(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)
…tijd om elkaar met sneeuwballen te bestoken!
Zou het daar nu nog leuker geworden zijn, in Seattle? (Nooit gedacht dat ik ooit nog de U.S. of A. een beetje zou missen.)
Het gaat allemaal goed, begin ik dit maar, voor u zich zorgen zou maken. Tessa zal het daar niet mee eens zijn, maar zij is dan ook dokter, en enige vorm van beroepseigen verontrustmaking is haar in deze materie niet vreemd. Zaterdag, de dag waarop Tessa vanuit Venetië terugkeerde, dropten de schoonouders mijn zoon –veel te laat natuurlijk– terug bij mij af. “Hij hoest nogal erg hé”, gaf mijn schoonmoeder ter afscheid nog mee. Het blijft relatief natuurlijk, maar toen ik even in de keuken stond af te wassen, en Henri zich onderwijl met zijn lego voor de haard had genesteld, kwam ik nieuwsgierig naar de woonkamer terug, op zoek naar het hondje –een basset, zo meende ik– dat zich bij ons had binnengewerkt. Ook na herhaaldelijk toedienen van hoestsiroop, bleef dat hondje al te regelmatig zijn opwachting maken.
Toen Tessa thuis kwam lag Henri al te slapen, en pas de volgende ochtend kwam, vergezeld van een lichte paniek, die professionele bezorgdheid opzetten. “We moeten daarmee naar spoed”, was de eerste reactie, die ik –geheel onbekend met de medische wetenschappen– in eerste instantie toch lichtjes overdreven vond. Tijdens de nacht was de hoest evenwel overgegaan in een gepiep, dat reeds licht hoorbaar was tijdens de ademhaling, maar oorverdovend de oorschelp penetreerde bij het beluisteren van de luchtbeweging aan de rug van de patiënt. De pediater van wacht werd gebeld, ventolin in huis gehaald –tiens, wierp ik op, weet ge dat die ventolin voor doping wordt gebruikt– en het puffen aangeleerd. De spoed werd alsnog uitgesteld, maar Henri bracht de nacht door in het Grote Bed™ waar hij zijn ouders niet alleen mijn zijn gewroetel uit hun slaap hield, maar tevens met zijn net niet in apneu overgaande gepiep, een ademhaling met evenveel gepruttel als van een slecht afgestelde diesel die niettemin weigert stil te vallen.
Vanochtend werd een collega gebeld, en nadat ik een dik uur de Gentse ring befietst had, ging het gezin UZ-waarts voor de onvermijdelijke controle. Van NO-meting naar longfunktie, van RX naar allergietest: 50-60% peakflow waarde en een onmiskenbaar astmatische grafiek waren onverbiddelijk. Henri hangt aan de aerosol, heeft een novolizer met cortisone, en moet voorlopig even inspanningen vermijden.
De trompet komt alsnog niet in gevaar. “Wij moeten er met de juiste medicatie voor kunnen zorgen dat hij alles gewoon normaal kan uitvoeren”, beantwoordde de arts bemoedigend mijn vraag. Voorlopig werd er met een ‘lichte’ medicatie gestart (met hoge dosis) –omdat hij geen voorgeschiedenis heeft– maar als het niet betert, moet de behandeling worden verzwaard met medrol. Zover is het nog lang niet, fluister ik mijzelf toe, met diezelfde medische onwetendheid als een paar dagen geleden.
Vandaag ging het van de film naar school naar Anderlecht, om er de Canon 5D mark II te bepotelen. Voor twee vuisten bloggers was er echter maar één toestel voorzien –een beta (!) dus we hadden geluk dat dit festijn sowieso mogelijk was. Er was een ganse studio ingericht, en er waren twee modellen, maar steek een ganse hoop mannen, een paar vrouwen en wat fototoestellen in één ruimte, en dan worden die fotomodellen precies minder interessant dan de -toestellen. Precies een bende übergeeks tesamen.
