…heb ik mij geheel in de sneeuw gesmeten (gisteren heb ik enkel de stoep sneeuwvrij gemaakt, en de rest van de dag bij het haardvuur doorgebracht). Vanochtend werd een potentieel probleem in de kiem gesmoord; heb ik een juffrouw een duwtje gegeven (enfin toch haar wagen, die dwars op de weg was geslipt en waar iedereen naar zat te kijken of vanuit de aanschuivende want geblokkeerde rij wagens op zat te toeteren maar waar het bij niemand blijkbaar was opgekomen om gewoon een handje toe te steken); heb ik met Henri inkopen gedaan (helaas voor hem was er geen Lego Star Wars meer in de Colruyt); ben ik weer achter de haard gaan zitten; en zijn Henri en ik (Tessa was thuis, maar genadeloos ziek) met de slee naar de Blaarmeersen getrokken.
Maand: december 2009
Sneeuw of niet: jazz op zondag
Vorig jaar zat Carlo Nardozza ondergesneeuwd in het verre Limburg, en ook dit jaar zag Tuur zich genoodzaakt om het laatste concert van het kalenderjaar af te gelasten. Een zondag zonder jazz is echter een onmogelijkheid, en dus troost ik mij met een aantal best of 2009 lijstjes die onderhand welig als kroos in de internetvijver opduiken.
Ethan Iverson (van The Bad Plus) heeft op zijn blog Do The Math een paar heel interessante zaken te vertellen over Lennie Tristano, maar Google reader stuurde mij ook richting The Gig, de jazzblog van Nate Chinen, jazz- en poprecensent voor de New York Times. Chinen gaat een eindejaars mailconversatie aan (1: A Gate-Crashing Year) met collega’s Hank Shteamer (2: Supergroup Outbreak, But No Generation Gap), Peter Margasak (3: Midwest Represent: Scrambling Purity, Fiercely Independent), Andrey Henkin (4: Hitting the Road), en Ben Ratliff (5: Let’s Hear It For New York)
In aflevering twee komt reeds de naam Håkon Kornstad opduiken, maar het is pas met de youtube video in aflevering 4 (Andrey Henkin van All About Jazz – New York) dat ik naar de the most interesting saxist out there these days
luister (Henkin linkt vanzelfsprekend door naar All About Jazz). Luister vooral zelf ook eens.
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=MGGKUDdBKtI&color1=0xb1b1b1&color2=0xcfcfcf&hl=en_US&feature=player_embedded&fs=1]
Bij deze staat Dwell Time op mijn wish list.
Oh ja, lijstjes. In zowat elk eindejaarsoverzicht (ook het mijne, vrees ik) komt Vijay Iyers Historicty voor, en ook Henri Threadgills This Brings Us To, Vol. 1 is prominent aanwezig. En hopla: zo heb ik Threadgill meteen ook op mijn wish list gezwierd.
Min
“Koud hé”, zegt de meneer die mij mondwolkjesgewijs passeert. Ik knik overtuigd.
Waarmee u in één klap op de hoogte bent van de belangrijkste gebeurtenissen in mijn leven, deze zaterdag.
Mijn zoon, de muzikant
Henri volgt nu al vier jaar les bij de V.E.M. (we hebben pas onlangs ontdekt dat die afkorting zou staan voor Muziek En Vakantie, maar ik zal eens navraag doen). Pas sinds dit jaar neemt hij ook deel aan het samenspel van de blazers, en doet hij ook mee aan Mini Musica (met het ganse orkest). Voorheen zag hij dat totaal niet zitten, maar nu hij eraan begonnen is, is hij waanzinnig enthousiast (heletegans zijn vader).
