van de maand vermeld. Met als bemoedigend bijschrift Zwoegen langs het kanaal: op Wapenstilstand zal er een verbeten slag worden geleverd langs het Schipdonkkanaal. Het kan namelijk stevig waaien op de kaarsrechte jaagpaden tussen Deinze en (een halve marathon verderop) Aalter. Ik neem het artikel even over.

De jogging Deinze-Aalter is verwant met de Leopoldslopen. Die vinden eveneens in Oost-Vlaanderen plaats, ook in de koudere maanden, ook op lange stukken langs het kanaal. Het zijn geen wedstrijden voor broze rietstengels, want meestal waait de wind hard tegen. Wie al eens langs het kanaal fietst, weet dat het zwoegen geblazen is.

Het parkoers voorziet geen terugtocht met de wind mee. De start vindt plaats op de atletiekpiste in Deinze. Vandaar gaat het noordwaarts over het jaagpad langs het donkere, brede Schipdonkkanaal, met lange rijen wuivende bomen aan weerszijden van het water. Alleen in de aanval gaan is vanwege de soms stevige zijwind niet meteen aangewezen. Wie enigszins van zijn namiddag wil genieten, kan zich beter in een groepje verschuilen, om energie te sparen. De weg is lang en –vooral in de laatste zeven kilometer– zwaar.

De boten op het kanaal vormen tijdens de wedstrijd een goede snelheidsmeter. ‘Zij varen ongeveer elf tot twaalf kilometer per uur’, zegt mede-organisator Wim De Lannoy. Wie door een boot wordt gepasseerd, zal dus genoegen moeten nemen met een plaats in de tweede helft van het deelnemersveld.

Na ongeveer dertien kilometer stroomt het Schipdonkkanaal in het kanaal Gent-Brugge. De lopers moeten over de brug, naar links, om op het jaagpad richting Brugge hun weg te vervolgen. Vanaf daar is er meestal tegenwind. Zo gaat de toch verder naar Bellem. Nog even zwoegen en dan komen de deelnemers op het mooiste stuk van de route: de laatste twee kilometer loopt het pad weg van het kanaal, door de velden, met uitzicht op de kerktoren. Aan de kerk ligt de finish.

Wie meedoet, weet op voorhand dat een scherpe tijd er niet in zit. ‘Over deze halve marathon doe je soms drie minuten langer dan normaal’, zegt De Lannoy. Het parkoersrecord staat op naam van ultraloper Marc Vanderlinden. Hij liep de wedstrijd als voorbereiding voor een hele marathon.

Hm. Ik heb er weer een goeie uitgekozen om mee te beginnen. Benieuwd of ik het haal, om bij die eerste helft van de lopers te finishen. (Note to self: de boten vóór blijven!)

Gentblogt 200810

Ziet, ik was nog vergeten mijn schrijfsels voor Gentblogt te vermelden. Veel filmfestival, maar geleidelijk aan wordt het opnieuw meer jazz. Veel leesplezier.

(artikels vorige maand)

uwged8Ga trouwens eens kijken naar het nieuwste erm… project van Het Project: uwged8. Gentblogt’s wekelijkse top 8 van de beste Gentse muziek, uwged8, wordt samengesteld op basis van de top drie die u (en u, en u, en u) ons doorstuurt.

Wacht, ik knip en plak even van bij Patricia en van bij Michel: Kies uw favoriete top 3 van Gentse muziek van nu of vroeger, boenke boenke, rock of kleinkunst, maakt niet uit (ja, ook jazz!). “Gents” wordt daarbij redelijk ruim genomen: minstens één van de groepsleden woont of studeert in Gent, en verder zijn wij daar niet sectair in.