Mijn eigen model was noodgedwongen meegekomen: Tessa zit in Venetië, en ik had geen zin om hem elders slapen te leggen, dus mocht hij zijn huiswerk in Anderlecht maken, en onderwijl plaats nemen in de studio. Zonder flits voor mij, dankuwel, alstublieft, laat gewoon maar de lamp branden.
(Modellenwerk is duidelijk vermoeiend.)
Verdere bevindingen volgen, ik ga eerst mijn brood afwerken.
(Bovenstaande foto’s werden niet met de 5D mark II gemaakt, maar met mijn eigen eerste generatie 5D.)
Erm… nooit gedacht dat ik hier een vervolg aan zou breien –en al zeker niet zo snel. Edoch: vandaag (gisteren?) was het de 50e verjaardag van Kunsthal Sint-Pietersabdij, en ik heb de indruk dat ik het niet goed genoeg aangekondigd heb. “Dit,” beweerde ik stellig tegen Tessa, “is het meest onderschatte evenement van het jaar.” De dagevenementen hebben we helaas aan ons moeten voorbij laten gaan (we gingen een fiets kopen), maar op het avondfeest gaven we –voltallig– present. Tessa was pas terug van Londen, en we hadden niet meteen zin om Henri onmiddellijk een avondje weg te geven. Alleen thuislaten leek –ondanks het tegen alle verwachtingen in niet dramatisch afgelopen precedent– toch niet meteen zo’n opperbest idee, dus namen we Henri gewoon mee.
Om 18u begon er een aperitiefconcert van een trio troubadours (dat geen trio bleek en wel heel moderne muziek bracht), gevolgd door een concert van Lady Linn (die stond te bibberen in haar korte rokje). Daarna zijn we weg, dachten we, maar we raakten verslingerd aan de tapas (van de fenomenale Piet van tchin), en voor we het wisten stonden we midden de swing dansinitiatie (in de Hemel) en gingen we nadien meewiegen in de funk van de Zondeval, en zelfs even in de Hel.
Rond twee uur zijn we het dan toch afgebold –zeer tot ontsteltenis van Henri, die erop gebrand was zijn Charlatanstempel tot vijf uur te volbruiken. Ik heb hem naar huis gedragen.
De volgende keer dat hij zo laat uit mag, is op zijn 21e verjaardag.
[update 29/09/2008 – 12u]
“Allez,” zegt ons Tessa, “pas het nu maar al aan.”
Nog tijdens het optreden van Lady Linn –en na het verorberen van een paar heerlijke tapas– zijn we terug huiswaars gekeerd. “Leg u eens op de zetel,” vroegen we Henri, “en doe ne keer alsof ge uitgeput zijt. Maar zie wel dat we die stempel van de Charlatan goed kunnen zien.”
Gisteren heeft Tessa mij verlaten. Ze doet dat regelmatig, maar tot nog toe is ze altijd opnieuw terug naar huis gekomen. Een congresachtig iets in Londen is het ditmaal, een soort mix van workshops en lezingen en vergelijkbaar –geheel naar eigen zeggen— met Fashion Week (you wish, darling).Donderdag én zaterdag was Henri al bij iemand anders blijven slapen, en ik zag het echt niet zitten om dat ook voor gisteren nog eens te herhalen.
“Henri jongen,” vroeg ik hem, “ziet ge het zitten om vanavond eventjes alleen thuis te blijven, terwijl uw vader de bloemetjes gaat buiten zetten?”
Hij had vanzelfsprekend alle begrip voor de noden van zijn vader, nu de vrouw des huizes de woning had verlaten. “Als ik later groot ben, zal ik dat nog beter begrijpen hé papa,” besloot hij vol overtuiging. De schat.
Als beloning mocht hij bij mij in het Grote Bed blijven slapen, en op het nachttafeltje van zijn moeder had ik haar wachtgsm gelegd.
“Vlak voor het begint, bel ik u op,” beloofde ik, “maar daarna moet ge wel gaan slapen.”
Zoals steeds was ik nerveuzer dan mijn zoon zelf.