Woensdag was het kerstconcert, in de Sint-Pauluskerk hier vlakbij. De jongen was al sinds het weekend ziek (grieperig, misselijk), en lag al de ganse week in zijn bed. Telkens als we hem vroegen of het wel ging lukken, woensdag, was het antwoord vastberaden: “het moét lukken.” Wij kregen er tranen van in de ogen. Dus ging ik woensdag samen met hem naar de repetitie (van 14u tot 16u), waar ik nog gauw een paar foto’s kon nemen. ’s Avonds –voor het echte concert– kon ik er niet bij zijn, want dan had ik een jazzmoment, maar zo heb ik het ook allemaal gehoord, en bovendien had Tessa de videocamera mee op de meest bijzondere momenten voor mij op te nemen.
Gisteren speelde hij opnieuw, maar dan tijdens het kerstconcert van zijn school (en dan ben ik meteen beide beurten waartijdens hij optrad gaan beluisteren). En ik kan daar waarlijk zoveel van genieten als van een goed jazzconcert.
Dé tram
Willekeur
“Ik zal u ne keer verzetten godverdomme”, riep de man uit, waarop hij met een zwarte gereedschapsdoos naar mij uithaalde. Ik kon nog net op tijd mijn armen opheffen, en vervolgens weglopen.
Er wordt nogal gewerkt, hier in de straat, en gezien de plaats voor onze poort nogal pronkerig beschikbaar lijkt, tracht meer dan één camionette die zich eigen te maken. Soms wordt de plaats gebruikt als parking voor meneer de vrouwenarts van naast de deur, en zolang er iemand in blijft zitten, heb ik daar geen enkel probleem mee. Als werkmannen iets moeten uitladen, en nadien hun voertuig verplaatsen, heb ik daar vanzelfsprekend ook geen enkel probleem mee. Ik durf zelfs te wedden, dat als die werklui aan mijn deur zouden komen bellen, en vriendelijk zouden vragen “of het soms zou mogen, meneer, om de camionette te laten staan, maar kijk we werken in nummer zoveel ginder, en als u weg zou moeten dan verplaatsen we ons voertuig vanzelfsprekend meteen”, dat ik ook daar geen graten in zou zien. Er is –behalve één sympathieke buurvrouw– nog nooit iemand komen bellen om zulks te vragen. Nog nooit. (We wonen hier ondertussen meer dan tien jaar.)
Gisterenochtend leken er twee plaatsen ‘vrij’: voor onze poort, en voor de poort van dokter vrouwenarts naast de deur, die zijn inrijgang toch niet gebruikt om zijn wagen te stallen, en dus –logischerwijs– iedereen gewoon voor zijn onbenutte poort laat parkeren. Een lichte vrachtwagen had zich op die plaats genesteld, en ik had gezien dat ze aan het lossen waren. Geen probleem, ik ga die mannen gewoon zeggen dat ze doen wat ze moeten, maar dat ik straks wel weg moet. Henri is ziek thuis, en ik moest inkopen doen. Dat was rond 8u30.
Om 11u30 staat dat ding daar nog, en ik kan niet weg. Ik zie dat er net iemand iets uit het voertuig gaat halen, dus ik dacht: ik vraag het eens wanneer ik zou weg kunnen. Hoewel ik vriendelijk blijf, is de meneer niet echt als enthousiast te omschrijven. “Kunde gij daar niet tussen misschiens?” (Helaas niet, meneer.) “Kust mijn kloten.” (Dat is nergens voor nodig, denk ik.) “Da ding blijft hier staan.” (Dat meent u toch niet, meneer?) Dat ‘da ding’ van mij mag blijven staan, zolang hij mij maar binnen en buiten laat, daar heeft hij geen oren naar. Bovendien spreekt hij in één of ander dialect (ik dacht West-Vlaams), waardoor ik hem om de vijf woorden moet vragen om zijn zin te herhalen. Wat mij niet meteen bonuspunten bezorgt. Maar wel een zwarte gereedschapskist die vervaarlijk in de richting van mijn gezicht wordt gezwierd.