Geef uwged8!

z’emmen em al, wey

Vanochtend voelde ik me iets te belabberd om te gaan lopen, dus heb ik gewoon een beetje zielig doorgewerkt. Toen ik van de wekelijkse persconferentie terugkwam –te voet, want mijn abonnement was net verstreken en ik had verzuimd het geld naar De Lijn over te schrijven, al verkeerde ik in de veronderstelling dat ik zulks wel had gedaan, waardoor ik dat gegeven eerst via online banking wou nakijken alvorens aan de Zuid een nieuw abonnement aan te schaffen en zo mogelijks twee keer voor hetzelfde te betalen; te voet dus– en de helft van mijn tekst voor Het Project had afgewerkt, kon ik het niet langer aan. Zelfs de endorfines die ik na de lunch via een ruime portie chocolade had pogen op te wekken, troffen geen doel. Al bezorgden ze wél de nodige energie om er –ondanks de tegenwerkende slijmen (nog nooit zo veel gespekeld en gespuwd tijdens een training)– toch redelijk stevig tegenaan te gaan. Wat twee mannen, die in de file op de Jan Palfijnbrug stonden aan te schuiven, ertoe noopte het raampje van hun bestelwagen open te draaien en in onmiskenbaar Westvlaams de kwinkslag uit de titel met grote vriendelijke grijns mijn richting uit te sturen. Origineel was het misschien niet geheel (ik herinner mij dat die uitspraak populair was toen ik Henri’s leeftijd had), maar wel (nog steeds) grappig. Lopen is leutig.

met doel voor ogen

U gaat het niet geloven, maar ik heb eigenlijk nog nooit een doel gehad in het leven. Momenten bieden zich gewoon aan, en veelal grijp ik ze vast –of ik laat ze gaan, al blijk dát altijd weer net iets moeilijker. Maar ziet, ik heb bij deze –en dus vermoedelijk voor de eerste keer– een (lange termijn) doel voor ogen. Niks bijzonders, en al zeker niet iets waar mijn moeder meteen op zal zitten wachten, maar niettemin: het is een doel.

Anderhalf jaar geleden ben ik beginnen lopen. Ondertussen loop ik bijna elke dag, en leg ik elke week één keer een afstand van 21 km af. Die afstand is niet exact, ik heb zo’n Suunto footpod die mij op het einde van elke training weet te zeggen hoe ver ik heb gelopen. Gezien ik meestal hetzelfde parcours loop –hetzij de Blaarmeersen, hetzij de Watersportbaan rond– en de afstand telkens dezelfde duidt, vertrouw ik er toch een beetje op. De totale afstand van en naar huis voor die locaties is net iets meer dan vijf km (toch met de omweg die ik bewust maak) en ik denk dat die Suunto er wel niet zo heel ver zal naast zitten. Zo’n langere afstand ligt mij wel, en waar ik vroeger liever de Blaarmeersen (goed voor zo’n drie km per keer) rond tufte, verkies ik tegenwoordig om twee-drie keer de Watersportbaan (vijf km per keer) rond te gaan.

Liever een ietwat langere afstand dus. Al denk ik er ook sterk aan om binnenkort eens een wedstrijd te lopen, zoals de halve marathon Deinze-Aalter, hoewel ik me steeds had voorgenomen als eerste wedstrijd de 10 (komma vier) km van Gent af te leggen (maar zo lang kan ik niet meer wachten). Misschien doe ik volgend jaar nog mee aan een aantal van die grote evenementen, zoals de Antwerp Marathon of de 10 Miles (26 april 2009), de Stadsloop Gent, en –wie weet– misschien zelfs de Brussels Marathon. Enfin, er zijn 14 van die grote Running Tours. Keuze te over.

Edoch, ik wil meer. Veel meer. Afstandgewijs. Snelheid is daarbij ondergeschikt, want ik ben vooreerst van plan mijn uithoudingsvermogen sterk aan te scherpen. Vandaar ook die fiets, die –zo zegt men– een uitstekend trainingsmiddel is voor uw stamina. De halve marathonafstand is leuk, maar de hele marathon lonkt al met lange wimpers, en nog veel meer: de ultra.

