z’emmen em al, wey

Vanochtend voelde ik me iets te belabberd om te gaan lopen, dus heb ik gewoon een beetje zielig doorgewerkt. Toen ik van de wekelijkse persconferentie terugkwam –te voet, want mijn abonnement was net verstreken en ik had verzuimd het geld naar De Lijn over te schrijven, al verkeerde ik in de veronderstelling dat ik zulks wel had gedaan, waardoor ik dat gegeven eerst via online banking wou nakijken alvorens aan de Zuid een nieuw abonnement aan te schaffen en zo mogelijks twee keer voor hetzelfde te betalen; te voet dus– en de helft van mijn tekst voor Het Project had afgewerkt, kon ik het niet langer aan. Zelfs de endorfines die ik na de lunch via een ruime portie chocolade had pogen op te wekken, troffen geen doel. Al bezorgden ze wél de nodige energie om er –ondanks de tegenwerkende slijmen (nog nooit zo veel gespekeld en gespuwd tijdens een training)– toch redelijk stevig tegenaan te gaan. Wat twee mannen, die in de file op de Jan Palfijnbrug stonden aan te schuiven, ertoe noopte het raampje van hun bestelwagen open te draaien en in onmiskenbaar Westvlaams de kwinkslag uit de titel met grote vriendelijke grijns mijn richting uit te sturen. Origineel was het misschien niet geheel (ik herinner mij dat die uitspraak populair was toen ik Henri’s leeftijd had), maar wel (nog steeds) grappig. Lopen is leutig.

ziekskes

Beurgh. Verkouden. Meer snot dan hersenen. Maar. Maar! Waar ik vroeger dan zieltogend in mijn bed kroop, ben ik vandaag gewoon 30 km gaan fietsen. Met felle tegenwind op de terugweg (amai, nogal). Nadat ik vanochtend met Henri op controle ben gegaan (het is al flink verbeterd), nadien bloem heb ingeslaan (10 kg tarwe, 5 kg grootmoeder, 5 kg bourgondisch volkoren, 1kg dolmen, een pak rozijnen en een pak rietsuiker), en Henri naar school heb gebracht. En straks naar Vooruit voor de electronische jazz van Humcrush & Sidsel Endresen. Bring it on (en breng een pakske zakdoeken mee).

met doel voor ogen

U gaat het niet geloven, maar ik heb eigenlijk nog nooit een doel gehad in het leven. Momenten bieden zich gewoon aan, en veelal grijp ik ze vast –of ik laat ze gaan, al blijk dát altijd weer net iets moeilijker. Maar ziet, ik heb bij deze –en dus vermoedelijk voor de eerste keer– een (lange termijn) doel voor ogen. Niks bijzonders, en al zeker niet iets waar mijn moeder meteen op zal zitten wachten, maar niettemin: het is een doel.

Anderhalf jaar geleden ben ik beginnen lopen. Ondertussen loop ik bijna elke dag, en leg ik elke week één keer een afstand van 21 km af. Die afstand is niet exact, ik heb zo’n Suunto footpod die mij op het einde van elke training weet te zeggen hoe ver ik heb gelopen. Gezien ik meestal hetzelfde parcours loop –hetzij de Blaarmeersen, hetzij de Watersportbaan rond– en de afstand telkens dezelfde duidt, vertrouw ik er toch een beetje op. De totale afstand van en naar huis voor die locaties is net iets meer dan vijf km (toch met de omweg die ik bewust maak) en ik denk dat die Suunto er wel niet zo heel ver zal naast zitten. Zo’n langere afstand ligt mij wel, en waar ik vroeger liever de Blaarmeersen (goed voor zo’n drie km per keer) rond tufte, verkies ik tegenwoordig om twee-drie keer de Watersportbaan (vijf km per keer) rond te gaan.

Liever een ietwat langere afstand dus. Al denk ik er ook sterk aan om binnenkort eens een wedstrijd te lopen, zoals de halve marathon Deinze-Aalter, hoewel ik me steeds had voorgenomen als eerste wedstrijd de 10 (komma vier) km van Gent af te leggen (maar zo lang kan ik niet meer wachten). Misschien doe ik volgend jaar nog mee aan een aantal van die grote evenementen, zoals de Antwerp Marathon of de 10 Miles (26 april 2009), de Stadsloop Gent, en –wie weet– misschien zelfs de Brussels Marathon. Enfin, er zijn 14 van die grote Running Tours. Keuze te over.

Edoch, ik wil meer. Veel meer. Afstandgewijs. Snelheid is daarbij ondergeschikt, want ik ben vooreerst van plan mijn uithoudingsvermogen sterk aan te scherpen. Vandaar ook die fiets, die –zo zegt men– een uitstekend trainingsmiddel is voor uw stamina. De halve marathonafstand is leuk, maar de hele marathon lonkt al met lange wimpers, en nog veel meer: de ultra.