Hij springt verder naar mij toe, dus besluit ik maar weg te lopen. Liever blode Jan dan dode Jan en ik zie echt het nut niet in van een fysieke confrontatie. De man springt achter mij, ik tracht onze poort dicht te gooien, maar hij beukt zichzelf binnen op onze gang, slaat met dat zwart ding tegen mijn keel, en grijpt mij vast met zo’n wurggreep zoals ge wel eens in de film ziet, terwijl hij mij tegen de muur van onze gang duwt. Zijn rechterhand klauwt rond mijn larynx (thyroidkraakbeen, hyoid en trachea zou de NKO dokter nadien zeggen; luchtbelletjes zou de duplex tonen; en op de radiografie stond ook nog wel iets), en plots ben ik mijn ademhaling kwijt. Hij laat na een paar tientallen seconden los, en loopt weg.
Deze blode Jan heeft niets gedaan –Henri was niet in gevaar, Tessa was niet in gevaar– en alle actie die ik ging ondernemen, zou de zaak alleen maar hebben laten escaleren. In gedachten had ik zijn ogen al uitgeduwd –mijn armen waren vrij dus ik kon (en in alle eerlijkheid heb ik mij sterk moeten bedwingen)– en zag ik hem bloedend in onze gang liggen, maar ik had daags voordien nog maar tegen Henri gezegd dat geweld alleen maar tot meer geweld leidt. Dus heb ik hem maar in zijn testosteronwaas gelaten en dan gewoon de politie gebeld. Die heel vriendelijk was, en waartegen die mens nadien nog heeft gelogen ook (ik weet al niet meer wat, ik lees het wel op het P.V.). Ik weet nog steeds niet wat de concrete aanleiding was.
Het was Rousseau, denk ik, die voorop stelde dat de mens van nature goed is. Die gekke fransozen toch. (Dat doet er mij aan denken: ik moet dringend Hobbes’ Leviathan eens herlezen.)
[update voor wie twijfelt: Sara had het juist; er staat geen tag ‘faction’, wat inderdaad betekent dat dit feit is en geen fictie. Helaas.]
Moker Moker
Vorige dinsdag zaten wij op de eerste rij in de balzaal van Vooruit voor het cd release concert van de Gentse groep Moker (de tweede cd van el Negocito Records label). De zaal was huiskamerknus heringericht, en enkel een rij roodpluchen opblaaskussens (“zou daar water in zitten?”, vroeg menigeen zich af) scheidde het publiek van de muzikanten. Het concert was een absolute thuismatch, gezelligheid en ongedwongenheid alom.
Ze hebben hun naam niet meteen gestolen, de mannen van Moker, want er zit vaart in, in die muziek. De ritmesectie (Giovanni Barcella op drums en Kristof Roseeuw op bas) is nadrukkelijk aanwezig, al mochten wij tijdens het concert getuige zijn van een opvallend ingehouden Barcella (wat geheel niet wil zeggen dat hij er niet was — hooguit wat subtieler dan anders).
Zeger Vandenbussche, nog op drie nummers tenorgewijs te horen op de cd, werd ondertussen vervangen door Jordi Grognard, die naast de tenorsax ook de basklarinet bespeelt. Laat dat nu net mijn twee lievelingsinstrumenten zijn — mijn argwaan was dan ook redelijk groot. Grognard is echter een aanwinst. Zijn sax heeft een warme maar zuivere klank, en hij weet de toetsen duidelijk goed liggen. Het was tevens heel aangenaam om hem met trompettist Bart Maris in duel bezig te zien. Terwijl Mathias Van de Wiele (componist van de meeste nummers) er op zijn gitaar vandoor ging, drongen Grognard en Maris zeer gevat zijn melodie binnen. “Nu van hier,” wezen ze elkaar afwisselend op de partituur toe, “en nu weer daar.” Het resultaat was zowel visueel als muzikaal boeiend, en voor onze verwende zintuigen is zulks toch wel veelbetekenend.