De interesse voor zo’n ultra is begonnen tijdens ons verblijf in Seattle. Ik kocht er naast de Amerikaanse Runner’s World ook het Trail Runner magazine, dat voornamelijk ging over off-road running en het meteen ook had over ultratrails. Niet verwonderlijk, gezien Amerika over ettelijke National Parks beschikt, die zich daarvoor bij uitstek lenen. Ultra’s, dat zijn duurlopen over lange afstanden, in vergelijking waarmee een marathon de spreekwoordelijke walk in a park is. Ultra’s zijn vaak ultratrails, maar is eigenlijk de afkorting van ultramarathon, d.w.z. elke afstand langer dan de marathonafstand (42 km).

De bekendste ultra in Europa is waarschijnlijk de Ultra trail du Mont-Blanc, waarbij men 166 km moet afleggen in maximaal 46 uur. Mispak u niet, u krijgt er in totaal ongeveer 8-9 km hoogteverschil te verwerken (verdeeld over de verschillende pieken natuurlijk). Al is er ook de Sparthatlon, die de afstand van 246 km tussen Athene en Sparta in maximaal 36 uur. En kijk, daar hebt u meteen twee van mijn doelstellingen.

Ach, ik ben niet naïef, en ik besef dat ik nog een heel lange weg heb af te leggen (no pun intended), maar niettemin: dat is waar ik voor wil gaan. Er zijn overigens toelatingsvoorwaarden (lees: ultra-ervaring) om aan bovenvermelde ultra’s te mogen deelnemen. Dus we gaan het grondig en gefundeerd proberen aan te pakken. Ik ga beginnen met een bezoekje aan een sportarts, om te horen hoe ik daar best aan begin, en over welk tijdsbestek we spreken. Want hey, ik heb dan wel een doel, maar ik ben nog steeds niet gehaast.

fietsvitessen

Die fiets, zo dacht ik tijdens mijn eerste training reeds, die trekt in bijna niets meer op de fiets die ik vroeger mocht berijden. En dan heb ik het niet over het gewicht of het materiaal van het frame. Mijn trouwe Ludo (nu Granville) was vermoedelijk nog een echt stalen ros. Er zaten enkel achterversnellingen (vier of vijf of zes) op, die ik kon verleggen door zo’n hendeltje aan de zijkant van mijn frame naar boven of onder te bewegen. Daarbij mocht ge niet trappen, of toch niet te bruusk, want dat garandeerde een afgevallen ketting.

Tegenwoordig is de gemiddelde fiets als vanzelf uitgerust met zowel achter- als voorversnellingen, van tien tot meer dan dertig, die worden bediend via hendeltjes aan het stuur. Op de sportfiets zitten die hendeltjes in de remmen ingebouwd: klik met het kleine hendeltje naar binnen om een versnelling hoger te gaan; klik met de remhendel (!) naar binnen om een versnelling lager te gaan. Klik ver genoeg door, en men gaat meteen meerdere versnelling naar beneden, handig aan de stoplichten. En tegenwoordig experimenteert men reeds door electronica bestuurde versnellingswisselaars (nen derailleur heet zoiets in het jargon), zoals de Shimano Dura-ace Di2.

Maar welk een gemak. Er is veel veranderd sinds mijn Ludo.

lucht

Na zowat tien dagen op muffe cinemazaallucht te hebben geleefd, laat ik mijn longen stilletjesaan weer aan de gewone, van fijn stof doordrongen, buitenlucht gewennen. Vandaag stond er maar één film op het programma (morgen twee, en daarna gaat het richting Brussel voor een hands on met de nieuwe 5D), dus ging ik lopen. Gisteren had ik een voorraad gaas en sterilux en isobetadine en jelonet en flamigel ingeslagen en aangebracht –op voorschrift van mijn doktertje— en vanochtend was mijn been al veel minder verkrampt.