De interesse voor zo’n ultra is begonnen tijdens ons verblijf in Seattle. Ik kocht er naast de Amerikaanse Runner’s World ook het Trail Runner magazine, dat voornamelijk ging over off-road running en het meteen ook had over ultratrails. Niet verwonderlijk, gezien Amerika over ettelijke National Parks beschikt, die zich daarvoor bij uitstek lenen. Ultra’s, dat zijn duurlopen over lange afstanden, in vergelijking waarmee een marathon de spreekwoordelijke walk in a park is. Ultra’s zijn vaak ultratrails, maar is eigenlijk de afkorting van ultramarathon, d.w.z. elke afstand langer dan de marathonafstand (42 km).

De bekendste ultra in Europa is waarschijnlijk de Ultra trail du Mont-Blanc, waarbij men 166 km moet afleggen in maximaal 46 uur. Mispak u niet, u krijgt er in totaal ongeveer 8-9 km hoogteverschil te verwerken (verdeeld over de verschillende pieken natuurlijk). Al is er ook de Sparthatlon, die de afstand van 246 km tussen Athene en Sparta in maximaal 36 uur. En kijk, daar hebt u meteen twee van mijn doelstellingen.

Ach, ik ben niet naïef, en ik besef dat ik nog een heel lange weg heb af te leggen (no pun intended), maar niettemin: dat is waar ik voor wil gaan. Er zijn overigens toelatingsvoorwaarden (lees: ultra-ervaring) om aan bovenvermelde ultra’s te mogen deelnemen. Dus we gaan het grondig en gefundeerd proberen aan te pakken. Ik ga beginnen met een bezoekje aan een sportarts, om te horen hoe ik daar best aan begin, en over welk tijdsbestek we spreken. Want hey, ik heb dan wel een doel, maar ik ben nog steeds niet gehaast.

fietsvitessen

Die fiets, zo dacht ik tijdens mijn eerste training reeds, die trekt in bijna niets meer op de fiets die ik vroeger mocht berijden. En dan heb ik het niet over het gewicht of het materiaal van het frame. Mijn trouwe Ludo (nu Granville) was vermoedelijk nog een echt stalen ros. Er zaten enkel achterversnellingen (vier of vijf of zes) op, die ik kon verleggen door zo’n hendeltje aan de zijkant van mijn frame naar boven of onder te bewegen. Daarbij mocht ge niet trappen, of toch niet te bruusk, want dat garandeerde een afgevallen ketting.

Tegenwoordig is de gemiddelde fiets als vanzelf uitgerust met zowel achter- als voorversnellingen, van tien tot meer dan dertig, die worden bediend via hendeltjes aan het stuur. Op de sportfiets zitten die hendeltjes in de remmen ingebouwd: klik met het kleine hendeltje naar binnen om een versnelling hoger te gaan; klik met de remhendel (!) naar binnen om een versnelling lager te gaan. Klik ver genoeg door, en men gaat meteen meerdere versnelling naar beneden, handig aan de stoplichten. En tegenwoordig experimenteert men reeds door electronica bestuurde versnellingswisselaars (nen derailleur heet zoiets in het jargon), zoals de Shimano Dura-ace Di2.

Maar welk een gemak. Er is veel veranderd sinds mijn Ludo.

een dagje kliniek

Het gaat allemaal goed, begin ik dit maar, voor u zich zorgen zou maken. Tessa zal het daar niet mee eens zijn, maar zij is dan ook dokter, en enige vorm van beroepseigen verontrustmaking is haar in deze materie niet vreemd. Zaterdag, de dag waarop Tessa vanuit Venetië terugkeerde, dropten de schoonouders mijn zoon –veel te laat natuurlijk– terug bij mij af. “Hij hoest nogal erg hé”, gaf mijn schoonmoeder ter afscheid nog mee. Het blijft relatief natuurlijk, maar toen ik even in de keuken stond af te wassen, en Henri zich onderwijl met zijn lego voor de haard had genesteld, kwam ik nieuwsgierig naar de woonkamer terug, op zoek naar het hondje –een basset, zo meende ik– dat zich bij ons had binnengewerkt. Ook na herhaaldelijk toedienen van hoestsiroop, bleef dat hondje al te regelmatig zijn opwachting maken.

Toen Tessa thuis kwam lag Henri al te slapen, en pas de volgende ochtend kwam, vergezeld van een lichte paniek, die professionele bezorgdheid opzetten. “We moeten daarmee naar spoed”, was de eerste reactie, die ik –geheel onbekend met de medische wetenschappen– in eerste instantie toch lichtjes overdreven vond. Tijdens de nacht was de hoest evenwel overgegaan in een gepiep, dat reeds licht hoorbaar was tijdens de ademhaling, maar oorverdovend de oorschelp penetreerde bij het beluisteren van de luchtbeweging aan de rug van de patiënt. De pediater van wacht werd gebeld, ventolin in huis gehaald –tiens, wierp ik op, weet ge dat die ventolin voor doping wordt gebruikt– en het puffen aangeleerd. De spoed werd alsnog uitgesteld, maar Henri bracht de nacht door in het Grote Bed™ waar hij zijn ouders niet alleen mijn zijn gewroetel uit hun slaap hield, maar tevens met zijn net niet in apneu overgaande gepiep, een ademhaling met evenveel gepruttel als van een slecht afgestelde diesel die niettemin weigert stil te vallen.