Het concert was luid, loeiend soms voor wie vooraan zat, maar het dompelde de luisteraar heel grondig de muziek binnen. Laat mij eerlijk wezen, in het begin was ik niet geheel overtuigd. De muziek klonk wat stroef en een beetje geforceerd, maar al gauw bleek dat de muzikanten gewoon even opwarmden want na het tweede en zeker het derde nummer zat niet alleen de vaart, maar ook de muziek er goed in. Tijdens de pauze waren wij klaar voor nog meer, en na afloop hoefde het voor ons helemaal niet te eindigen. Leutig toch.
De cd was te koop voor 15 euro, of u had zich in voorverkoop een combiticket kunnen aanschaffen, waarbij voor een luttele meerprijs de cd mee inbegrepen zat. Misschien moet dat concept nog maar wat verder uitgewerkt worden. U kan de cd overigens nog steeds voor datzelfde bedrag (15 euro + verzendingskosten) aanschaffen, via el Negocito Records. (U kan hem waarschijnlijk ook in het café afhalen, en dan bent u de verzendingskosten meteen kwijt.) Een aanrader overigens, dit behoort toch tot het betere Belgische werk.
Moker, gehoord in de balzaal van Vooruit op dinsdag 8 december; de cd is te verkrijgen via el Negocito Records.
—
Vergeet deze week vooral niet buiten te komen, er staan nog minstens vier goede concerten op de agenda. Dinsdag 15 december speelt Eve Beuvens toegankelijke jazz in de Hot Club De Gand (helaas zonder Joachim Badenhorst uit de originele bezetting); woensdag 16 december gaan we met zijn allen naar Rêve d’Eléphant Orchestra (Balzaal, Vooruit); donderdag 17 december gaan we met Opatuur eten in Mub’Art en nadien luisteren naar het Pierre Anckaert Chamber Ensemble; en tot slot gaan we zondag 20 december (alweer) bij Opatuur in De Centrale luisteren naar Ben Sluijs en Erik Vermeulen.
(Deze bespreking verscheen eerder bij Gentblogt.)
Korte-termijndenken
“Hier, ’t is voor u”, keek Tessa veelbetekenend mijn richting uit vanochtend bij het ontbijt. Zij luisterde naar de radio, ik zat met mijn hoofd half in de krant om de strapatsen van de regering door te nemen. Op de radio had iemand het over premies en diploma’s, in de krant had men het over een woedende Waalse. We waren met hetzelfde bezig.
Milquet vindt dat haar praktische oplossing voor het deel werkloosheid dat wordt veroorzaakt door de crisis, wordt tegengehouden door communautaire kleinzierigheden. Op één of andere manier is ze ervan overtuigd geraakt dat een deel van de economische crisis op te lossen valt door werkgevers gedurende twee jaar een premie te geven van 1.000 euro voor elke werkzoekende die ze in deze tijdens van crisis aannemen. Bijkomende voorwaarde is dat de potentiële werknemer minstens 6 maanden werkzoekend is, niet ouder is dan 26 en maximaal een diploma middelbare school heeft. Het zal wel onder de noemer positieve discriminiatie vallen zeker?
Meer dan een lapmiddeltje is zo’n maatregel niet. België beschikt ondertussen over een lappendeken aan maatregelen om de werkloosheid aan te pakken en de werkzoekende te bepamperen en tegelijkertijd onder de knoet te houden. Het is een heel ambigue situatie, maar laat ons daar even niet verder op ingaan. Het probleem is dat het voorstel van Milquet, en eigenlijk heel wat maatregelen om de werkloosheid in te dijken, te laat komt (komen).
De werkloosheid tegengaan, moet veel vroeger en fundamenteler aangepakt worden. U zal onderhand wel al doorhebben dat ik –theoretisch of principieel gezien– een marxistisch geïnspireerd utopisch socialisme aanhang, waarbij de mens moet gestimuleerd worden, niet tot louter economische invulling van het leven, maar tot betekenisvolle invulling van het leven tout court. Het een sluit overigens het ander niet uit, wel integendeel. (En leest u de voorgaande zin en vooral die laatste twee woorden nog maar een paar keer opnieuw, voor u besluit precies daarop te reageren.)