De eerste kilometer viel niet echt mee, maar nadien waren mijn spieren het lopen precies opnieuw gewoon, en ben ik maar meteen voor de volle woensdaagse 15 kilometer gegaan. Om tegelijk –hoewel het niet zo was bedoeld– een PB neer te zetten; dat stond op 1u11, maar daar heb ik vandaag 3 minuten af gesnoept tot 1u08. Ik weet het: sommige lopers leggen in die tijd een halve marathon af, maar ik vond dit toch al niet onaardig. Al ben ik nu benieuwd geworden hoe snel ik deze tijd onder het uur kan krijgen.

En als het weer een beetje mee wil, dan hoop ik vrijdag of zaterdag of zondag (hopelijk verandert toch één ‘of’ in ‘en’) te kunnen fietsen. Vanaf morgen is het overigens weer een paar dagen mannen onder elkaar, want daar vliegt Tessa alweer naar het buitenland voor een paar dagen. Ik denk dat ik Henri maar meeneem naar Brussel, morgenavond.

een strak plan

Gemakkelijkheidshalve kon ik stellen dat ik de Gamma-verhalen van Henk in gedachten had –een echte man is geen watje– maar eigenlijk kon ik gewoon niet nog een dag laten voorbij gaan zonder looptraining. Na mijn val van zaterdag vertrok ik dus zondagochtend voor wat normaal mijn wekelijkse loophoogtepunt is: de halve marathon. Drie volle seconden heb ik bij het wakker worden overwogen om toch maar van mijn plan af te zien, en van mijn gewoonlijke 100 crunches kwam ik maar tot 79, maar toch was de lokroep van de Watersportbaan groter dan de paar ‘ongemakjes’.

Van de eosine in de badkamer ging het naar het ontbijtbuffet van het Sint-Pietersinstituut –dat men net aan het wegruimen was. Omdat Henri zo zot is van Star Wars gingen wij getweeën achteraf naar F.A.C.T.S., en van daaruit naar een heel gezellig verjaardagsfeestje dat we moesten verlaten om in Kinepolis naar een Junior Eurosongfilm te gaan kijken. En toen waren we thuis en was het acht uur. En mocht ge mij bijeenvegen. Mijn hoofd bonkte, mijn maag protesteerde, en de rechterkant van mijn lichaam prikte en tintelde van boven tot onder. De steriele vodjes die ik tussen mijn geschaafde huid en mijn onderbroek had gefoefeld waren in mijn huid gegroeid en dienden met lauw water voorzichtig te worden losgeweekt, om vervolgens door verse te worden vervangen. Die op hun beurt gedurende de nachtrust zouden ingroeien en dan vanochtend onder de douche werden losgeweekt. Ik heb het gevoel dat dit nog wel een tijdje kan doorgaan.

Geen kat die er iets van ziet, maar stoer dat ik mij voel, maat.

weetegij wat dat kost?

Gisteren gingen we fietsen. Eerst samen richting UZ voorbij het Koophandelsplein tot aan het water, waar ik me even losfietste, om dan terug te keren tot de olijke gezinsgenoten en tenslotte afscheid te nemen aan de Dupuislaan. Tessa en Henri gingen van daar naar huis, ik fietste nog even door langs de R4 tot de Brugsevaart, dan richting Gent, de fietsbrug aan de Willemotlaan over, via de Trekweg en de Vinderhoutsedam terug naar de R4 en de Dupuislaan, om uiteindelijk langs dezelfde weg als Tessa en Henri naar huis te keren.

Mijn huissleutel zat samen met mijn gsm bij de reparatiekit die onder het fietszadel hangt, maar ik besloot gewoon aan te bellen. Toen Tessa de deur opende duurde het even voor het doordrong. “Maar enfin,” uitte ze verwonderd, “dat is allemaal nieuw!” Ze doelde daarbij op mijn witte sporttrui waarvan de rechtermouw in flarden rond mijn arm hing, en de ladders in de rechterpijp van mijn bib shorts. “Weetegij wat dat kost?”