Vanochtend werd een collega gebeld, en nadat ik een dik uur de Gentse ring befietst had, ging het gezin UZ-waarts voor de onvermijdelijke controle. Van NO-meting naar longfunktie, van RX naar allergietest: 50-60% peakflow waarde en een onmiskenbaar astmatische grafiek waren onverbiddelijk. Henri hangt aan de aerosol, heeft een novolizer met cortisone, en moet voorlopig even inspanningen vermijden.

De trompet komt alsnog niet in gevaar. “Wij moeten er met de juiste medicatie voor kunnen zorgen dat hij alles gewoon normaal kan uitvoeren”, beantwoordde de arts bemoedigend mijn vraag. Voorlopig werd er met een ‘lichte’ medicatie gestart (met hoge dosis) –omdat hij geen voorgeschiedenis heeft– maar als het niet betert, moet de behandeling worden verzwaard met medrol. Zover is het nog lang niet, fluister ik mijzelf toe, met diezelfde medische onwetendheid als een paar dagen geleden.

open je ogen, het *isme is failliet

Had ik toch wel niet de pech om zopas de radio op te zetten zeker? En hoorde ik daar niet Caroline Gennez op het SP.A-congres in Brussel oreren?

Bij Open VLD, beste vrienden, hebben ze het nog altijd niet door. Want de laatste maanden hebben we inderdaad het failliet gezien van het casino-kapitalisme, net zoals we in 89 op het failliet van het communisme achter het ijzeren gordijn zijn gestoten. Wij hebben dat al lang ingezien, zij moeten hun ogen nog altijd doen opengaan.

(bron: VRT radionieuws)

Als ze het toch al lang inzien, waarom boert de partij dan zo slecht? 15 procent halen ze nog in de recente peilingen. Vijftien. En wat is hun taktiek? Even in eigen boezem kijken? Neuh, ‘beste vrienden’, laat ons de schuld weer maar eens op de anderen schuiven. Nog zo gemakkelijk.

Zegt Vandenbroucke: Caroline Gennez is een hele goeie kapitein. Ze volgt de goede lijn. Als je in een klein bootje zit, roei je het best allemaal in dezelfde richting […] (bron: deredactie.be)

Richting? Welke richting? De ‘laat ons de anderen afbreken en vooral zelf niets doen’-richting? Dan zijn ze inderdaad goed bezig. Godverdomme zeg. Recht uw rug, en doe eens iets i.p.v. vanuit uw intellectuele salons aan navelstaarderij te doen. Kom van u zeepkist. Onderneem. Ageer. Stap op straat. Bouw op. Motiveer.

(Voor wie de asterisk uit de titel gemist heeft: bovenstaande tirade is helaas van toepassing op zowat alle *ismen uit de Belgische politiek.)

FF2008: dag 12 (17/10)

De teller is op 26 blijven staan, dit jaar. Ik loop voornamelijk de persvisies af –ik ben hooguit naar een twee-drietal avondvoorstellingen geweest– en in de weekends doe ik het helemaal rustig aan.

De laatste die ik heb gezien is Hunger, van Steve McQueen. Oh neen, mooipraterij over het IRA, dacht ik initieel, maar daarmee sloeg ik de bal helemaal mis. Natuurlijk, de film vertelt over het oorspronkelijk passieve streven om erkenning als politieke gevangenen en niet als misdadigers (waarbij de blanket protest uitmondde in de dirty protest); en over de hongerdood van Bobby Sands. Net als McQueen was ik ongeveer 11 jaar op het moment van de feiten, en Sands’ hongerstaking en dood behoort tot de zaken die tijdens mijn opgroeien een zekere indruk hebben achtergelaten.

Maar deze film vertelt een heel neutraal verhaal, en wint daardoor verschrikkelijk veel aan kracht. Voeg daar de schitterende fotografie aan toe, die de verschrikkingen bijna tastbaar maken, en u wordt in het verhaal binnengezogen. Er zitten heel veel details in, van openklopte handen, tot urine die terug in de cellen wordt geduwd, tot de ligwonden van de hongerstakende Sands. Acteur Michael Fassbender onderging een crash diet (zoas Christian Bale voor de rol van Trevor Reznik in The Machinist) om de uitgemergelde Sands te kunnen spelen. Het is een heel zintuiglijke film geworden, en u bekijkt hem beter met een sterke of een lege maag.

(Bedankt aan iedereen die hem getipt heeft!)