Laat ik het evenwel voorlopig hier bij houden, voor ik mijzelf opnieuw voorbij hol. Ik werk aan een tekst waarin ik mijn standpunt(en) uiteen zet, maar het kan nog wel een half jaar duren eer het zover is. U bent toch niet gehaast? Mag ik u (nogmaals) Useful Work versus Useless Toil, een korte tekst van William Morris aanraden? Het is een mooie introductie tot het probleem van vervreemding, al meen ik mij te herinneren dat het er niet met zoveel woorden wordt aangekaart.
Die vier dingen
In september had ik het nog over vier gebeurtenissen, die in gang waren gezet. Sindsdien weet u al dat wij binnenkort opnieuw voor drie maanden naar de Verenigde Staten trekken; dat ik met dat tweede project ook al bezig ben (op bijna dubbele van de voorziene intensiteit); dat ook het derde project goed vordert; en dat het vierde op een ietwat langere baan is geschoven –al kan het best dat die baan niet noodzakelijk een heel erg lange hoeft te zijn.
Ondertussen is het niet geheel onmogelijk dat er een vijfde project bij komt. Ik kan er voorlopig nog niets over kwijt, maar als het doorgaat, dan leest u daar hier binnenkort vanalles over –geheel in tegenstelling tot die andere drie projecten waar ik eenvoudig niets over kan/mag vertellen.
Tot zover uw portie non-informatie.
Purisme
“Hallo, met de 101, dingende politiehulp. Hoe kan ik u helpen?”
“Ja hallo, goedenavond meneer. U spreekt hier met Fritz Baelen. Ik bevind mij momenteel op Het Jazzfestival, alwaar men mij heeft bestolen. En gemarteld. En u moet mij helpen meneer, ik kan het niet meer aan. Niet meer aan, begrijpt u. Het is teveel. Het gaat gewoon niet meer. Ik bega een ongeluk.”
“Het spijt mij dat te horen, meneer. Zou u mij kunnen uitleggen waar er juist gebeurd is zodat wij u verder kunnen helpen? Bevindt u zich momenteel in veiligheid meneer Baelen?”
“Ja. Nee! Ik word nog steeds gemarteld, en ik kan het echt niet meer aan. Echt niet meer. Help mij! HELP MIJ DAN TOCH!”
“U bevindt zich op Het Jazzfestival, meneer Baelen? Wij sturen meteen een interventie-eenheid terplaatsen. Ziet u ondertussen iemand van de security op het terrein? Kan u voorlopig bij hen terecht?”
“Ik ben al bij de security geweest, en zij kunnen mij… zij WILLEN mij niet helpen. U moet begrijpen, ik sta onder heel zware psychische druk, en ik… ik… IK. KAN. HET. NIET. MEER. AAN.”
“De interventie-eenheid bevindt zich ondertussen op het terrein, meneer Baelen. Kunt u mij zeggen waar u zich bevindt, dan stuur ik ze meteen naar u toe. Meneer Baelen? Waar bevindt u zich, meneer Baelen?”
—
Bij Peter Bacon van The Jazz Breakfast zag ik het donderdag voor het eerst (Is modern jazz bad for the brain?), maar ondertussen is de halve jazzblogosfeer ermee weg (o.a. bij Daniel Sheehan; en ook bij Stef).
Maandagavond viel de Spaanse Guardia Civil binnen op het Sigüenza jazz festival, op verzoek van een festivalganger. Larry Ochs stond toen op het podium, en die muziek, zo beweerde de aanklager, was geen jazz maar wel hedendaags klassiek, net dat soort muziek dat hem door zijn dokter ten zeerste was afgeraden om te beluisteren. Hij zat er zo mee in, dat hij wel niet ander kon, dan de politie op het festival af te sturen.
Lees de berichtgeving bij The Guardian (Spanish fan calls police over saxophone band who were just not jazzy enough), en El Pais (Un espectador denuncia a un músico de jazz por no tocar jazz, El oído de la Guardia Civil).
En dan zeggen dat er mensen zijn die beweren dat jazz saai is.