De hoek om van onder de brug aan de Dupuislaan op de Snepkaai te komen, had ik iets te scherp (dat kon ik niets aan doen natuurlijk) en iets te snel (daar kon ik wel iets aan doen) genomen. Er lag een steen verkeerd, dat ook, en daardoor gleed mijn fiets –voorzien van die zo goed als profielloze tubekes– met zichtbaar genoegen van onder mij weg. De fiets heeft eigenlijk niks, op een paar kleine schavingskes aan de remhendels na. Mijn ellenboog is ook geschaafd, en mijn onderbeen was redelijk zwaar geschaafd, en vol grit en zo. Toen ik kleren uittrok om een douche te nemen, toonde ook mijn rechterbovendij ons vol trots een nogal grote schaafwonde. Maar dat wisten we nog niet, daar beneden aan de deur.

Het doet allemaal een beetje pijn en zo, niks om over naar huis te schrijven. Mijn doktertje heeft mij proper ontsmet, en het grootste deel van het grit is uit mijn onderbeen geschrobd (ze vindt dat cool ondertussen, die schaafwonden). En ik sta te popelen om terug te gaan fietsen.

non-info

Henri had vandaag geen school –niet door de staking, maar wegens een al eerder aangekondigde lokale studiedag (of zo). En Tessa ging van thuis werken, want ik moest nog weg. Een produktieve dag begint evenwel met een goed ontbijt, dus togen wij na mijn korte looptochtje (30 min.) naar Brasserie Nero. Ik ben de wentelteefjes met bosvruchten nogal genegen, maar Henri wou het verwenontbijt. Hij had het vorige week op de kaart ontdekt, en ik had hem gezegd dat zijn moeder daarvoor wel zou te vinden zijn, om dat met hem te delen. Bij dat verwenontbijt horen ook pannenkoeken, en het moet gezegd: die pannenkoeken –zo’n dikke Amerikaanse– zijn heerlijk.

Ondertussen zijn ook de persvisies van het Filmfestival begonnen. Dus ben ik in zeven haasten richting Zebrastraat gehold (geen openbaar vervoer vandaag, nietwaar) om mijn perspas af te halen, en de eerste film van het festival te bekijken (Transsiberian). Daarna een lunch in Vooruit, en dan was ik nog op tijd thuis voor een korte fietstocht (20 km, en Tessa dacht dat ik een half uurtje weg was). Vanzelfsprekend heb ik een paar bemerkingen, na zo’n eerste wat langere tocht, maar die zullen tot morgen moeten wachten. Ik moet eerst mijn brood nog bakken. Min of meer op tijd deze keer.

(Oh, en de post kwam ook langs, met eenzelfde aangetekende zending.)

plezierig-plezant in de regen

Er is weinig zo plezant als lopen in de regen. Ik denk dat ik al (een paar keer) heb vermeld. Let wel, zoals de meeste mensen heb ik onder normale omstandigheden een rothekel aan regen, tenzij ik binnen in een knus warm huis de regendruppels op het vensterglas kan gadeslagen. Ik wens niet te wandelen in de regen, en evenmin te fietsen in de regen. Maar lopen…

Het is het equivalent van wat ge u romantischgewijs voorstelt van de knoestige zeeman die, eens met de grillen der elementen, met golvende baard de netten uit een ruwe zee in zijn rollende en stampende schip heist. De loper die de regen trotseert, is meer dan anders één met zijn baan en het weer en zijn lijf, dat tot op het vel doorwaterd is. (En al zeker als ge daarbij een plets maakt –wat mij gelukkig nog niet overkomen is.) Een heerlijk bad of een stomende douche achteraf lijkt de grootste luxe denkbaar.

Veel minder volk op de weg ook. Weinig lopers lijken mijn sentiment te delen, wandelaars blijven liever thuis, fietsers worden terug binnenshuis geblazen, en automobilisten rijden niet –of amper– waar ik loop. Veel tijd om te denken, en veel tijd om uw hoofd leeg te maken (zeker als ge 21 km loopt), en alleen maar warmte om naar uit te kijken. Zélfs als de chauffage nog steeds niet aan staat in uw huis.