(Leica M6 TTL, 50mm f/2 Summicron, Kodak Tri-X, 400ASA)
Omdat zijn haar niet erm… “van zijn soep zou meëten” had ik een bandana op zijn hoofd gezet. “Nee, ik wil niet op de foto”, was zijn repliek. Uh-huh.
(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)
In Seattle had ik met de Rolleiflex ook een voorzetstuk gekocht: de Heidosmat-Rolleinar 1 R III, voor close-up fotografie. En terwijl ik daar was, hield ik nauwlettend ebay in de gaten, vanwaar ik ook de tweede in de reeks van drie heb gekocht: Heidosmat-Rolleinar 2 R III. Naar de derde ben ik nog op zoek.
Hierboven de foto met de Rolleinar 1; hieronder links zonder voorzetstuk; en rechts met de Rolleinar 2. Geen van die voorzetstukjes doet ook maar iets af aan de beeldkwaliteit. (Ik werk nog steeds aan een stukje dat Pieters vragen moet beantwoorden. Volgende week kom ik er hopelijk aan toe.)
Vandaag zit ik in Antwerpen, net zoals vorige week. Voor hetzelfde project als vorige week, en opnieuw met Henri, zoals vorige week. Toen gingen we na de vergadering de Zoo opzoeken, deze keer gaan we naar Aquatopia. Opnieuw met een B-Dagtripticket –hopelijk hebben we deze keer wel een plaats op de trein.
Benieuwd met wat voor verhalen we deze keer naar huis gaan komen.
De Gentse Feesten (e.d.) zijn gedaan! Bijna een maand over-en-weerhollen zijn voorbij, en ik ga vandaag eens goed uitrusten, was mijn gedacht. “Zoeeef”, zegt die dag vervolgens tegen mij.
Voor een nieuw project moest ik vandaag in Antwerpen zijn. De trein daarheen hebben we nog net gehaald, maar wegens een fout aan het treinstelsel waren er op onze rit minder wagons dan voorzien. “Gelieve de NMBS daarvoor te willen verontschuldigen”, klonk het meermaals tussen Gent-Dampoort en Lokeren en Sint-Niklaas en Berchem en Antwerpen-Centraal, terwijl wij als sardines op elkaar stonden gepakt in een nauwelijks functionerende airco.
“We gaan eerst naar een vergadering,” had ik Henri verteld, “en nadien gaan we naar de zoo. Vergeet dus vooral niet uw boek mee te nemen.” Tijdens de Gentse Feesten had hij achtereenvolgens Koning van Katoren, Pjotr en Briefgeheim (alle uit de Jan Terlouwcollectie van zijn vader) opgeslorpt, vandaag is hij begonnen aan Kruistocht in Spijkerbroek. De vergadering duurde wat langer dan voorzien, maar hij mocht ondertussen ook op een computer prutsen, en tegen goed half vier, kuierden we de zoo binnen. (Het was lang geleden dat ik nog eens zo’n interessante vergadering had meegemaakt overigens.)
We hebben de ganse zoo op ons gemak rondgewandeld –er was bijna evenveel volk als op de Feesten– en allebei met volle teugen genoten.
“Pas op, Henri, een leguaan!”
“Waar?”
“Daar, vlak voor uw voeten!”
“Ieeeeeeee!”
Terwijl het beest voor geen milimeter bewoog. Schitterend.
Terug naar huis, gelopen, gedouched, eten gemaakt, gegeten, en nu dit postje. Maar morgen hé, morgen doe ik niks! Behalve een boek lezen. En een paar dingen die ik dringend moet opzoeken. En nog een ander project wat in gang trekken. En mijn filmpjes moeten dringend binnen. En ’s avonds ga ik met Tessa gaan eten, denk ik. En naar de film. En…
Och, dacht ik gisteren, ik pak mijn digitaal fotoding nog eens mee naar de Gentse Feesten. Ik ben die 50mm echter niet meer gewoon, dus het was wat zoeken om een deftig beeld te krijgen van het optreden van Octurn op het Emile Braunplein. Niet getreurd, Henri had zijn dierenparkhemd aan, en dat levert dan deze snapshot op. Slechte foto, maar wreed wijs hemd –en ik ben niet rap enthousiast over kleren.
Die ochtend rond de ontbijttafel. Tessa murmelt iets, waarvan ik niets begrijp, omdat ik met mijn hoofd over de krant gebogen zit.
“Hey,” roep ik uit, “Clark Olofsson ofte…”
“…Daniel Demuynck”, knikt Tessa. “Dat heb ik net gezegd, ja.” Ze kijkt me zacht hoofdschuddend aan. Ze komen wel meer voor, dergelijke situaties.
“Jaha,” zeg ik, “maar dat is dus een Belg! En die Belg is de ‘vader’ van het stockholmsyndroom.”
Ze kijkt me even niet begrijpend aan. “En het stockholmsyndroom dat is…”
Maar net als ik de uitleg wil geven, zie ik in mijn ooghoeken Henri met nauwelijks verholen enthousiasme, naarstig zijn best doende zijn mond te houden. Ik knik hem aanmoedigend toe.
“Ewel, dat is als de gevangenen vrienden worden met de… de… met de ontvoerders”, slaakt hij uit.
Wij kijken elkaar over de tafel —bouche bée— aan, en barsten in lachen uit. “En van waar kent ge dat nu weer, snotneus?”
“Lemony Snicket, natuurlijk”, klinkt het met grote vanzelfsprekendheid.
Hij leest een beetje veel, die jongen van ons.
(Ik ga mijn jeugdboeken eens van onder het stof halen. Eens kijken of hij graag Thea Beckman of Tonke Dragt leest. Of Tolkien.)
Hmpf. Ik zou kunnen neuten over het weer, hoe de kilte ons achtervolgt en de zon achter de wolken verdwijnt, maar dan zou ik ontkennen dat er achter de schermen al een tijdje een goede evolutie bezig is. En dat ik hier een zonnetje in huis heb lopen waar geen zonnebril tegen opgewassen is. (Allez, twee zonnetjes, haast ik mij te zeggen.)
(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)
Anyway, in Seattle is het zomer, en België zal straks ook wel volgen. Zo gauw we een regering hebben die naam waardig. Of zo.