(non info)

Om 6u40 maakt de juffrouw die naast me ligt mij wakker. “Moest gij niet om vijf voor zeven een trein halen?”, vraagt ze, amper zelf bij haar positieven.

“Mijn wekker is nog niet afgelopen,” mompel ik, “laat mij nog wat slapen.”

Ze geeft niet op. “Om hoe laat loopt uw wekker dan niet af? Hebt ge minder dan een kwartier nodig om u klaar te maken en aan het station te staan misschien?”

(Waarom moeten vrouwen altijd gelijk hebben?)

Enfin. Gelukkig had ik onlangs van Michel nog gehoord dat er op de 7u30 voldoende plaats is. En over de duivel gesproken, wie kwam ik tegen op het perron denkt ge?

dit is geen challe

cakeHet hoeft niet altijd hetzelfde brood te zijn. Hoewel mijn standaard recept voor brood heel eenvoudig is, en heel weinig tijd vergt om te maken en voor te bereiden, steekt het op den duur een beetje tegen. Al zal mijn madam dat ontkennen, gezien ze gisteren nog maar verteld heeft hoezeer ze in de wolken was over mij meest recente broodbaksel (en neen, u vindt haar uitspraak nergens op het internet terug).

Deze keer ging ik voor de challe.

Ingrediënten: 700g bloem met daarin wat zout; 220ml lauw water met daarin 25g gist; drie losgeklopte eieren. Ongeveer toch, want ik had nog slechts één ei over (na het cake-avontuur dit weekend).

Alles goed gemengd, tien minuten kneden, drie kwartier laten rijzen, neerslaan, opnieuw drie kwartier laten rijzen. Dan word je verondersteld vier stukken deeg tot lange draden uit te rollen, en die tot de challe te vlechten. Daar had ik evenwel geen zin in, en gezien ik toch al te weinig eieren had gebruikt om een ‘echte’ challe te kunnen maken, heb ik het gewoon opnieuw neergeslaan, en nog een laatste keer (drie kwartier) laten rijzen (dat was ook een noodzakelijk stap voor de gevlochten versie). Op de bakplaat deze keer, want anders zakt het deeg terug in bij het verplaatsen.

Zet dat 10 minuten op 220°C (voorverwarmd) in de oven, en daarna nog 30 minuten op 190°C.

cake

Klaar. Smakelijk.

Tally

Tally komt ons helpen op het werk voor het nakende congres. Niet dat ze hier, in onze kantoren komt werken maar het bedrijf dat haar in dienst heeft zal ervoor zorgen dat de registratieprocedures zowel voor ons als voor onze leden zou eenvoudig mogelijk zal verlopen. Eigenlijk hebben we al zo’n –zelfgemaakt– systeem, maar wat zij voorstelde, leek daar niet alleen zonder enige moeite in te passen, maar meteen ook komaf te maken met de vele problemen die zich ondertussen reeds hadden voorgedaan.

Toen ik haar de eerste keer aan de telefoon hoorde, had ik haar naam begrepen als Sally, maar toen ze zichzelf daarnet introduceerde, bemerkte ik mijn vergissing. “Tally is Hebreeuws”, legde ze uit, en in duidelijk Brussels accent voegde ze er blozend aan toe dat haar naam hemelse dauw betekent.

Ze woont twee straten verder, in het appartementsblok waar ook onze Grote Baas huist. Met zicht op straat (boeiend!) en de binnenkant van het plein omringd door de (lage) appartementsgebouwen. Iedereen heeft er een terras, maar bij haar is het meer een balkon waar met wat goede wil nog net twee stoelen op passen. Dat was minder duur, want hoewel ze Key Account Executive is, betekende dat helemaal niet dat het geld reeds bij bakken op haar rekening kwam.

Twee maanden geleden had ze overigens een huis gekocht. Een werkmanswoning ergens in het verre Vilvoorde, die er nu nog als een ruïne uitzag, maar waar ze elk vrij moment in doorbracht. Ze restaureerde het zonder veel hulp, al probeerde haar vader ondanks zijn rugprobleem regelmatig een handje toe te steken. Ze vond het niet erg. “Het is iets wat ik zelf wil doen,” benadrukte ze, “het lijkt me fantastisch te kunnen zeggen dat je je eigen huis hebt gebouwd.”

Toen het topic op fotografie kwam –we wachtten op een collega die voor een prangend probleem was weggeroepen– werd ze dolenthousiast. “Ik heb lang gedacht om een donkere kamer te installeren,” zei ze, “maar ik werk voornamelijk digitaal.” Ze deed vooral landschapsfotografie in de Brusselse regio, en binnenkort stelde ze haar foto’s tentoon. “De eerste keer,” bloosde ze opnieuw, “en ik ben verschrikkelijk nerveus.”