Gisteren stonden Ben Sluijs en Erik Vermeulen op het programma bij Opatuur in De Centrale, twee muzikanten waar ik veel waardering voor heb. Ik had het echter verschrikkelijk moeilijk om ‘in’ de muziek geraken –hoewel het een goed concert was. Toch de eerste set, want dat was de enige die ik heb gezien. Ik heb amper een paar foto’s gemaakt –het licht is totaal anders dan op de oude locatie, en ik moet er nog een beetje aan wennen, maar het ziet er veelbelovend uit. Met ruimte voor vooruitgang: ik kan makkelijker bij de pianist, al is daar voorlopig nog niet de veel ‘gezichtslicht’ te bespeuren.
En Opatuur is rookvrij geworden! Zowel de wekelijkse concerten in De Centrale, als de maandelijkse in Mub’Art, zijn geheel vrij van rookwalm. De Centrale is van hieruit makkelijk bereikbaar –ik heb maar op tram 4 te springen, en van de halte (één halte voor Sluizeken) is het hooguit twee minuten stappen– al blijft het een redelijk lange rit.
Een vreselijk lange rit, als ge u naar huis wilt spoeden, bleek van bezorgdheid om wat er thuis allemaal kan zijn misgegaan. Groot was mijn opluchting toen er geen MUG voor de poort stond, en ook al geen brandweerwagen, en al evenmin politie. Al viel de baksteen pas van mijn hart toen ik mijn engeltje in diepe slaap verzeild terugvond.
“Och,” antwoordde hij vanochtend –enigszins verveeld– toen ik hem vroeg hoe het verlopen was, “ik heb de telefoon dichtgeklapt, mijn Jommeke naast bed gelegd, het licht uitgedaan, en ik ben in slaap gevallen. Waarom misschien?”
“Waar zijn de slaappillen?”, klinkt het met een klein stemmetje, maar net zo dramatisch als ge u voorstelt.
Even voordien had ik zacht gestommel boven mijn hoofd gehoord, gevolgd door muizenvoetjes op de trap.
“Henri, blijf daar niet dremmelen op de gang, komt toch gewoon binnen”, verzuchtte ik toen hij na dik twee minuten nog steeds met de deurklink in zijn hand stond, maar ze niet naar beneden durfde te duwen om zichzelf binnen te laten.
Slaappillen dus. Waarom wil in godsnaam hij slaappillen, flitste het door mijn hoofd. Het is toch een paar jaar te vroeg voor puberale dramatiek?
“Jongen, ik denk niet dat ik in gans mijn leven al één slaappil heb genomen,” probeerde ik, “dus waarom zoudt gij in ’s hemelsnaam één of meerdere slaappillen willen?”
“Ik kan niet slapen, papa”, piepte hij.
Zijn hoofd zit vol. Vol school, vol Lego, vol verjaardag, en vol zwemangst. Schaapjes tellen lukt niet (“ik heb het geprobeerd, maar er zitten geen schapen in mijn kamer”); in warme melk met honing heeft hij geen zin; zijn hoofd leegmaken kan hij niet (“er zit geen kraantje in hé”).
We zullen samen les volgen, heb ik hem gezegd tijdens het gesprek dat op zijn vraag volgde. Gij voor de basis, en ik voor de crawl.
Of het geholpen heeft, dan wel of het van uitputting was, weet ik niet. Maar uiteindelijk is hij toch in slaap gevallen –tenminste hij is voor zeven uur vanochtend niet meer naar beneden gekomen.
Maar slaappillen. Jongen toch.
(Leica M6 TTL, 50mm f/2 Summicron, Kodak Tri-X, 400ASA)
…dat lijken de boeken hem toe te schreeuwen. En dan ben ik al blij dat het voorlopig alleen “lees mij!” is en ook niet “koop mij!” zoals bij zijn ouders.
…zo erg zit hij ‘in’ zijn boek, dat geheel zijn hoofd erdoor in beslag wordt genomen.
…en al heeft hij er dan even genoeg van, dat lezen, het zit duidelijk in de familie. (Wou hij even niet op de foto, of was hij net aan ’t geeuwen, vergeef mij, ik kan het mij niet meer herinneren.)