Het werd snel weer formeel toen mijn collega opnieuw binnenkwam, en de business cards werden rondgedeeld. Ze had voor mij haastig haar GSMnr op de achterkant van haar kaartje gekrabbeld en er in grote letters “FOTO!” bijgeschreven. Daarmee moest ik het doen, want gedurende de rest van de vergadering keek ze me niet meer aan, en ook achteraf wandelde ze haastig met mijn collega mee naar de lift. “Ik heb binnen een halfuurtje een andere afspraak,” legde ze hem uit, “en ik moet nog half Brussel door.”

excuus

’t Is eigenlijk begonnen met Joke en de voorzitter, die mij naar Lanegan en Campbell wilden sturen (ik heb dat al vermeld, geloof ik). En zo ben ik dan eerst bij Damien Rice terecht gekomen (9), met de schitterende openingssong 9 crimes, een duet met Lisa Hannigan.

Leave me out with the waste
This is not what I do
It’s the wrong kind of place
To be thinking of you
It’s the wrong time
For somebody new
It’s a small crime
And I’ve got no excuse

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=tEGT_5IkrgE]

Vandaar ging het naar rechtstreeks naar (het concert van) Lanegan en Campbell, en daardoor kreeg ik toch weer serieus de smaak te pakken om ook meer aan niet-jazz concertfotografie te doen. De uitdaging is overigens heel verschillend. En ondertussen heb ik Bloc Party in huis (kopen! *verschrikkelijk* goed —dankuwel voor de tip), en The Kooks, en zat ik vrijdag foto’s te maken van Absynthe Minded, en kijk ik nu al reikhalzend uit naar het volgende concert.

(Of zo. Ik denk dat gewoon een excuus zocht om bovenstaande video te posten. Hannigan heeft echt wel een goede stem. Jammer dat het concert in Brussel uitverkocht is. Nu ja, als ik geen foto’s kan/mag maken…)

saai!

Niet zo leuk, dit boek. Het is zelfs zo saai dat je het niet helemaal uit zou lezen.

Aan het woord is mijn fluks herstellende zoon, die net –onder zachte dwang van zijn moeder— een kinder-/jeugdboek heeft uitgelezen in het kader van de jeugdboekenweek.

Al even kieskeurig als zijn vader. (Maar hij heeft het tóch uitgelezen.)

cake

Les classiques de Camille is een zeer interessant kookboek. Ik heb het gekocht in de de tijd dat ik niet bepaald impartial was t.o.v. kookboeken die via het internet werden aangeprezen, en ik ben daar eigenlijk nog niet echt bedrogen uitgekomen. Mes Confitures, van Christine Ferber is nog zo’n boekje.

Maar goed, Camille. We hebben eieren bij de vleet, de familie had goesting in cake, dus zocht ik even in Camilles recepten. Niet meteen een traditionele cake (300g bloem, 300g suiker, 300g boter, 3 eieren), maar er werd subtieler omgesprongen met de ingrediënten. Een detail, dat ik vanzelfsprekend schaamteloos naast mij heb neergelegd.

220g bloem. Lap, het begint al goed. Ik had nog 150g gewone witte bloem, en dan heb ik de rest aangevuld met ergens tussen de 50 en de 70g (ongezuiverde) tarwebloem.

200g suiker. Volgend probleem: ik had geen kristalsuiker, dus heb ik maar rietsuiker genomen. “Maar ’t is toch witte”, probeerde de madam nog. “Gelijk waspoeder”, antwoordde ik ad rem (miljaar, soms kan ik zeer gevat uit de hoek komen).

175g boter. Euh. Ik had nog een klontje van wat, 80-90g, en dan nog wat (30-40g?) in een boterschaaltje zitten. Maar kijk, minder boter = minder vet, redeneerde ik.

2 eieren. Du-uh. Had ik al gezegd dat ik eieren op overschot had? Met minder dan drie eieren maakt men geen cake. Drie stuks dus. En dan moest ik mij inhouden om er geen vierde bij te zwieren.

Een pakje chemische gist. Vervangen door wat brokjes verse gist.

cake

En dat was nog maar het begin. De rest van het recept vroeg om droge en geconfijte vruchten allerhand, die in rum dienden te worden geweekt, wat ik dan maar heb vervangen door een pootje rozijnen, vier gedroogde abrikozen (in stukken gesneden) en drie gedroogde pruimen (ook in stukken gesneden). Overgoten met een lepel grappa.

Goed. Ik heb evenveel potten als ingrediënten gebruikt –en waarschijnlijk nog meer. In volgorde: smelt de boter in microgolf (hou het in de gaten: de boter moet niet vloeibaar, maar handelbaar zijn), en voeg het bij de suiker. Goed mengen.

Scheid de eieren. Klop de dooiers op, en voeg ze bij het eerste mengsel. Voeg daarbij de bloem. Klop de eiwitten op. Ik heb ze goed stevig opgeklopt, met een siliconen garde. Ik kan dat aan iedereen aanraden, zo’n garde: de eiwitten waren in minder dan geen tijd stevig geklopt, veel sneller dan met een traditionele metalen garde.

Voeg de eiwitten bij het mengsel, en vouw het er voorzichtig onder. De sleutel tot de luchtigheid van uw cake zit daar, dames en heren!

En tot slot nog het grappa-gedroogde-vruchtenmengsel. Voorzichtig alstublieft.

Verwarm de over voor op 160°C, en bak uw cake in 1u15 min. Jawel, ik schrok ook van die tijdsduur. Maar dat ging perfect. (Toch maar eens checken met een breinaald of satéstick na pakweg 45 minuten.) Gebruik geen te grote cakevorm.

cake

Smakelijk. (Afkoelen was er niet bij.)

koken is simpel

Allez, ik ben met twee zaken tegelijk bezig. Enerzijds is er het persoonlijk project rond het triumviraat waarvan ik eerder heb gesproken, en waarvan ik, in het kader van Gent Geniet Gezond en iets bij Het Project Minestrone klaarmaak (dat laatste is de ‘anderzijds’, voor de taalpuristen).

Kip dus, want Minestrone wordt blijkbaar gemaakt met kipbouillon of kalfsbouillon (aka witte fond). Gisteren kreeg ik een kip in mijn handen, dood en gepluimd en wel, met een beetje afval bij (nek, maag, lever). Een beetje is niet genoeg, en aan de kip zelf zit te veel lekkers om zomaar als bouillonbasis te gebruiken.

U neemt dus een mes. Een scherp mes. En de kip.

Verwijder het vel. Dat gaat met uw handen. Zonder problemen, zonder kiezigheid. Let wel, het gaat hier voornamelijk over het vel dat strak over de borst is gespannen. Het vel aan de billen mag eraan blijven. Bewaar dat vel, leg het bij de rest van het ‘afval’.

Snij vervolgens de billen eraf met een vleesschaar, of maak een inkeping met een mes rond de plaats waar de bil met de romp vast zit, en ruk de bil eraf. Een beetje gelijk u een schouder uit de kom zou rukken, of, indien u daar geen ervaring mee hebt, trekt u gewoon hard genoeg terwijl u een klein beetje draait. (Weet u meteen hoe u een schouder uit de kom kan rukken. Handig.)

Neem nu het scherpe mes ter hand, en snij de borst uit de ribbenkast. Dat gaat heel gemakkelijk: iets opzij van het midden begint u te snijden, en uw mes glijdt gewoon mee weg van het karkas, waardoor u al het borstvlees meehebt. Makkelijk zat, toch?

In mijn geval heb ik de twee borsthelften en de twee billen in een marinade gelegd (ajuin, tijm, prei, laurierblad, rijkelijk overgoten met wijn), en bewaard voor de volgende dag. Het karkas (+ ‘afval’) ging in een kookpot met vier liter water, een ajuin, prei, selder, tijm, en vier wortels. Aan de kook brengen, drie uur laten pruttelen (onderwijl een beetje afschuimen), en hopsa, drie liter kippenbouillon.

De marinade werd tegen de middag uit de ijskast gehaald. Wijn en groenten werden verwijderd (ik hergebruik dat *nooit*), een grote pan op het vuur, de billen en twee borsthelften dichtschroeien, uit de pan halen, en dan knoflook en uit toevoegen. Achtereenvolgens (aan de snelheid waaraan u het in stukken kan snijden) erbij doen: wortelschijfjes, aardappelblokjes (nieuwe aardappelen, ongepeld), vier stengels beelkselderij (die ik overhad van de ingrediënten voor de bouillon), tomaat, tijm, laurier, peper, zout. Even laten pruttelen, de kip opnieuw bijleggen, rijkelijk overgieten met wijn, tot kookpunt brengen zodat de alcohol verdampt, en op een laag vuur nog een halfuur (of zo) laten staan.

Klaar. Smakelijk!

(Serieus, koken is niet meer dan dingen tesamen gooien in een pan. En gebruiken en hergebruiken. Niets om bang van te zijn.)